384
MAANDAG
5 JULI 1920.
hoog vond. Daarom wordt nu deze pas geopende weg ingeslagen.
De vereeniging beoogt daarmede niets anders trouwens de
voorwaarden, die het Rijk stelt, zouden ook een anderen weg
volkomen uitsluiten dan woningen te bouwen, waarvan
slechts een zoo groot gedeelte van de kosten door de huren
gedekt moet worden als met het oog op de draagkracht der
betrokken personen op dit oogenblik mogelijk is. Het Rijk
zal heusch wel zorgen, dat in dezen ver genoeg wordt gegaan,
dat er niet een verkapt subsidie voor de menschen zal inzitten,
doordat zij onnatuurlijk lage huren zouden betalen.
In een anderen passus van den brief, dien ik zoo straks
reeds aanhaalde en dit ter weerlegging van wat de heer
de Lange zegt inzake het «cadeau" dat wij zouden geven
wordt uitdrukkelijk gezegd, dat Burgemeester en Wethouders
medezeggenschap moeten hebben inzake de bepaling der
huren.
Dit bewijst voldoende, dat het verschil tusschen dezen
vorm van subsidieverleening en de subsidieverlening ten
behoeve van den bouw van arbeiderswoningen practisch
veel geringer is dan het lijkt. Het moge oppervlakkig schijnen,
dat wij hier een cadeau doen, geld geven a fonds perdu,
terwijl in andere gevallen slechts een bijdrage gegeven is,
met het oog op de mogelijkheid van naasting in beide ge
vallen en op het feit dat de menschen in beide gevallen
een redelijk te achten huur moeten verwonen, is er prak
tisch slechts gering verschil. De bijdrage voor de arbeiders
woningen moge slechts voor 3 jaar zijn toegezegd, practisch
weten wij allen, dat ook die crisisbijdrage over 3 jaren niet
verdwenen zal zijn.
Daarvan weet men niets, zegt de heer de Lange. Dat kunnen
wij vrijwel op onze vingers natellen; over 3 jaar zal de crisis
bijdrage niet verdwenen zijn. Die woningen kunnen, gegeven
de daaraan bestede kosten, dan niet verhuurd worden tegen
een prijs, welke die kosten voldoende dekt. En wanneer een
bepaling wordt gemaakt, zooals ik voorlas, dat een medezeggen
schap in het bepalen der huren ook in de toekomst door de
gemeente moet voorbehouden worden, dan is buitengesloten
dat deze woningen over 5, 10, 20 jaar verhuurd worden tegen
een lageren huur dan voor die soort woningen redelijkerwijs
kan bedongen worden.
Waar tegenwoordig door den Minister op dezelfde wijze
wordt opgetreden tegenover de arbeiderswoningencomplexen,
waar ook daar zeer ingrijpende medezeggenschap in het
opvoeren van de huren verlangd wordt, daar maakt het in
werkelijkheid niet heel veel verschil. Alleen, de eene weg is
nu eenmaal voor een vereeniging als deze uitgesloten; alleen
deze staat voor haar open en daarom is practisch het inslaan
van dien weg de eenige kans voor een dergelijke vereeniging
om aan hare woningen te komen.
De heer de Lange heeft een vergelijking gemaakt tusschen
de kosten, welke wij zouden betalen in dezen middenstands-
woningbouw en wat wij geven ten behoeve van den arbeiders
woningbouw. Die vergelijking is onjuist. Hij noemt een bedrag
uit de Memorie van Antwoord op de gemeentebegrooting, in
November 1919 verschenen, en zegt: toen was het f 20000;
het kan dan nu f 22000 of f 23000 zijn. Maar den heer de
Lange schijnt dan te zijn ontgaan, dat hier sedert talrijke
besluiten genomen zijn betreffende subsidieering van den
bouw van arbeiderswoningen.
De heer de Lange vraagt: noem die eens op. Met alle
genoegen. Na dien tijd is gekomen het derde plan van «De
Eendracht"; het plan van «De Goede Woning", het tweede
plan van «Eensgezindheid", het derde plan van «Eensge
zindheid". Al die plannen zijn sedert bij den Raad geweest.
Hoeveel subsidie sedert November 1919 voor dit doel door
den Raad verleend is, kan ik op het oogenblik niet zeggen,
maar het toen genoemd bedrag van f 20.000.is sedert be
langrijk verhoogd, en het gaat niet aan om, zooals de heer
de Lange doet, den indruk te vestigen, dat voor dit doel
totnogtoe slechts f 20.000.toegestaan is door den Raad.
De Raad zal toch ook wel eenig besef hebben van de bedragen,
die daarmede gemoeid zijn. De Raad moet het zelf weten,
wanneer hij dat op uw gezag wil aannemen. Dat is echter
niet f 21.000.maar dat loopt zonder eenige kwestie ver
over de f 50.000.Ik heb genoemd de plannen, die in den
Gemeenteraad zijn geweest, nog niet eens bijvoorbeeld de
aanvrage van «Tuinstadwijk", waaromtrent wij wel een voor-
loopige beslissing hebben genomen, doch nog niet het defini
tieve plan hier behandeld hebben.
Dat wij te weinig zouden hebben gedaan voor arbeiders
woningbouw met bijdrage van de gemeente, kan ik dus niet
toegeven. Ik erken, dat voor den bouw van arbeiderswoningen
nog veel kan worden gedaan, maar ik meen, dat wij ook
weieens iets mogen doen ter voorziening in de zeer nijpende
behoefte aan woningen als waarover het hier gaat. Aan
woningen voor menschen als ambtenaren, onderwijzers enz.,
die tot de leden van deze vereeniging behooren, is enorm
groote behoefte en ik geloof, dat de Raad niet verstandig zou
doen door den weg af te snjjden om tot de voorziening in
die behoefte te komen. Als wij zien, dat die steun aan de
gemeente f 92.500.zal kosten, dan kan men wel zeggen,
dat dit een heel bedrag is, en dan geef ik dat toe, maar ik
zou weieens willen weten hoe wij op een voor de gemeente
goedkoopere manier aan 61 middenstandswoningen zullen
kunnen komen dan volgens het plan, dat vóór ons ligt.
Indien wij dezen weg afsnijden, welke het mogelijk maakt
om met belangrijke Rijkshulp 61 middenstandswoningen te
krijgen, dan zouden wij, dunkt mij, niet alleen onverstandig
handelen, maar ook tegenover een belangrijke categorie van
personen een onrechtvaardige daad doen.
Ik heb hiermede het voorstel van Burgemeester en WeL-
houders verdedigd en tevens ontraden de behandeling uit te
stellen. Uit hetgeen ik heb betoogd is gebleken, dat nog een
vrij lange weg moet worden afgelegd alvorens de vereeniging
kan gaan bouweneerst moet de zaak naar den Minister en
wij weten, dat de behandeling aan het Departement niet snel
gaat; komt zij terug, dan moeten de cijfers definitief wórden
vastgesteld, terwijl daarna de Commissie van Fabricage, de
Commissie van Financiën en de Gezondheidscommissie moeten
worden gehoord; is dat geschied, dan komt de zaak tenslotte
in den Raad en eerst dan is men zoover, dat er van den
bouw iets kan komen. Indien wij ons op dit oogenblik niet
competent verklaren om zuiver over het principe een uitspraak
te doen, dan zie ik met veel mismoedigheid dit plan van deze
vereeniging aan, omdat wij dan niet veel verder zullen kunnen
komen. Ik geloof niet, dat uitstel van behandeling zal kunnen
leiden tot het geven van meer licht aan den Gemeenteraad
dan gegeven wordt door het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders, dat ik mondeling nog heb trachten aan te
vullen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik moet beginnen met captie
te maken op de veronderstelling van den heer van der Pot,
dat natuurlijk alle Raadsleden wel den inhoud van het
Koninklijk Besluit van 6 November 1919 gekend hebben.
De heer van der Pot. Wie dien wilde kennen, kon dien
kennen.
De heer de Lange. Dat is een al te optimistische onder
stelling. Ik had verwacht, dat Burgemeester en Wethouders
gezorgd zouden hebben, dat dat Koninklijk Besluit bij de
stukken lag.
De heer van der Pot. Wie het wilde weten, had het
kunnen vragen.
De heer de Lange. Wij mogen dankbaar zijn, dat dit
voorstel verleden week Maandag niet in behandeling is ge
komen, omdat wij toen geen van allen zouden hebben geweten
waarom het ging, ik althans niet. Ik had dat Koninklijk Be
sluit niet gelezen misschien kan de heer van der Pot dat
wel begrijpen en ik heb geen lust de secretarie-ambtenaren
zoo dikwijls lastig te vallen. Ik was in het bezit van een
Woningwet, maar het behoeft de heeren niet te verwonderen,
als ik zeg, dat het een verouderde editie was, omdat tegen
woordig elk oogenblik de voorschriften gewijzigd worden. Ik
ben dan ook begonnen een nieuw exemplaar van de Woning
wet aan te schaffen, waarin ik het Koninklijk besluit van
6 November 1919 vond. Bij navraag aan de Raadsleden om
te zien of ik misschien een eenling was, die niet in het bezit
van dat Koninklijk Besluit was, zou vermoedelijk het tegendeel
wel blijken.
Burgemeester en Wethouders reppen ditmaal met geen
woord ofschoon zij anders in den regel zoo verstandig zijn
ook eens naar andere gemeenten te kijken van regelingen
in andere gemeenten. Het benieuwde mij hoe in andere ge
meenten dergelijke zaken werden behandeld en daarom heb
ik met veel moeite de bezwaren zijn in dat opzicht voor
Raadsleden veel grooter dan voor Burgemeester en Wet
houders gezorgd, dat ik de desbetreffende Raadsbesluiten
uit andere gemeenten kreeg. Burgemeester en Wethouders
lieten ons .daaromtrent in het onzekere; zij hebben het den
Raadsleden niet gemakkelijk gemaakt om een oordeel te
vormen, heelemaal niet.
De heer van der Pot zegt: de korte zin van de lange rede
is deze, help ons aan een middel dat voor de gemeentekas
goedkooper is. Wel, daaraan heb ik de gemeente geholpen.
Men doe zooals Rotterdam en Utrecht en geve een lagere
bijdrage.
De heer van der Pot heeft mij buitengewoon slecht ver
staan; dat spijt mij; ik heb toch duidelijk gezegd: Rotterdam
heeft twee subsidie-voorwaardeneen voor bouwvereenigingen,
die gesteund worden met 30 procent van den bouwprijs per
woning, en daarnaast voor particulieren, en die steunt de
gemeente met een bijdrage van f 1000.a ƒ2000.dat is
een schenking a fonds perdu. Die 30 procent worden gegeven
onder bezwarende voorwaarden.