MAANDAG 5 JULI 1920.
379
dit voorstel in gingen. Wij kunnen een commissie benoemen
die kan een onderzoek instellen, wat allerlei kosten en moei
lijkheden medebrengt; maar het zal per slot van rekening
toch geen resultaat hebben.
Dus hoe mooi mij het plan in theorie ook toeschijnt, ik
zal tot mijn leedwezen tegen het voorstel moeten stemmen.
De heer Oostdam. Ook ik ben een groot liefhebber van een
bosch en een park en het zou voor Leiden van zeer groote
beteekenis zijn als wij zeer spoedig in het bezit van zoo iets
konden komen; maar veel noodzakelijker acht ik voorloopig
een sportterrein. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken
om daarop de aandacht te vestigen.
Het is een feit, dat in den omtrek van de stad bijna geen
behoorlijk voetbalveld meer te vinden is. Alles is reeds ver
dwenen aan bouwgrond en weidegrond, zoodat de voetbalsport
zeer kwijnt, wat zeer jammer is, want zoodoende mist onze
jeugd een goede gelegenheid om zich op gepaste manier te
vermaken.
Dus indien in plaats van aan bosch en park Burgemeester
en Wethouders hunne aandacht wilden schenken aan een
sportterrein
De Voorzitter. Ik verzoek den heer Oostdam zich te bepalen
tot het voorstel van den beer Knuttel. De quaestie van een
sportterrein is nu niet aan de orde, maar zal binnenkort aan
de orde komen.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik zal stemmen tegen het
voorstel van den hoer Knuttel ten einde de gelegenheid te
vergrooten, dat wij spoedig een sportterrein krijgen. Als wij
te veel tegelijk willen doen, dan krijgen wij misschien niets.
Laten wij onze aandacht bepalen tot het sportterrein.
De heer Bots. Het voorstel van den heer Knuttel op zich
zelf is aan Burgemeester en Wethouders even sympathiek
als aan de leden van den Raad. Ook wij zouden het, zooals
wij in het praeadvies te kennen gegeven hebben, een
zeer goed ding achten en wij zouden er zeer sympathiek
tegenover staan, als wij ook een bosch of groot wandel
park op eenigen afstand van de gemeente bezatenmaar zoo
iets is niet zoo gemakkelijk te krijgen. Dat is uit de stukken
reeds gebleken en het blijkt ook wel hieruit, dat andere
groote gemeenten als Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht,
Delft en meer dergelijke plaatsen, niet bij machte geweest
zijn zoo iets tot stand te brengen.
De heer Knuttel. En het Park te Rotterdam?
De heer Bots. Dat is toch niet wat het zijn moet.
De heer Oostveen. En Amsterdam?
De Voorzitter. Het Vondelpark behoort aan eene veree-
niging.
De heer Oostveen. Ik bedoel het Vliegenpark.
De Voorzitter. Is dat 200 H.A. groot?
De heer Bots. De gemeenten, welke zoo iets bezitten, hebben
meestal heidegrond, zandgrond; die hebben het daar min of
meer gevonden. Maar hier zouden wij noodig hebben zeer
kostbaren grond, die zeer moeilijk te krijgen is en in den
regel niet geschikt is voor boschbouw, lage gronden, zooals
de heer Knuttel aanhaalde, achter den Maredijk, die weinig
gunstig voor zoo iets zijn. Bij storm zouden de boomen er
dadelijk uit gaan.
De kosten zouden hoog zijn. Ik bedoel niet alleen de kosten
van aanleg, maar ook de kosten van onderhoud en bewaking.
Wij staan op het oogenblik voor zeer vele noodzakelijke
uitgaven van direct belang. Om eenige dingen te noemen,
de woningbouw brengt altijd voor de gemeente groote kosten
mede; dan moeten nagegaan worden dat is een van de
zaken die het eerst bij Fabricage onderhanden genomen moeten
worden de bruggen in onze gemeente. Door den heer
Oostveen zijn in dezen Raad al genoemd de brug over de
Langegracht en de Marebrug, de Spanjaardsbrug en dergelijke
bruggen meer, die voor het tegenwoordig verkeer al te nietig
zijn. Verder moeten, zooals bij den aanbouw aan den Zijlsingel
en den Maresingel is gebleken, aan de rioleering groote, kost
bare werken worden uitgevoerd, wil daar op den duur nog
gebouwd kunnen worden. De heer Oostdam heeft ook nog
het sportterrein genoemd.
Als die agenda was afgewerkt en er was op dat oogenblik
niets aan de orde, dan zou ik er wel voor te vinden zijn iets
dergelijks op de agenda te plaatsen, rnaar voor het oogenblik
zie ik er geen kans toe en geloof ik ook niet, dat het uit een
financieel oogpunt mogelijk is het voorstel van den heer
Knuttel aan te nemen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wil het voorstel van den
heer Knuttel steunen en er nog even op wijzen, dat zulk een
plan niet geheel verlies behoeft te zijn en aan de gemeente
ook zijn voordeelen kan brengen, omdat het de stad aantrek
kelijk zou maken voor allerlei menschen om zich er te komen
vestigen. Bovendien zouden de gronden in de buurt van zoo'n
bosch, welke de gemeente eveneens in handen moest zien te
krijgen, in waarde stijgen, zoodat er voor de gemeente ook
voordeelen uit zouden kunnen voortvloeien, niet alleen ver
liezen.
De Voorzitter. Ik wensch tegen het voorstel van den heer
Knuttel een paar argumenten in te brengen, niet tegen het
principe, maar tegen de practische uitvoering. Het is op dit
moment werkelijk onmogelijk om met een dergelijk plan te
beginnen. Men weet hoeveel moeite de gemeenten tegenwoordig
hebben om voor dergelijke doeleinden te leenen; men heeft
gezien welken last de gemeente Leiden bij het sluiten van
haar laatste leening heeft ondervonden; men heeft kunnen
lezen hoe moeilijk Amsterdam en Velsen geld hebben kunnen
leenen; thans is Arnhem bezig een leening te sluiten en ik
hoor dat ook dit niet zoo gemakkelijk gaat. Als men dat alles
in aanmerking neemt, zal men moeten toegeven, dat het voor
uitvoering van zulk een plan het meest ongeschikte moment is.
De heer Knuttel ziet echter ook op andere punten de zaak
te licht in. Hij zegt, dat van een eventueel op te nemen kapitaal
geen aflossing behoeft plaats te hebben, maar daarin zou hij
alleen dan gelijk hebben, wanneer wij het bosch op zulk een
manier aanlegden wat hij niet wil en ook ik niet zou
wenschen dat wij een deel van den grond gingen verkavelen
en voor villabouw bestemmen, want dan zou de grond in
waarde stijgen. Waar evenwel de heer Knuttel dien grond
improductief wil houden, doet het er niets toe of de waarde
van dien grond stijgt en moet er derhalve wel degelijk afschrij
ving plaats hebben. Dit is hetzelfde geval als dat de gemeente
scholen zet; die gebouwen kunnen in waarde stijgen, maar
daarvan heeft de gemeente geen finantiëel voordeel. Men zou
wel kunnen zeggen: wat wordt de gemeente rijk, want de
straatkeien zijn zooveel duurder, maar wat hebben wij aan die
prijsstijging, nu die keien toch in den grond moeten blijven?
Er zal dus wel degelijk aflossing moeten plaats hebben.
Er komt ook nog dit bij. De heer Knuttel wil een bosch
gaan aanleggenhij wil land aankoopen voor geringen prijs
en dat gaan beplanten, maar, als men volgens die methode te
werk gaat, dan zullen eerst onze kindskinderen daaraan iets
hebben en wie weet hoe dan de tijden zullen veranderd zijn.
De heer Knuttel noemt Katwijk en Noordwijk als plaatsen,
welke veel aantrekkelijks hebben ofschoon het er soms erg
winderig is maar binnen veel korter tijd dan waarbinnen
zulk een bosch bruikbaar zou zijn, zullen wij een veel betere
verbinding met Wassenaar hebben.
De heer Knuttel. Waar alle grond verkocht is.
De Voorzitter. Daar heeft men toch parken en zeer waar
schijnlijk zullen meerdere terreinen later voor het publiek
worden opengesteld. Hetzelfde ziet men te Bloemendaal; ver
scheidene wandelingen ik noem bijvoorbeeld over het
»Kopje" heeft men als openbare wegen geëxploiteerd, omdat
men daarnaast zoo goed de gronden kon exploiteereri. Ik zal
niet zeggen voor degeDen, die op de buitens wonen, maar voor
het publiek is de streek zeer vooruitgegaan.
Ik geloof dat wij tegen den tijd, dat wij hier een bosch
zouden hebben, veel betere verkeersmiddelen van hier naar
elders zullen hebben.
Wij verkeeren hier, omdat wij eenige kilometers te ver
van de zee liggen, in een eenigszins ongunstige conditie;
anders zouden wij hier werkelijk mooie omstreken hebben.
Die liggen nu wat ver af, maar op den duur zal, naar ik ver
moed, het verkeer wel zoo ontwikkeld zijn dat wij niet noodig
hebben een bosch in de buurt aan te leggen. Maar desalniet
temin is het altijd prettig als men een bosch dichter bij heeft.
Precies in de buurt kan het niet zijn; dat erkent de heer
Knuttel zelf; het zal moeten zijn in de buurt van Oegstgeest.
De heer Knuttel noemt ons argument tegen zijn voorstel,
ontleend aan de onttrekking van den grond aan de productie,
klein-burgerlijkdat kan ik [niet geheel toegeven, 20 H.A.
werkelijk productief land aan de productie onttrekken, is heel
wat anders dan dat men op de Veluwe ontginningen aanlegt.
Men legt daar bosch aan op wat daarvóór onvruchtbare zand
grond was. Hoevele menschen verheugen zich niet over de
droogmaking van de Zuiderzee; dat is meer dan 20 H. A.;
maar 20 H. A. puik land zooals hier om Leiden is, onpro
ductief te maken, is werkelijk niet zoo'n kleinigheid.
Het ware iets anders, als wij dichter bij de zee lagen, aan
den binnenrand van de duinen, en de duinen gingen hebos-
schen; maar hier goed bruikbaar weiland en bouwland gaan
gebruiken daarvoor, zou een niet-economische daad zijn.
De heer Sijtsma oppert het denkbeeld om bijvoorbeeld