MAANDAG 10 MEI 1920.
233
23 Januari 1920 vermeldt op bladz. 50 een traktement van
ƒ1500.— tot ƒ2000.voor den amanuensis-concierge van de
Rijks Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus.
De heer Dubbeldeman. Dat zijn personen, die verbonden
zijn aan Hoogere Burgerscholen met driejarigen cur-us, maar
daarmede kan men onze Hoogere Burgerschool niet vergelijken.
De heer de Lange. Ik wijs erop, dat volgens het Rijks
bezoldigingsbesluit 1920 een traktement van 1500.— tot
ƒ2000.— gegeven wordt aan den amanuensis-concierge van
de Rijks Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus. Maar
daarenboven zijn er tal van amanuenses aan andere inrich
tingen op hetzelfde salaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren Dubbeldeman en van
Stralen wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 9 stem
men verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Kuivenhoven, de Lange,
Stijnman, Splinter, van Gruting, A. Mulder, van Hamel, Wil-
mer, J. P. Mulder, Huurman, Bisschop, Sijtsma, Heemskerk,
van Tol, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot en Leman.
Vóór stemmenmevrouw Baart—Braggaar, de heeren Groe-
neveld, Knuttel, van Stralen, de la Rie, Dubbeldeman, Oost
veen, mevrouw DubbeldemanTrago en de heer van der Zeeuw.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende
de wedde van den concierge A wordt zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over het voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende de wedderegeling van den concierge B,
met het-daarop voorgesteld amendement van de heeren Dub
beldeman en van Stralen, strekkende om die wedde te be
palen op 1800.— tot 2200.—.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wijs erop, dat betgeen
door ons gevraagd wordt voor den concierge B in overeen
stemming is met wat de hoofden van de takken van dienst
willen en ook daartegen verzetten Burgemeester en Wethou
ders zich weder. Zij kunnen het mis hebben; maar ik geloof,
dat het voor de hand ligt dat de hoofden van takken van
dienst er beter over kunnen oordeelen dan Burgemeester en
Wethouders.
Het is misschien mogelijk, dat de Voorzitter weet wat de
werkzaamheden zijn van den concierge op het Stadhuis, maar
de directeur van de Hoogere Burgerschool zal zeker wel weten
wat de werkzaamheden zijn van den concierge daar. Zoo zal
het ook zijn wat betreft den concierge van het Gymnasium.
Als wij daarmede geen rekening houden en het aan onzen
laars lappen, dan wekt dat bij zeker gedeelte buiten den Raad
ontevredenheid.
De heer J. P. Mulder vindt dit een niet erg parlementaire
uitdrukking. Dat lap ik ook aan mijn laars. Wat ik vraag, is
in overeenstemming met den eisch die gesteld kan worden
en die ook in de commissie verdedigd is.
Ik wijs erop, dat deze ambtenaar een zeer langen diensttijd
heeft op de school aan den Hoogen Rijndijk; zijn werk breidt
zich steeds uit; elk jaar komen er eenige klassen bij; maar
hoe groot die inrichting ook wordt, deze man heeft toch maar
te zorgen, dat al wat gedaan moet worden op tijd gereed is.
Men moet daarmede rekening houden.
Wij vragen voor dezen man als minimum 1800.dat is
nog geen 36.— per week; het maximum willen wij stellen
op 2200.dus 44.— per week.
Deze man, die steeds netjes voor den dag moet komen, die
geheel andere kleeren moet dragen dan een gewone werkman,
.lijdt gebrek.
Men kan niet zeggen, dat er voor hem nog eenige fooien
overschietendat komt aan de Hoogere Burgerschool niet voor.
Dat gebeurt wel aan het Staduuis, maar daar is het buiten
gesloten.
Ook moet ik er de aandacht op vestigen, dat ten aanzien
van dezen functionnaris de directeur niet gekend is; dezen heeft
men niet gehoord. Men heeft hem er niet om gevraagd hoe
naar zijn meening het salaris móet zijn.
Ik zou wel eens willen weten waarom dat in dit geval niet
gebeurd is.
Bovendien wijs ik er op, dat die persoon niet alleen de
gewone werkzaamheden van een concierge heeft te verrichten,
maar ook een zekere administratieve verantwoordelijkheid
heelt. Daarmede mag men ook wel rekening houden. Men
eischt van dien man capaciteiten, welke niet van anderen
worden verlangd.
De heer Pera. M. d. V. Het is bij al die dingen de vraag
wat tegenwoordig als eisch gesteld mag worden voor het
werk, dat voor het te geven loon moet worden verricht.
De heer Sijtsma. Dat is een algemeenheid.
De heer Pera. Dat is een algemeenheid, maar per slot van
rekening een basis om zich op te vestigen en een bereke
ning op te maken, welke was de positie van dezen concierge,
toen hij vóór de uitbreiding aan deze school werd geplaatst.
Het komt meermalen voor, dat men iemand als concierge
benoemt, omdat men iemand noodig heeft om een en ander
te behandelen en te verzorgen. Maar heeft zoo iemand volop
werk? Het lijkt er niet naar. Bij de uitbreiding van de
school is er wat uieer werk gekomen, maar als men vraagt
of er inspanning bij te pas komt, dan moet ik zeggen, dat
daarvan geen sprake is.
Alles bijeen genomen deze zaak is goed overwogen
mag men gerust zeggen, dat het voorgestelde loon voldoet
aan de eischen, welke er aan gesteld kunnen worden, zoodat
aanneming van het amendement beslist moet worden ontraden.
De Voorzitter. Ik vvensch even aan het gesprokene door
den heer Pera iets toe te voegen. De beer Dubbeldeman
heeft het voorgesteld alsof de directeur het alleen wist, ter
wijl hij niet is geboord, en Burgemeester en Wethouders er
niets van wisten. Misschien weet de heer Dubbeldeman niet,
dat concierge B ook is de concierge aan de Lakenhal en de
concierge aan het archief. Hoogst waarschijnlijk is een eenling
met klachten gekomen. Die klachten zijn mij bekend, maar
het is altijd moeilijk dergelijke persoonlijke dingen hier te
bespreken. Het komt mij voor, dat de persoon, door den heer
Dubbeldeman bedoeld, wat zijn betrekking betreft, de zaak nog
al zwaar heelt voorgesteld. Hij heeft voor verschillende dingen
hulp, onder andere voor de kachels; de centrale verwarming
toch kan hij zelfs niet bedienen. Over dat zware werk zullen
wij dus maar zwijgenhet was beter geweest daarover maar niet
uit te weiden. De heer Dubbeldeman heeft met zooveel emphase
gezegd, dat de directeur niet was geraadpleegd, maar hij
kan er zeker van zijn, dat Burgemeester en Wethouders vol
komen van diens opinie op de hoogte zgn. Trouwens, deze zaak
is bij het College wel drie of vier keer aan de orde geweest.
Het spijt mij, dat de heer Dubbeldeman mij noodzaakt
deze dingen hier te zeggen, maar, als ik nu eens een kwalificatie
mag uitspreken, geloof ik, dat, waar het wel voorkomt, dat
het hoofd van den dienst om er van af te zijn, zijn eigen
menschen voortrekt, dit geval daarvan niet mag worden vrij
gepleit. Dat is niet alleen mijn opinie, maar, naar ik meen,
ook die van alle Wethouders. Dit is een persoonlijk geval en
ik zou willen zeggen, dat als er één concierge zou vallen in
de categorie van degenen, die buitengewone diensten ver
richten, ik veel meer zou gevoelen voor den concierge van
de Lakenhal.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wensch even te zeggen,
dat, als gij zegt, dat de hoofden van takken van dienst hun
eigen menschen voortrekken, ik daarvan niet veel geloof.
De Voorzitter. Gjj gelooft ons nooit!
De heer Dubbeldeman. Gij gelooft ons ook nooit. Wij, die
hier nu al een maand of tien zitten te praten, worden ook
nooit geloofd.
De heer Huurman. Gij doet alsof gij het alleen weet.
De heer Dubbeldeman. Gg moet eerst het woord vragen.
Ik wil met u daarover wel eens een geheelen avond debat-
teeren.
Wij overdrij ven niet en stellen den Raad ook niet verkeerd voor.
Ik meen, dat wij beter voor onze verantwoording kunnen
nemen dat wij te veel betalen dan te weinig. Omdat u nooit
tot dergelijke categorie kunt behooren, kan ik begrijpen dat
u begint te grijnslachen, maar als ge tot die personen be-
hoordet, zoudt ge anders redeneeren.
Ik kan het niet helpen, Mijnheer de Voorzitter, dat die
concierges met hunne verschillende uitgebreide werkzaam
heden onder één titulatuur staan, maar de man, waarover ik
spreek, de concierge van de Hoogere Burgerschool, heeft zijne
handen vol. Moet ik u gelooven, Mgnheer de Voorzitter, dan
hebben wij allemaal baantjesgasten.
De Voorzitter. Dat zeg ik niet.
De heer Dubbeldeman. U zegt het met andere woorden.
Ik ga zelf op stap om ondervinding op te doen en kom ik
dan bg verschillende hoofden van takken van dienst, dan
blijkt dat die menschen nog al het een en ander te doen
hebben.