MAANDAG 10 MEI 1920.
231
zooveel mogelijk aan het advies van de commissie voor het
georganiseerd overleg houden.
Ik hoop, dat de Raad na deze beschouwingen te hebben
gehoord, overtuigd zal zijn, dat Burgemeester en Wethouders
hun voorstellen op een zeer goede basis hebben opgetrokken.
De heer Knuttel M. d. Y. Ik gevoel na hetgeen u over
de concierges hebt gezegd, dat de betrekkingen van concierge
aan de verschillende inrichtingen en gebouwen zeer uiteen-
loopende betrekkingen zijn. Ik wensch dan ook de concierges
uit mijn voorstel te lichten en dan kan, na aanneming van
mijn voorstel, een nieuw voorstel betreffende de klasse-indeeling
voor de concierges worden aangenomen.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer Knuttel heeft
gezegd, dat door menschen van verschillende klassen aan de
Lichtfabrieken wel hetzelfde werk gedaan wordt.
Het is mogelijk, maar dat zal dan het gevolg zijn van
verschil in leeftijd.
Bij de Lichtfabrieken zal het ook wel regel zijn, dat menschen,
die het maximum van een klasse bereikt hebben en goed
voldoen, in een hoogere klasse overgaan, en dan kan het
voorkomen, dat zij hetzelfde werk doen als iemand die in
een lagere klasse staat; het verschil wordt dan alleen ge
motiveerd door hun langerën diensttijd.
De hoofdzaak is echter het salaris voor de menschen, en
in het systeem van den heer Knuttel met zijn wijdere grenzen
kan het zich uit den aard der zaak evenzeer voordoen dat
twee ambtenaren, waarvan de een een geheel ander salaris
krijgt dan de ander, hetzelfde werk doen.
Nu meen ik, dat de heer Knuttel en zij die in hoofdzaak
zijn denkbeeld steunen, één zaak vergeten, n.l. dat wij hier
niet bezig zijn op te richten een vereeniging, genaamd de
gemeente Leiden, die allerlei dingen moet financieren en
administreerendan zou er veel te zeggen zijn voor een
eenvoudiger indeeling; maar wij zitten met allerlei banden
vast aan den bestaanden toestand en wij kunnen die banden
niet verbreken. De commissie voor het georganiseerd overleg
heeft dan ook wat dit betreft niet alleen moeten zwichten
voor bezwaren van de betrokken hoofdambtenaren, maar zij
heeft ook gevoeld, dat men niet in eens met een reeds sedert
lang bestaanden toestand kan breken.
De heer Knuttel deelt in één groep bijvoorbeeld in hoofd
commies hoofdambtenaar en referendaris. Nu zijn er aan het
Stadhuis menschen, die vroeger hoofdcommies waren en na
langen dienst bevorderd zijn tot hoofdambtenaar en vervolgens
tot referendaris. Het gaat nu toch niet aan om nu ineens
die menschen met degenen, die nog hoofdcommies en hoofd
ambtenaar zijn, weder onder één hoedje te vangen en in te
deelen in één categorie. Daardoor zou men dat spreekt
toch vanzelf de grootste ontevredenheid wekken en ook
de grootst mogelijke onbillijkheid begaan.
De heer de Lange. M. d. V. Ik wil alsnog opmerken, dat
ik niet bedoeld heb om den rang van adjunct-commies te
schrappendaarover heb ik niet gesproken. Ik heb alleen
gesproken over de samensmelting van de 2 rangen van
klerk en van de 3 rangen van commies. Daartusscheniri zou
moeten blijven bestaan de rang van adjunct-commies.
De Voorzitter. Ik doe den heer de Lange opmerken, dat
de functie van klerk aansluit bij die van commies 3e klasse
en niet bij die van adjunct-commies.
Adjunct-commies is b.v. de bevolkingsagent, meteen maximum
van ƒ2400.dat is een betrekking, die dus eigenlijk niet tus-
schen den klerken- en commiezenrang instaat; het is dus een
rang sui generis.
De heer de Lange. M. d. V. Ik ben het met het behoud
van den rang van adjunct-commies volkomen eens, ik wil
niet hebben de opeenvolging van klerk en commies maar ik
wil behouden den tusschenschakel van adjunct-commies
tusschen die beide rangen.
De Voorzitter. Ik doe den heer de Lange opmerken, dat de
klerk aansluit bij den commies 3e klasse. De rang van adjunct-com
mies is eigenlijk de baton de maréchal voor sommige ambtenaren,
die niet zoo'n hoog-intellectueelen arbeid te verrichten hebben
en die, na geruimen tijd gediend te hebben, dien rang ver
krijgen. Die rang is dus niet op zijn plaats tusschen klerk
en commies. Wat men in andere plaatsen noemt adjunct
commies, wordt hier genoemd commies 3e klasse.
De heer de Lange. M. d. V. Ik dank u voor uwe inlich
tingen: wat u nu mededeelt was mij onbekend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het gewijzigd amendement van den heer Knuttel wordt in
stemming gebracht en met 20 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Oostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Stijnman, Splinter, van Gruting, A. Mulder, van Hamel, Wil-
mer, J. P. Mulder, Huurman, Bisschop, Sijtsma, Heemskerk,
van Tol, Pera, Bots, van der,Lip, van der Pot en Leman.
Vóór stemmen: mevrouw BaartBraggaar, de heeren Groe-
neveld, Knuttel, van Stralen, de la Rie, Dubbeldeman, Oost
veen, mevrouw DubbeldemanTrago en de heer van der Zeeuw.
(De heeren Huurman en de la Rie waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende
de wedden van schrijver, klerk 2e klasse en controleur 2e
klasse wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders met betrekking tot den Amanuensis 2e klasse met
het daarop voorgestelde amendement van de heeren Dubbel
deman en van Stralen, strekkende om de wedde van den
Amanuensis 2e klasse te bepalen op 1300.tot 2200.
Het amendement van de heeren Dubbeldeman en van Stralen
wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onder
werp van beraadslaging en stemming uit.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. In de eerste plaats wil ik
er op wijzen, dat hetgeen Burgemeester en Wethouders voor
stellen een hongerloon is voor dezen vakman.
De heer van der Lip. Dan hebben de personen, wier sala
rissen zonder aanmerking zijn goedgekeurd, ook een hongerloon.
De heer Dubbeldeman. Probeer u het eens, mijnheer van
der Lip, om van 36.per week, verminderd met alle
mogelijke kortingen te leven. Gij weet daar niets van en, als
gij een dergelijke interruptie in de zaal gooit, zal ik u altijd
naar het hoofd slingeren, dat gij makkelijk praten hebt, daar
gij van zulk een salaris niet behoeft te leven. Ik zeg: honger
loon. De heer van der Lip weet misschien niet, dat deze man
ook nog vakboeken moet aanschaffen, welke anderen niet
noodig hebben. Hetgeen hij noodig heelt, grijpt hij niet uit de
lucht en brengt de ooievaar hem ook niet. Als Burgemeester
en Wethouders zoo schriel zijn, zal dat het onderwijs schaden.
In het algemeen hebben wij te zorgen, dat de werklieden
met vreugde en pleizier, hun werk doen, maar dat soort
ambtenaren speciaal, want als aan dezen amanuensis wordt
onthouden wat hij meent te moeten verdienen, dan durf ik
zeggen, dat Burgemeeester en Wethouders met het oog op
het onderwijs gevaarlijk spel spelen.
Bovendien wijs ik er op, dat de directeur, zijn onmiddellijke
chef, meent, dat deze man in een hoogere klasse moet wor
den geplaatst en een salaris van 1500.tot ƒ2000.moet
ontvangen. In verband daarmede wijs ik er op, dat de be
drijfsleiders niet gewend zijn het geld met handen vol weg
te smijten, integendeel, altijd zuinig zijn. Waar nu de directeur
van de hoogere burgerschool meent, dat dien ambtenaren een
salaris van 1500.tot 2000.toekomt, meen ik met mijn
voorstel dichter bij de waarheid te zijn dan Burgemeester en
Wethouders met het hunne. Te Rotterdam, waar de salarissen
nog moeten worden herzien, krijgt dezelfde functionnaris
2000.tot 2600.en daarom houd ik vol, al vindt de
Wethouder van Onderwijs dat niet prettig, dat het voorge
stelde een hongerloontje is.
De heer Pera. M.d. V. Ik heb in het algemeen over die
amendementen weinig te zeggen. Wat aan den Raad is voor
gelegd, is het resultaat van een bespreking. De organisaties
zelve hebben voorgesteld samen te voegen: klerk 2e klasse,
controleur 2e klasse en amanuensis 2e klasse, omdat men
meende, dat die ongeveer gelijkgesteld moesten worden en
het bedrag van het salaris is aangewezen.
Nu kan men over hongerloonen alles ophangen, maar ijc
herinner weer aan hetgeen voor een groot deel van de Leidsche
burgerij het inkomen is, en welk groot leger van menschen
een inkomen heeft beneden de voorgestelde salarissen. Nu
kan men wel zeggen, dat wij ons daaraan niet hebben te
storen, maar ik meen, dat Burgemeester en Wethouders dat
wel hebben te doen. Dat voor een positie als deze, waarin
uitzicht op verbetering en opklimming bestaat, het voorge
stelde salaris te laag zou zijn, kan ik volstrekt niet toegeven.
Gerust kan worden geconstateerd, dat er alle reden is dit
amendement te verwerpen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch alleen een opmerking
te maken over hetgeen de heer Pera heeft gezegd. De heer
Pera haalt er altijd bij ik weet niet of dat juist is voor
Leiden het gemiddeld inkomen van een groot deel van