238
MAANDAG 10 MEI 1920.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren Dubbeldeman en van Stralen
om het salaris van den gemeentebode te bepalen op 1900
2300.wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 11
stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Oostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Stijnman, Splinter, van Gruting, A. Mulder, van Hamel, Wilmer,
J. P. Mulder, Huurman, Sijtsma, van Tol, Pera, Bots, van
der Lip, van der Pot en Leman.
Vóór stemmenmevrouw BaartBraggaar, de heeren
Groeneveld, Knuttel, van Stralen, de la Rie, Bisschop, Dub
beldeman, Heemskerk, Oostveen, mevrouw Dubbeldeman
Trago en de heer van der Zeeuw.
Het in het amendement van de heeren Dubbeldeman en
van Stralen belichaamde denkbeeld, om voor de gemeente
boden de klassen te laten vervallen, wordt in stemming ge
bracht en met 21 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenOostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Stijnman, mevrouw BaartBraggaar, de heeren Groeneveld,
Knuttel, Splinter, A. Mulder, van Hamel, Wilmer, J. P. Mulder,
Huurman, Bisschop, Heemskerk, van Tol, Pera, Bots, van
der Lip, van der Pot en Leman.
Vóór stemmen de heeren: van Gruting, van Stralen, de la
Rie, Dubbeldeman, Sijtsma, Oostveen, mevrouw Dubbeldeman—
Trago en de heer van der Zeeuw.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders inzake de wedde van den Apothekersassistent, waarop
zijn voorgesteld een amendement van de heeren Dubbeldeman
en van Stralen om de wedde te bepalen op 2200—2600.
en een amendement van den heer Sijtsma om deze wedde
te bepalen op ƒ20002400.met 4 tweejaarlijksche ver
hoogingen van ƒ100.
De heer Dubbeldeman. Ik zal bij de toelichting van mijn
amendement zoo kort mogelijk zijn.
Ik had, als de beoordeeling van mij had moeten uitgaan,
kunnen medegaan met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, maar waarom nu weder hier verschil gemaakt
moet worden tusschen den assistent-apotheker op Endegeest
en den assistent-apotheker hier, begrijp ik niet. Waren Burge
meester en Wethouders bang, dat de een 'n pil meer zou
draaien dan de ander?
De Voorzitter. Het zijn twee geheel verschillende betrek
kingen.
De heer Dubbeldeman. Het is natuurlijk altijd moeilijk om
twee dergelijke functies op een goudschaaltje te wegenmaar
ik heb ook geïnformeerd en ik mebn te mogen zeggen, dat
de functie, zooals die te Leiden verricht wordt, niet meer,
maar ook niet minder is dan die op Endegeest verricht wordt.
De Voorzitter. U wilt dus ook het traktement van de
assistente op Endegeest verhoogen Maar dit slaat niet in uw
amendement.
De heer Dubbeldeman. Burgemeester en Wethouders stellen
voor een salaris van ƒ1800—ƒ2200.voor den assistent
apotheker hier en een salaris van ƒ1600—ƒ2000.voor den
assistent-apotheker te Endegeest; ik stel voor ƒ2200—ƒ2600.
voor beiden. De heer Sijtsma wil geven ƒ2000—ƒ2400.—,
en de heer Knuttel, als zijn amendement althans niet van
de baan is, ƒ2200—ƒ3000.Dit zou dus ons amendement
en dat van den heer Sijtsma zeer nabij komen.
Dan was het in elk geval meer.
De heer Knuttel. In mijn voorstel staat 2200ƒ3000.
De Voorzitter. Blijkbaar vond de heer Dubbeldeman eerst
het traktement van de assistente op Endegeest voldoende,
maar nu wil hij ook dat gaan veranderen.
De heer Dubbeldeman. Ik heb gezegd: wat mij persoonlijk
betreft.
De heer de Lange. Gij spreekt nu namens de apothekers
bedienden.
De heer Dubbeldeman. Ik heb niet alleen rekening te houden
met mijn eigen meening, maar ook met die van de menschen,
welke voor ons de werkzaamheden verrichten, en daarom ben
ik tenslotte tot de overtuiging gekomen dat het meer moest
zijn. Ik kan dat best verdedigen en de heeren kunnen de
verantwoordelijkheid daarvoor wel voor mij laten. Ik kan als
leek toch niet zeggen, dat ik het beter weet dan zij?
De heer Sijtsma. Gij moet voor u zelf praten.
De heer Dubbeldeman. Burgemeester en Wethouders in-
formeeren toch ook bij de chefs van takken van dienst.
Waarom zou ik dan niet bij ondergeschikten mogen inf'or-
meeren?
De heer Sijtsma. Gij moet uw eigen gevoelen zeggen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. U vraagt mij vooit te
gaan, maar ik kan het niet helpen.
Als men tegen mij zit te vechten als tegen een dollen
hond, moet ik trachten van mij af te slaan. Als de heer
Sijtsma nu even stil is, wil ik zeggen, dat ik, voorzoover ik
de taak van die menschen kan beoordeelen, het salaris door
Burgemeester en Wethouders voorgesteld, aanvankelijk vol
doende achtte, maar dat ik, na nader te zijn ingelicht, van
oordeel was, dat dat salaiis moest worden verhoogd. Na de
bekomen inlichtingen kon ik mij volkomen aansluiten bij het
gevoelen van den arhbtenaarsbond en ook van den vakbond.
Wat door mij gevraagd wordt, is zoowel door den vakbond
als door de commissie voor de ambtenaren gevraagd. Dat
beteekent toch iets! Bovendien begrijp ik maar niet waarom
die functionnaris op Endegeest minder moet verdienen dan
die te Leiden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal het maar zeer kort doen.
Het is hier een kwestie van appreciatie en nu heb ik gedacht,
dat de Apothekersassistenten, gezien hun opleiding en de ver
antwoordelijkheid, aan hun betrekking verbonden, in een
andere groep, namelijk met adjunct-commies, adjunct-admi
nistratief ambtenaar enz., moesten worden geplaatst. Ik heb
dan ook in dien zin een voorstel gedaan. Ik heb de menschen
zei ven geraadpleegd en ook den vakbond. Ik heb niet gedacht
die menschen te moeten napraten, maar ik heb gevoeld, dat
het zoo behoorde, en daarom heb ik het voorgesteld.
Nu lijkt het mij wel een beetje vreemd, als de heer
Dubbeldeman meer dan eens zegt: ik dacht voor mij zelf,
dat het genoeg was, maar een ander, dat is dan de betrokken
organisatie, heeft gezegd, dat het niet genoeg was, en nu
doe ik het anders. Ik heb weieens gedacht, dat bij den heer
Dubbeldeman deze overweging had gegoldende heer Sijtsma
stelt voor ƒ2000.— tot ƒ2400.—, ik moet hem overtreffen
en daarom stel ik voor ƒ2200.tot ƒ2600.
De heer Dubbeldeman. Ik was eerder dan u.
De heer Sijtsma. Dan wilde u nog boven het verlangen
der belanghebbenden uitgaan. Laat de Raad nu eens bedenken,
dat niet iemand als de heer Dubbeldeman dit voorstelt,
maar dat het iemand is, die het nooit te doen is om de
zaak op te drijven en alleen let op de kwaliteiten van de
menschen, die wij moeten bezoldigen. Laat de Raad zich nu
niet altijd geheel door Burgemeester en Wethouders laten
leiden, maar ook eens door den vakbond en dan dit amende
ment aannemen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik hoop, dat de Raad een
beetje medelijden met zich zelf zal krijgen en wat spaar
zamer met onzen tijd zal omgaan, zoodat de molen wat meer
meel kan malen dan tot heden geschied is.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders ten aanzien
van de apothekersassistenten vind ik uitstekend.
Er wordt geargumenteerd, in een van de stukken heb ik
dat gelezen: die dames en heeren doen een Staatsexamen.
Zeker, dat is zoo, maar het is een Staatsexamen van de
allerlichtste soort. Een meisje of jongen, die het mulo-diploma
A heeft en die 2 jaar behoorlijk les neemt bij een apotheker,
kan het examen doen en is op 17-jarigen leeftijd kant en
klaar als apothekersbediende.
Het is een van de gemakkelijkste examens die men kan
doen, en daarom zeg ik dat, ook in aanmerking genomen de
praestaties, de bezoldiging, gelijk zij door Burgemeester en
Wethouders is voorgesteld, goed is. Zij kan ook den toets
met het Rijksbezoldigingsbesluit doorstaan.
De heer Pera. M. d. V. De beoordeeling van het bedrag,
dat hier zal toegekend worden, houdt toch verband met het
werk, dat verricht wordt. Nu moet geconstateerd worden,
dat het werk hier toch van zeer geringen omvang is, zoodat,
in verband ook met het feit dat de salarissen destijds toe
reikend waren en ook langen tijd goed gevonden werden,
de thans voorgestelde verhooging alleszins voldoende is te
achten.
Er is in het geheel geen aanleiding om verder te gaan