MAANDAG 21 JUNI 1920.
351
Vooreerst de wetsontwerpen als de Voorzitter noemde, waarbij
bepaalde technische quaesties betrokken zijn, welke de ge
meente ten nauwste raken, zooals bijvoorbeeld de gemeente
lijke belastinghelling, en verder de wetsontwerpen, waarvoor
een algemeene actie tot adbaesiebetuiging ontwikkeld is.
Het komt in het algemeen niet zoo veel voor, dat een
landelijke beweging op touw gezet wordt om adhaesie te
betuigen aan een bepaald wetsontwerp, en in dergelijk geval
ligt hetop den weg van den Gemeenteraad om zich daar
mede te bemoeien, wanneer het althans niet zoo is dat het
de gemeentelijke huishouding in het geheel niet raakt. Maar
hier betreft het juist het invoeren van locale stemmingen en
daarom geloof ik, dat zich hier wel degelijk een geval voor
doet dat er aanleiding is om adhaesie te betuigen.
Wat betreft de vraag, of het ongewenscht is dat er ver
schillende rechtstoestanden in de onderscheidene gemeenten
ontstaan, in het algemeen is dat natuurlijk ongewenscht,
maar ten aanzien van verschillende verordeningen kan er
reeds in tamelijke mate verschil bestaan; dat is bijvoorbeeld
zoo wat betreft het verleenen van vergunningen, waarover
wij het zoo pas gehad hebben. Dat kan dus ook geen over
wegende reden zijn om deze adhaesiebetuiging na te laten.
De Voorzitter. Ik wensch nog even de redevoeringen van
de beide heeren te beantwoorden, omdat het volgens mij
juist hoofdzakelijk gegaan is over de cardo quaestionis, over
de formeele zaak.
De heer Oostveen zegt, dat reeds 265 gemeentebesturen
adhaesie betuigd hebben; dus dat is al heel mooi. Als Leiden
er nu bijkomt, dan wordt het getal 266. Maar hoe zou dan
een Kamerlid in dien gedachtengang moeten redeneeren? Er
zijn ruim 1100 gemeenten; 266 daarvan hebben adhaesie
betuigdergo, er schijnt in het volk niet die geweldige drang
te bestaan naar aanneming van dit wetsvoorstel. Het zou
iets anders zijn, als men eraan hechtte, wanneer de meeste
gemeenten medededenmaar het is geen argument, dat 265
gemeenten mededoen.
De heer Oostveen. Dat komt, omdat er zooveel van die
Leidsche Gemeenteraden zijn!
De Voorzitter. Het zegt niets, of gemeenteraden adhaesie
betuigen. Gesteld, dat het voorstel van den heer Oostveen
verworpen wordt; geen een Kamerlid behoeft daaruit op te
maken, dat men er niet voor is om, als het noodig is, naast
het raadsbesluit ook het referendum in te voeren; maar vol
gens den heer Oostveen zou men daartoe moeten komen.
Dus als het voorstel verworpen wordt, doordat men de merites
van het onderwerp ter sprake brengt, dan verzwakt men
zijne positie in plaats van die te versterken.
Wordt het voorstel-Oostveen aangenomen met een meer
derheid van eenige stemmen, bijvoorbeeld met 16 tegen 15
stemmen, dan zal men toch daarvan gewag moeten maken
als men de adhaesiebetuiging zendt, want men moet het
naar waarheid weergeven, maar dan verzwakt men haar weder.
Ik geef toe, dat de adhaesiebetuigingen van vereenigingen
van allerlei richtingen, vooral van vereenigingen, die op een
bijzonder gebied werken, van invloed kunnen zijn. Dergelijke
zaak moet men echter niet in den Raad brengen. In dit
verband wil ik de aandacht vestigen op een vraag, die in een
Gemeenteraad door een lid gesteld werd toen men iets der
gelijks wilde doen ten aanzien van het wetsontwerp tot wijziging
van de Huurcommissiewetde vraag namelijk, of een van de
heeren gelezen had de Memorie van Toelichting en het Voor-
loopig Verslag, zoodat hij zich een beeld kon vormen van
datgene wat voorgesteld is.
Neen, wij zouden zulk een besluit nemen, terwijl ik zal
niet zeggen, dat ik de eenige ben, die dat wel gedaan heeft
wij zoo goed als geen van allen de Memorie van Toelichting
en het Voorloopig Verslag op het wetsvoorstel hebben gelezen.
Het blijft een populair praatje, dat wij hier houden. Kan dat
nu nut doen? Zou daardoor niet worden geschaad het aanzien
van den Gemeenteraad en ook de waarde van de adhaesie
betuiging, welke wij willen insturen? Ik geloof, dat wij er
niets goeds mede zouden doen en het eenige resultaat, dat
wij zouden bereiken, zou zijn, dat het ging ten nadeele van
de" zaken, waarvoor wij hier zitten. Dat zou ik jammer vinden
en dit is de eenige reden waarom ik zou willen afraden het
voorstel van den heer Oostveen aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het gewijzigd voorstel van den heer Oostveen wordt in
stemming gebracht en met 17 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Pera, van der Lip, van der Pot,
Stijn'man, de Lange, Kuivenhoven, Oostdam, Bots, Leman,
Wilmer, van Gruting, van Hamel, Splinter, A. Mulder, J. P.
Mulder, Huurman en Bisschop.
Vóór stemmende heeren Sijtsma, Eikerbout, de la Rie,
van Tol, van Stralen, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heer
Groeneveld, Mevrouw BaartBraggaar, de heeren Knuttel,
Dubbeldeman, van der Zeeuw, Oostveen en Heemskerk.
(De heeren Huurman en Splinter waren inmiddels ter
vergadering gekomen)
XXXVIII. Praeadvies op het verzoek van A. Gerritsen en
anderen, om over te gaan tot sluiting der gemeentelijke
vischwinkels.
(Zie Ing. St. No. 149)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Leman. M. d. V. Ik zou willen voorstellen dit punt
aan te houden totdat Burgemeester en Wethouders praeadvies
zullen hebben uitgebracht over mijn voorstel.
De Voorzitter. Gij kunt daaromtrent een motie voorstellen,
maar ik ben er niet voor. Uw voorstel is van veel uitgebreider
aard, want dat heeft betrekking op allerlei crisis-maatregelen.
Ik heb er niets tegen later deze zaak ook weer op te nemen
in de algemeene beschouwingen, zooals gij in uw voorstel ook
hebt gedaan, maar dit verzoek dat er reeds zoolang ligt, kan
wel worden afgedaan. Wenscht u een motie voor te stellen?
De heer Leman. Neen, behandelt u het dan maar.
De Voorzitter. Verlangt gij dan nog het woord?
De heer Leman. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter! Burge
meester en Wethouders zeggen in hun praeadvies, dat de
gemeentelijke vischwinkels prijsregelend optreden. Dat is niet
zoo. Het is in het verleden zoo geweest, maar op het oogen-
blik zijn de winkeliers veel goedkooper dan de gemeentelijke
vischwinkels.
Ik zou dus willen, dat men de gemeentelijke vischwinkels
sloot en den handel verder overliet aan de particuliere hande
laren.
Die gemeentelijke vischverkoop was goed in den tijd van
nood, maar nu er van visch en vleesch genoeg is, zijn de
gemeentelijke vischwinkels niet meer noodig. De gemeente
doet daarmede den handelaren een concurrentie aan, die
heelemaal niet meer opgaat.
Aan den eenen kant concurreert de gemeente sterk tegen
de winkeliers en aan den anderen kant wordt hun het bloed
afgetapt door de belastingen, welke zij moeten betalen.
Ik geef dus den Raad in overweging het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders te verwerpen.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik ben er volstrekt geen voor
stander van om alle mogelijke takken van particulier bedrijf
bij de gemeente in exploitatie te brengen. Ik zou dus, indien
op dit oogenblik werd voorgesteld om een gemeentelijken
vischwinkel te openen, daaraan zeer zeker mijn stem niet
geven; maar deze vischwinkels zijn er nu eenmaal en zij zijn
geboren uit den drang der omstandigheden. Zij hebben zeer
nuttig gewerkt en hebben nog altijd aftrek; zij blijken dus
nog steeds in een behoefte te voorzien.
Ik geloof, dat de vischwinkeliers, voor wie de heer Leman
zoo juist een pleidooi gehouden heeft, alsof hun het hartebloed
werd afgetapt, wel een weinig overdrijven, want wij lezen
in het praeadvies, dat er betrekkelijk weinig visch verkocht
wordt in de gemeentelijke vischwinkels van de vele soorten
visch, welke te Leiden gegeten worden. De gemeentelijke
vischwinkels bepalen zich tot het verkoopqn van de goed-
koopere soorten.
En indien de vischwinkeliers willen, dat die gemeentelijke
winkels spoedig verdwijnen, dan hebben zij het zelf in de
hand. Laten zij dan diezelfde vischsoorten voor goedkooper
prijs leveren. Dan gaat niemand meer naar de gemeentelijke
vischwinkels. Maar de prijzen in de particuliere vischwinkels
blijken integendeel nog steeds zoo te zijn, dat de menschen
gaarne naar de gemeentelijke winkels gaan. Wij weten, dat
wij in die omstandigheden niet verantwoord zouden zijn,
wanneer wij overgingen tot opheffing van de gemeentelijke
vischwinkels, welke uit den drang der omstandigheden geboren
zijn, nu blijkt dat die omstandigheden nog in meerdere of
mindere mate bestaan.
Ik zou echter gaarne eenige nadere inlichtingen willen hebben
omtrent de exploitatierekening der gemeentelijke vischwinkels.
Ik lees dienaangaande in het praeadvies niets.
Wanneer die winkels bij de prijzen, waarvoor de visch
verkocht wordt, verlies lijden welk verlies uit de gemeentekas
gedekt zou moeten worden dan moet daarin verandering
gebracht worden; dan moeten de prijzen zoo gesteld worden,
dat er geen geld meer bij behoeft. Het gemeentelijk geld mag
niet besteed worden om zeker artikel tegen lageren prijs te