358
MAANDAG 21 JUNI 1920.
der zaak, mocht men meenen, dat de door den heer Sijtsma
voorgestelde formuleering bij het publiek meer vertrouwen
zal wekken, dan wil ik mij er niet tegen verzetten; ik wil
niet koppig zijn, maar ik kan onmogelijk toegeven, dat wij
een verkeerden vorm gekozen hebben, zoo verkeerd zelfs dat,
gelijk de heer Sijtsma in de toelichting op zijn amendement
zegt, de proef op die manier moet mislukken.
Ieder, die er verstandig over denkt, zal moeten zeggenhet
spreekt van zelf, dat hier een proef genomen wordt en na-
tuurlijkVzal niemand van het College van Burgemeester en
Wethouders of van den Raad verwachten, dat zij over 2 jaren
ten deze principieel een ander standpunt zullen innemen.
Wanneer het eenigszins kan en wanneer het aantal leerlingen
eenigermate voldoende is, zullen wij allen met de splitsing
willen doorgaan. Dat spreekt wel vanzelf. Er behoeft, wat dit
betreft, geen enkel wantrouwen te bestaan.
Maar ik herhaal: wanneer ook andere leden van den Raad
van meening zijn, dat de vorm, dien de heer Sijtsma gekozen
heeft, meer kans van slagen biedt, dan wil ik er mij bij
neerleggen. Voor mij is het voornaamste de zaak zoo te regelen,
dat de proef zal slagen.
Thans nog een antwoord aan den heer de Lange, die vragen
gesteld heeft omtrent de subsidieering van deze school en het
schoolgeld.
Inzake de subsidieering kan ik den heer de Lange gerust
stellen. De Inspecteur heeft zich inderdaad, naar mijne meening,
in zijn rapport vergist. Wij hebben naderhand een onderzoek
ingesteld en toen is gebleken, dat wij wel degelijk voor deze
school subsidie kunnen krijgen, wat ook door ons in het
ingekomen stuk is medegedeeld. Aangezien andere scholen,
bijvoorbeeld die te Arnhem, dadelijk bij de reorganisatie in het
genot van een Rijkssubsidie gesteld zijn, is er geen enkele
reden waarom ooit wij niet onmiddellijk die subsidie zouden
krijgen.
Wat aangaat de quaestie van het schoolgeld, vanmiddag
hel} ik naar aanleiding van een door den heer Groenevrld
ingediende motie medegedeeld, dat een nieuwe schoolgeld
regeling bij ons in bewerking is. Bij ons is wel degelijk in
overweging, of niet voor de rijkste ingezetenen het schoolgeld
op een hooger bedrag moet gesteld worden dan thans. Maar
dat komt later aan de orde. De nieuwe regeling is in be
werking en binnenkort zullen voorstellen dienaangaande den
Raad bereiken.
De heer Groeneveld. Ik -wil erop wijzen, dat uit dit voorstel
blijkt, dat Burgemeester en Wethouders bijzonder veel zorg
hebben voor het onderwijs voor de kinderen uit de gegoede
kringen. Burgemeester en Wethouders komen, zooals uit het
voorstel blijkt, tegemoet aan alle wenschen, die in die kringen
bestaan ten opzichte van het onderwijs van hunne kinderen.
Dit wil Diet zeggen, dat wij tegen het voorstel zullen stemmen,
maar het lijkt mij toch dat het voorstel van den heer Sijtsma
de zaak aannemelijker voorstelt en daarom zou ik aan het
voorstel van den heer Sijtsma de voorkeur willen geven.
Ik geef toe, dat het verschil niet erg groot is, maar het
voorstel-Sijtsma maakt zeker een beteren indruk op de ouders.
Ik zal dus in de eerste plaats het voorstel-Sijtsma steunen;
mocht dit verworpen worden, dan zal ik het voorstel van
Burgemeester en Wethouders steunen.
De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat, toen het voorstel-
Sijtsma ingekomen was, het college het aanvankelijk met ge
zamenlijk besproken heeft.
Mijn opinie was, toen ik het las, dat het eigenlijk precies
hetzellde'was als het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
en ik begreep niet, waarom het ingediend was; alle Wethouders,
en niet alleen de Wethouder van Onderwijs, kwamen tot
precies dezelfde conclusie, ieder voor zich.
Ter wille van bekorting van de discussie, heb ik er geen
bezwaar tegen, dat de Wethouder van Onderwijs zegt: als
men het voorstel-Sijtsma liever heeft, dan zal ik mij daartegen
niet verzetten, maar ik vind toch dit verkeerde in deze zaak.
Noch de ouders, noch iemand anders zou over de redactie
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders gevallen
zijn, als niet de directrice zich er door had gepikeerd gevoeld,
en dat vuurtje werd verder gestookt door haren collega, den
directeur van de Hoogere Burgerschool voor Jongens.
Ik wil niet zeggen, dat wij meer dan anderen bekend zijn
met de Hollandsche taal of zinsontleding, maar ik kan verklaren,
dat wij met ons vijven eigenlijk geen verschil hebben kunnen
ontdekken tusschen beide voorstellen. Naar onze opvatting
verschillen zij absoluut niet.
Ik zeg nogmaals: terwille van den heer Sijtsma wil ik mij
er niet tegen verzetten, maar ik wil signaleeren, dat een
stroovuurtje is aangestoken door die beide hootdambtenaren.
Dat is feitelijk de geheele kwestie waarom het gaat en, als
ik het niet eerlijk vertelde, zou er misschien een debat van
uren over komen. Ik wil de zaak tot haar ware proportiën
terugbrengen. Waar de beide voorstellen materieel precies
dezelfde zijn, heb ik een en ander willen signaleeren; dan
weten de dames en heeren waarom het gaat.
De heer Sijtsma. M. d. V. Gij hebt het voorgesteld alsof ik
hier de spreekbuis zou zijn van een ontevreden directeur en
een ontevreden directrice, maar dat is niet waar; ik heb het
zelf ook zoo begrepen en ik heb gesproken met ouders van
kinderen, die zeiden, dat zij hun kinderen niet aar, de proef
wilden wagen, want dat over twee jaren, wanneer zich niet
genoeg leerlingen voor de aldeeling B aanmeldden, de reorga
nisatie niet zou worden aangenomen. Ik voorzie, dat, als zich
over een paar jaar niet genoeg leerlingen hebben aangemeld
en dat zal waarschijnlijk het geval wezen, als het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, de Raad,
welke dan anders zal zijn samengesteld, zal zeggen: wij wil
len het niet, wij komen op die reorganisatie terug. De proef
is dan bij voorbaat mislukt. Dat zal echter niet gebeuren,
als men de zaak giet in den vorm, door mij voorgesteld. Dan
zal iemand, die zijn kinderen liever de opleiding van afdeeling
B laat geven, haar met vrijmoedigheid het toelatingsexamen
laten doen. Per slot van rekening zouden beide methoden op
hetzelfde neerkomen, als de ouders hun kinderen maar stuurden,
doch ik ben overtuigd, dat dit bij aanneming van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet in die mate zal ge
beuren als bij aanneming van mijn voorstel. Gesteld, dat aan
het toelatingsexamen vier leerlingen deelnemen, met welke
men tot het einde wil doorgaan, dan zal men in 1922 het
volste recht hebben te zeggenslechts vier leerlingen, de
proef is mislukt! Neemt men mijn voorstel aan, dan zou men
dat ook wel kunnen doen, doch niet zoo gemakkelijk omdat
de organisatie nu reeds is aangenomen.
Willen Burgemeester en Wethouders werkelijk de zaak
evengoed bevorderen als ik en als de directeur van de Hoogere
Burgerschool voor Jongens en directrice van de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes, dan moeten zij mijn amendement
overnemen. Waar stemmen in dien geest in den Raad opgaan,
zou ik den Wethouder willen adviseeren mijn amendement
over te nemen.
De heer de Lange. M. d. V. De Raad weet wel, dat ik niet
zoo erg ministerieel ben, maar ik heb zoo nauwkeurig moge
lijk gelezen het voorstel van de directrice, het advies van de
commissie van toezicht en het rapport van den inspecteur,
en ik ben niet tot een andere conclusie kunnen komen dan
dat terecht door Burgemeester en Wethouders wordt beweerd,
dat zij niei anders hebben gedaan dan con amore en met
volkomen instemming het voorstel van de directrice en de
rapporten van de commissie van toezicht en van den inspec
teur in een voorstel belichamen. En nu vind ik, dat het niet
aangaat, dat de Raad het voorstel van den heer Sijtsma zou
prefereeren op grond van een vrees, waarvoor geen redenen
bestaan. Er moet bij ons meer vertrouwen zijn in Burge
meester en Wethouders; de aanneming van het amendement
van den heer Sijtsma zou uitgelegd worden als een dementi:
Burgemeester en Wethouders, wij vertrouwen u niet in uw
woordenkeus. Bovendien hebben wij thans, behalve het voor
stel, de verklaringen van den Vooizitter en van den Wet
houder, dat er nooit schijn of schaduw van is geweest dat
men iets anders zou begeeren dan hetgeen in de rapporten
is neergelegd. Welke reden is er nu om een votum van
wantrouwen tegen Burgemeester en Wethouders aan te
nemen? Waarom zou de heer Sijtsma beter in staat geweest
zijn om de adviezen en rappoiten te vertolken dan Burge
meester en Wethouders dat hebben gedaan? Ik kan dat niet
aannemen en ik ontraad den Raad ten ernstigste die meening
van den heer Sijtsma te onderschrijven.
De heer Knuttel. M. d. V. Mijns inziens is het verschil
tusschen de formuleering van den heer Sijtsma. en die van
Burgemeester en Wethouders eigenlijk alleen, dat de heer
Sijtsma de zaak verdoezelt. In het voorstel van den heer
Sijtsma blijft het even goed een proef, want er staat in, dat
de Raad vóór den cursus 1922 met het resultaat van de
reorganisatie in kennis zal worden gesteld.
Dus wat beteekent het anders dan dat het een proef is?
Alleen wordt dat woord niet genoemd om de menschen niet
bang te maken. Ik vind dat een weinig openhartige wijze
van optreden, waarboven ik de meer openhartige formuleering
van Burgemeester en Wethouders prefereer. Dat is het ver
schil: het voorstel van Burgemeester en Wethouders is open
hartiger. Er kunnen menschen door bang gemaakt worden;
die moeten dan maar bang worden. Het is inderdaad een proef.
De heer van der Lip. Ik vind het betrekkelijk een ver
velende kwestie.
Ik ben het geheel eens met de heeren de Lange en vooral
met den heer Knuttel, die zegt dat de heer Sijtsma minder
klaren wijn schenkt dan Burgemeester en Wethouders; maar
het is voor mij in zekeren zin lastig, wanneer ik van den
heer Sijtsma hoor, dat er ouders zijn die zeggen: op deze