MAANDAG
10 MEI 1920.
253
Ik weet wel, inderdaad willen Burgemeester en Wethouders
het loon van het verplegend personeel met 30 pCt. ver-
hoogen, maar ik heb toch niet gezegd dat het 15 of 20
pCt. was. Wij vinden alleen dat een verhóoging met 30 pCt.
nog maar een luttele verhooging is. Dat komt omdat men
vroeger de belangen van het personeel verwaarloosd heeft;
daarom zou men thans moeten geven een verhooging van
85 pCt. die door mij gevraagd wordt. Ik kan nie.t helpen,
dat de toestanden daar zoo slecht waren. Waren wij hier
eerder geweest, ik geef de verzekering, wij zouden eerder op
die slechte toestanden gewezen hebben. Dus in dat opzicht
kan men tot ons geen verwijt richten.
Ik weet: thans staat de gemeente plotseling voor reus
achtige uitgaven; zij moet inhalen hetgeen zij vroeger nage
laten heeft. Aan den anderen kant moet ik echter zeggen,
dat de ingezetenen van Leiden, die geld hebben, daarvan
geprofiteerd hebben, dat men vroeger zijn taak als gemeente
raadslid en als lid van het college zoo slecht heeft opgevat.
Het is toch voor de belastingbetalers een besparing geweest;
anders had het belast in gcijfer hooger moeten zijn.
Wij kunnen niet helpen, dat het zoo geloopen is. Waren
wij hier eerder geweest, het zou anders zijn gegaan.
De Voorzitter heeft gezegd: wij zijn het met den heer
Dubbeldeman eens, wij moeten het personeel van Endegeest
niet op zich zelf beschouwen, maar in verband met de andere
functionnarissen. Als dat waar is, dan hebben Burgemeester
en Wethouders de indeeling niet goed gemaakt en deze
menschen in een te lage klasse gerangschikt. Ik geloof, dat
hier niet genoeg domineeren de kwaliteiten, welke die
menschen moeten hebben; daarom draait het. Vroeger heeft
men dat ook niet gedaan en dat is de oorzaak waarom er
thans zulk een groote achterstand is in de salarissen van
dit personeel, de verhooging lijkt nu meer dan ze is.
Verder wil ik nog hierop wijzen, het moge waar zijn, dat,
als de nieuwe regeling er door is, die verpleegsters door
elkander per week f 5.— of f 6.— te verteren krijgen, maar
daarbij mag men niet vergeten, dat het grootste gedeelte
komt van buiten de stad en die menschen ook weieens een
enkelen keer naar huis willen en niet altijd opgesloten willen
zijn. Dat reizen kost veel geld en zij behoeven hun geld dus
nog niet aan buitensporige dingen uit te geven.
De Voorzitter. Leerling-verpleegsters, die in het bezit zijn
van twee gedeelten van het diploma, komen volgens ons voorstel
tot f 450.
De heer Dubbeldeman. Dat is nog geen 6.per week.
De Voorzitter. Gij spreekt van 6.— maar het is ruim ƒ8.
De heer Dubbeldeman. Vooreerst gaat daar nog al wat af
voor kleeding, maar bovendien, wat kunnen zij er mede uit
richten. Ik weet, dat er onder zijn, die komen uit Groningen,
uit Drenthe, uit Friesland en uit Limburg; als die menschen
eens in de vier weken naar huis gaan, wat geen overdaad is,
dan houden zij niets over voor vermaak en ontspanning.
Daarom zijn de loonen, die door hen gevraagd worden, billijk
en mag daaraan niet geknaagd worden. Onverdeeld hadden
Burgemeester en Wethouders daarvan overtuigd moeten zijn.
De Voorzitter, zegt wel, dat hij zeer goed kan begrijpen,
dat men in Duin en Bosch en Den Dolder meer salaris moet
geven, omdat de menschen daar op de hei zitten, maar dan
vergeet hij alles wat daar al niet gedaan wordt om het den
menschen buiten hun diensttijd aangenaam te maken, terwijl
pien hier niets van dien aard doet. Hier weet men niet
anders dan op die menschen af te geven, als zij een enkelen
keer naar de bioscoop gaan.
De Voorzitter. Dat heb ik niet gedaan!
De heer Dubbeldeman. Neen u niet, maar de Directeur
heeft dat herhaaldelijk gedaan en in het College van Burge
meester en Wethouders zal dat wel opgeld hebben gedaan,
want ik kan mij voorstellen, dat de heer Pera die boodschap
van den Directeur wel zal hebben overgebracht.
Tenslotte een antwoord aan den heer Wilmer, die gezegd
heeft, dat ik niet zakelijk ben geweest. Ik zou willen vragen
wat is dan wel zakelijk? Is alleen zakelijk wat hij zegt? Maar
dan had ik gaarne gewild, dat hij zijn mond had open gedaan
en voor de belangen van die menschen was opgekomen. Dan
had ik het niet behoeven te doen. Ik heb cijfers verstrekt, is
dat niet zakelijk? Wil de heer Wilmer het Tijdschrift voor
ziekenverpleging, waaraan ik mijn cijfers heb ontleend, ter
hand nemen om de advertenties na te gaan?
De Voorzitter. Dat is iets anders. Het Ziekenhuis hier ter
stede komt om allerlei redenen oogenblikkelijk personeel te
kort en vraagt tijdelijke krachten. Als men noodhulpen noodig
heeft, moet men meer betalen dan voor vast personeel.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Dat was het laatste cijfer,
dat ik genoemd heb, maar dat heb ik niet sterk naar voren
gebracht. Het was die f 4.per dag of per maand 25 maal
f 4.Dat is niet weinig, maar daarop heb ik niet sterk
den nadruk gelegd, want dat kunnen wij toch niet betalen.
Er is zooveel gebrek aan personeel, dat ik mij zeer goed
begrijp, dat men voor het schimmetje, dat aan Endegeest
wordt gegeven, in het Academisch Ziekenhuis geen menschen
kan krijgen.
Verder zou ik mij volgens den heer Wilmer hebben tegen
gesproken. Ik meen, dat de heer Knuttel dat bij wijze van
interruptie reeds heeft recht gezet. Ik ben nog van meening,
dat wij dat personeel van Endegeest niet aldoor in den
klassenstrijd moeten betrekken, omdat ik vrees dat zij anders
niet geschikt meer zijn voor hun buitengewoon werk.
De heer Wilmer. Niet in de sociaal-democratie.
De heer Dubbeldeman. Waarom niet, durf ik ook wel zeggen.
De Voorzitter. Ik wil nog iets aanvoeren; ik hoop, dat
het geen repliek zal uitlokken.
De heer Dubbeldeman maakt een verkeerde vergelijking,
als hij steeds maar vergelijkt personeel in een krankzinnigen
gesticht en personeel in een gewoon ziekenhuis.
In een ziekenhuis is de dienst heel veel zwaarder; daar
heeft men zich steeds bezig te houden met zieke menschen,
die voortdurend veel meer bemoeiing eischen dan de patiënten
in een krankzinnigengesticht, voorzoover dit geen onrustige
patiënten en dergelijke zijn. In een krankzinnigengesticht heeft
men tallooze patiënten, die zeer weinig toezicht noodig hebben,
terwijl in een ziekenhuis elke patiënt toezicht en zorg noodigjheeft.
De heer Pera. De heer Dubbeldeman zegt, dat er behoor
lijke toestanden op Endegeest moeten komen. Ik durf te ver
klaren, dat er te allen tijde behoorlijke toestanden geweest
zijn, voorzoover dat in het algemeen aan elk gesticht mogelijk is.
Dat de commissie van beheer niet gekend geworden is bij
de voorstellen betreffende de vaststelling van de salarissen, is
reeds eerder ter sprake gekomenmaar in het georganiseerd
overleg zijn de zaken wel zeer nadrukkelijk onder de aandacht
geweest^ Dus wat dat aangaat, is men hoegenaamd niet te
kort geschoten. Bij een vorige gelegenheid heb ik reeds
opgemerkt, dat het hooren der commissiën niet zoozeer geacht
werd op den weg te liggen, juist omdat de verschillende
categorieën allen begrepen waren onder de organisaties.
Dus dit verwijt moet ik afwijzen.
Wat nu aangaat het practische van den toestand en van
de voorstellen die van dien kant gedaan worden, hier blijven
altijd tegenover elkander staan: het behartigen vari de be
langen van zekere categorieën, en een regeling van de zaak
in verband met onze geheele maatschappelijke samenleving.
Welnu, wij achten het ongeoorloofd om op die wijze een
pleit te voeren ten behoeve van bijzondere personen en die
op bijzondere wijze te begunstigen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren Dubbeldeman en van Stralen
wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 9 stemmen
verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Splinter, van Gruting, A. Mulder, van Hamel, Wilmer, J. P.
Mulder, Huurman, Eikerbout, Bisschop, Sijtsma, Heemskerk,
van Tol, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot en Leman.
Vóór stemmenmevrouw BaartBraggaar, de heeren Groene-
veld, Knuttel, van Stralen, de la Rie, Dubbeldeman, Oostveen,
mevrouw DubbeldemanTrago en de heer van der Zeeuw.
(De heeren Bots en Wilmer waren inmiddels ter vergadering
gekomen.)
Het amendement van den heer Knuttel wordt in stemming
gebracht en eveneens met 20 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Oostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Splinter, van Gruting, A. Mulder, van Hamel, Wilmer, J. P.
Mulder, Huurman, Eikerbout, Bisschop, Sijtsma, Heemskerk,
van Tol, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot en Leman.
Voor stemmen: mevrouw BaartBraggaar, de heeren Groene-
veld, Knuttel, van Stralen, de la Rie, Dubbeldeman, Oostveen,
mevrouw DubbeldemanTrago en de heer van der Zeeuw.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in zake de
bezoldiging van het verplegend personeel, wordt vervolgens
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake de
wedden van den 2en en den 1en geneesheer wordt zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.