382
MAANDAG
5 JULI 1920.
De heer van der Pot. Daarna zijn heel wat voorschotten
verstrekt.
De heer de Lange. In November 1919 hebben Burgemeester
en Wethouders aan den Raad medegedeeld, dat de jaarlijksche
bijdragen voor den bouw van arbeiderswoningen bedroegen
f 21.000.—.
De heer van der Pot. Wij zijn nu in Juli 1920.
De heer de Lange. Als alle woningen, die in aanbouw
waren, en die, waarvoor een bijdrage toegezegd was, klaar
zouden zijn, zouden de bijdragen van de gemeente per jaar
bedragen f 21.000.Dat is een officieele mededeeling van
Burgemeester en Wethouders van November 1919, welke ik
natuurlijk aanvaard. Zijn na dien tijd nog aanvragen toege
staan. dan komen die bijdragen er bij de heer van der Pot
kan die er bij tellen en wordt het misschien f 22.000.
of f 23.000.—.
Wij moeten de gemeentemiddelen, welke wij hebben, in de
eerste plaats blijven aanwenden voor den bouw van arbeiders
woningen. De middelen, welke daarvoor noodig zijn ik
herinner mij het debat van heden over het voorstel tot bosch-
aanleg van den heer Knuttel zullen door de gemeentenaren
met heel veel moeite worden opgebracht. Die subsidiërt moeten
uit de gewone middelen worden gekweten en ik blijf er bij,
dat het onverantwoordelijk zou zijn om voor deze middenstands-
woningen zooveel te offeren, waar wij op dit oogenblik voor
een arbeiderswoning uit de gemeentekas verstrekken een
bijdrage, welke de kapitaalswaarde 3000.niet te boven
gaat, terwijl wij die niet geven a fonds perdu, maar slechts
verstrekt hebben voor een tijdvak van drie jaar, zoodat men
na afloop van dien tijd die bijdrage kan intrekken en dan
kapitaal en rente terugkrijgt, want wij storten niet het kapitaal.
Wij geven in die 3 jaar alleen de vruchten van dat kapitaal
prijs. Dat is een heel verschil. Hier wordt voorgesteld het
kapitaal a fonds perdu te offeren. Bij de arbeiderswoningen
wordt een voorschot gegeven, voor de terugbetaling waarvan
Rijk en gemeente tijdelijk zich verbonden hebben een bijdrage
te schenken, welke zij kunnen terugtrekken, en als zij die terug
trekken, moet rentebetaling en aflossing weder geheel komen
uit de huur van die. woningen.
Aangezien nu andere gemeenten, welke lang niet zoover
gaan als Burgemeester en Wethouders willen gaan ten aanzien
van de bevordering van den bouw van middenstandswoniugen,
het offer dat zij uit de gemeentekas brengen cadeau willen
doen aan die vereenigingen, hebben zij maatregelen in het
leven geroepen om die vereenigingen te nopen om in zekere
omstandigheden dat geld in.de gemeentekas te doen terug
vloeien. Het geld wordt dus niet gestort a fonds perdu; het
wordt door Rijk en gemeente gestort onder voorwaarde van
mogelijkheid van naasting, zoodat eventueele voordeelen niet
vloeien in de zakken van particulieren, maar in den zak van
de gemeenschap.
Utrecht heeft besloten om een bijdrage te verloenen voor
den bouw van woningen, als nu hier gebouwd zullen worden,
van ./3300per Woning. Dit is dus iets meer dan de
helft van het bedrag, dat Burgemeester en Wethouders voor
stellen te geven. En te Utrecht geeft men die bijdrage onder
de bepaling, dat dat geld tenslotte niet als winst verdwijnt
in den zak van den ondernemer doch dat het, als het kan,
weder in de gemeentekas terugkomt.
Rotterdam beperkt zich tot een bijdrage van 30 pCt. van
de kosten, terwijl Burgemeester en Wethouders ons willen
nopen om een offer van 50 pCt. der kosten te brengen. Rotterdam
geeft, dus van hetgeen Burgemeester en Wethouders van
Leiden willen geven en dat, terwijl Rotterdam heeft een
sociaal-democratischen Wethouder voor de Volkshuisvesting.
Met zulke voorbeelden voor oogen, en gelet op den naar
mijn oordeel berooiden toestand van onze gemeentefinanciën,
herhaal ik niet te kunnen verklaren, dat Burgemeester en
Wethouders met zulk een voorstel komen om dezen woning
bouw zoo buitengewoon te subsidieeren.
De voorgestelde bijdrage is mij te hoog. Verder twijfel ik
er niet aan of, als wij beginnen aan de subsidieering van den
bouw van middenstandswoningen, zullen spoedig de aanvragen
toestroomen, en dat in sterkere mate naarmate wij onze
bijdrage grooter maken. Hoe grooter onze bijdrage wordt, hoe
begeerlijker het voor anderen wordt om te bouwen. Ik zou
ook wel in de verzoeking kunnen komen om voor mij een
woning te bouwen voor de helft op kosten van de publieke
kassen. Ik weet niet, wat Burgemeester en Wethouders er
van zouden zeggen als ik hun vroeg eens een daartoe strekkend
voorstel te doen. Ik zou niet weten, op welken grond Burge
meester en Wethouders dan zouden kunnen zeggen, dat ik
daarvoor niet in aanmerking kom.
Dan is er nog een andere factor. Rotterdam heeft, ook
alweder onder leiding van den sociaal-democratischen Wet
houder twee dingen gedaan. Rotterdam heeft gezegd: wij
willen den bouw van middenstandswoningen door bouwver-
eenigingen bevorderen en die willen wij steunen met 30%,
maar wij willen ook het particulier initiatief prikkelen. Rotter
dam is er van overtuigd, dat het met den woningbouw glad
verkeerd gaat en hoe meer Rijk en gemeenten in den zak
tasten en blijven tasten, hoe langer het zal duren eer de
toestand weer normaal wordt. De toestand wordt niet meer
normaal, voordat de woningbouw weer in handen van parti
culieren is. Dat heeft het gemeentebestuur van Rotterdam
begrepen en daarom heeft het gezegdwij zullen den woning
bouw van bouwvereenigingen steunen met 30 onder strenge
voorwaarden, maar den woningbouw door particulieren zullen
wij ook steunen, al is het dan met een minder bedrag. De
particuliere bouwer krijgt, als hij een, ten genoege van het
gemeentebestuur zijnde woning zet, een premie van f 1000.
a ƒ2000.a fonds perdu. Dat is een beduidend kleinere
steun dan die 30 maar men wakkert het particulier
initiatief toch weer aan. Ik zou dan ook willen aanbevelen
om, als wij er toe moeten overgaan den middenstandswoning-
bouw te steunen, ons niet te beperken tot de woningbouw-
vereenigingen, maar ook eens het oog te laten vallen op het
Rotterdamsche voorbeeld en het particulier initiatief te prik kelen
om tot woningbouw over te. gaan.
Naar mijn meening is deze zaak vanavond niet rijp voor
beslissing en daarom veroorloof ik mij het volgend voorstel
in te dienen
»De Gemeenteraad,
van oordeel, dat voor steunverleening bij den bouw van
middenstandswoningen allereerst behoefte bestaat aan de vast
stelling van algemeene regelen, krachtens welke de gemeente
haar medewerking zal kunnen verleenen,
besluit Burgemeester en Wethouders uit te noodigen zulke
algemeene regelen te ontwerpen en den Raad ter vaststelling
aan te bieden en inmiddels de beslissing over het voorstel
tot steunverleening aan de bouwvereeniging »Rustig Wonen"
aan te houden."
De motie van den heer de Lange wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging
en stemming uit.
De Voorzitter. Het woord is aan den heer Knuttel.
De heer Knuttel. M. d. V. Nu een motie is voorgesteld, acht
ik het niet wenschelijk de behandeling van het voorstel voort
te zetten. Over de motie wensch ik niet het woord, wel over
het voorstel, als de behandeling daarvan wordt voortgezet.
De heer Sijtsma. M. d. V. De rede van den heer de Lange
heeft op mij wel indruk gemaakt. Ik heb die cijfers ook
gezien en ook gedachtdat wordt een geweldig bedrag, dat
wij voor deze nog al respectabele middenstandswoningen
geven, is dat wel noodig? Ik heb uit het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders niet de overtuiging kunnen
putten, dat het niet op een andere en voordeeliger wijze kan
w;aar men het in andere gemeenten anders doet, zou ik ook
op meerdere inlichtingen zeer gesteld zijn. Die meerdere
inlichtingen kunnen wij krijgen, als wij de motie aannemen.
Burgemeester en Wethouders kunnen ons dan misschien op
andere en betere gronden voorlichten. Nu kan wel eerst de
heer vau der Pot het woord voeren en daarna weer de heer
de Lange, terwijl tenslotte de motie toch wordt aangenomen,
na een half uur debat zijn wij toch even ver.
De Voorzitter. Zouden wij nu niet eerst het woord laten
aan den heer van der Pot?
De heer Sijtsma. Ik dacht dat wij alleen over de motie
spraken.
De Voorzitter Die zal de motie bestrijden.
De heer Sijtsma. Wij kunnen hooren wat de heer van der
Pot zegt, doch voorloopig ben ik het met de motie eens.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer de Lange heeft
zijne bestrijding van deze zaak in twee gedeelten gesplitst.
Vooreerst heeft hij bezwaar gemaakt tegen de zijns inziens
te sobere uitwerking van het voorstel, en verder is hij ge
komen met financieele bezwaren in verband met het feit dat
hij meent, dat naar verhouding nog niet voldoende aan den
bouw van arbeiderswoningen zou zijn besteed op het oogen
blik, dat wij beginnen zouden met steun voor den bouw van
middenstandswoningen.
Wat het eerste punt betreft, ik ben niet van meening dat
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders in deze den
Raad te weinig heeft ingelicht, ten minste als ik mag aan
nemen dat het Koninklijk besluit, dat daarin aangehaald is,
aan de leden van den Raad niet onbekend behoeft te zijn,