105 N*. 168. Leiden, 12 Mei 1920. Het toenemende verkeer met vrachtauto's maakt het noodig dat de gemeente maatregelen treft in het belang van de bruikbaarheid en de instandhouding van de straten en bruggen, waarvan in het bij/onder de laatste niet zijn ingericht op en dus niet bestand zijn tegen de groote gewichten van deze voertuigen. De Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zijn van plan om voortaan aan de door 'hen te verleenen vergunningen voor het rijden met motorrijtuigen met aanhangwagens (art. 18 Motor- en Rijwielreglement) zoodanige algemeene voor waarden te verbinden, dat de maximum-wielbelasting ver moedelijk ongeveer 9 ton voor een motor vrachtwagen en ongeveer 8 ton voor een aanhangwagen zal bedragen. Door dezen maatregel, die dezerzijds geen bedenking ontmoet, zullen de wegen in onze gemeente voldoende worden beschermd tegen het verkeer van vrachtauto's met aanhangwagens. Be hoorlijk onderhouden wegen, waaronder ook grintwegen, moeten namelijk tegen bovengenoemde belastingen bestand zijn; waar dit niet het geval mocht blijken, zullen zoo noodig de wegen, met name de buitenwegen, moeten worden ver beterd ten einde aan het zware vervoer wdks bestaan en ontwikkeling nu eenmaal niet kan worden geloochend of al te zeer belemmerd weerstand te kunnen bieden. Naast deze binnenkort te verwachten provinciale voorschriften kan de plaatselijke wetgever nog bepalingen maken te opzichte van het rijden met autovoertuigen al of niet met aanhang wagen. Het stellen van een lager belasting-maximum voor het berijden van bepaalde wegen door auto's met aanhangwagen komt ons, zooals uit het bovenstaande blijkt, onnoodig voor; maar het provinciale gewichtsmaximum echter alleen zal gelden voor motorrijtuigen met aanhangwagen, moet het mogelijk worden gemaakt, ook voor het gewicht van auto's, die zonder aanhangwagen rijden, in het belang der wegen binnen deze gemeente een grens te stellen. Wij zouden nu een verbod in het leven willen zien geroepen om met een motorrijtuig te rijden in strijd met de bepalingen van eenig besluit van Burgemeester en Wethouders, waarbij een straat in het belang van haar instandhouding en bruikbaarheid ge sloten is verklaard voor die motorrijtuigen op meer dan twee wielen, welke een bij dat besluit in verband met samen stelling en inrichting te bepalen gewicht te boven gaan. Artikel 8 van de Motor- en Rijwielwet opent de mogelijkheid om zulk een plaatselijke verordening vast te stellen. Ter uit voering daarvan kunnen dan Burgemeester en Wethouders die straten en die bruggen, welke daarvoor in aanmerking blijken komen, voor vrachtauto's sluiten. Het komt ons voor, dat een zoodanige bepaling het voordeel heeft van soepel te zijn in de toepassing, hetgeen juist met het oog op de vele moeilijkheden welke de eigenaardige bouw van onze stad aan maatregelen tot regeling van het vrachtautoverkeer in den weg stelt, van veel belang is. Ten aanzien van de bruggen, vooral van de ophaalbruggen met dubbele klap, is de kwestie van het zware verkeer bij zonder netelig. Het is niet wel doenlijk al deze bruggen (te weten: de Kerkbrug, Kraaierbrug, Rijnbrug, Singelbrug, Pauwbrug, Groote Havenbrug, Verversbrug en Spanjaards- brug) voor zware auto's te sluiten, omdat het verkeer in de stad dan vrijwel onmogelijk zou worden, maar toch kan het noodig zijn, dat enkele dier bruggen wegens haar tegen- woordigen toestand voor motorvrachtwagens niet worden opengesteld. Burgemeester en Wethouders nu kunnen het beste beoordeelen. welke bruggen wel en welke niet voor zekere motorrijtuigen toegankelijk moeten zijn. Zij zullen daarbij rekening kunnen houden zoowel met de veiligheid van het verkeer over de bruggen als met de vrijheid, die aan de vrachtauto's moet worden gelaten. Zonder op het besluit, dienaangaande door Burgemeester en Wethouders te nemen, vooruit te willen loopen, veroorloven wij ons als onze meening te kennen te geven, dat van de dubbele ophaal bruggen de Spanjaardsbrug, die niet, zooals bijv. de Groote- Havenbrug en de Kraaierbrug, vaste landhoofden heeft, voor sluiting in de allereerste plaats in aanmerking dient te komen. Ter bescherming van de straten en wegen dient naar ons oordeel echter nog een andere bepaling te worden gemaakt en wel deze, dat de wielen van zware motorrijtuigen voor zien moeten zijn van gutta-percha banden, welke den druk veerend op het rij vlak overbrengen, en dat de overbrenging van het gewicht op de assen moet geschieden door middel van veeren. Het is immers duidelijk, dat wagens met ijzeren velgen zonder bekleedsel en zonder veeren aan den weg het meeste schade toebrengen. Een dergelijk voorschrift behoort onzes inziens te gelden voor alle motorrijtuigen op meer dan twee wielen. Ter bereiking van het boven omschreven doel zal de ver ordening op het Rijden moeten worden aangevuld. Artikel 25 dier verordening verbiedt den bestuurders van motorrij tuigen op meer dan twee wielen te rijden door de daar met name genoemde wegen, terwijl artikel 27 evenals artikel 25 gegrond op de vrijheid en de veiligheid van het verkeer (zie art. 8 sub a der Motor- en Rijwielwet) het mogelijk maaki, dat Burgemeester en Wethouders bepaalde wegen tijdelijk van het verkeer o.a. met motorrijtuigen op meer dan twee wielën, uitsluiten. Naast deze bepaling hebben wij nu een nieuw artikel 27b ontworpen, dat berust op art. 8 sub b van genoemde wet en welks inhoud hierboven uitvoerig is besproken. De invoeging van dit nieuwe artikel maakt tevens een kleine aanvulling van artikel 29 noodig. Behalve deze wijziging ware dan in de verordening ook de bepaling op te nemen betreffende de gutta-percha banden en do veeren, waarvan wij reeds melding maakten; deze is neergelegd in het nieuwe artikel 23fus. Tevens behooren in lid 1 van art. 63, dat de strafbepalingen behelst, de nieuwe artikelen te worden vermeld. Op grond van het bovenstaande geven wij U thans in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende: VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van 23 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd bij Verordening van 20 December 1917 (Gemeenteblad No. 36). Artikel I. Na artikel 23 van bovengenoemde verordening wordt inge voegd een nieuw artikel, luidende: »Art. 23bis. Het is den bestuurders van motorrijtuigen op meer dan twee wielen verboden daarmede te rijden wanneer de wielen niet voorzien zijn van gutta-percha banden, welke den druk veerend op het rij vlak overbrengen en wanneer de over brenging van het gewicht op de assen niet geschiedt door middel van veeren". Art. II. Na artikel 27 wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende: »Art. 27bis. Onverminderd het bepaalde bij de vorige artikelen is het den bestuurders van motorrijtuigen op meer dan twee wielen verboden daarmede te rijden in strijd met de bepalingen van eenig besluit van Burgemeester en Wethouders, waarbij een weg binnen de bebouwde kom der gemeente, geen Rijks- of Provinciale weg zijnde, is gesloten verklaard in het belang van de instandhouding en bruikbaarheid van den weg, de wegbeheerders gehoord, voor die motorrijtuigen op meer dan twee wielen, welke een bij dat besluit in verband met samen stelling en inrichting te bepalen gewicht te boven gaan". Art. III. In artikel 29 worden de woorden »25 en 27" vervangen door: »25, 27 en 27öis." Art. IV. De laatste zinsnede van het eerste lid van artikel 63 wordt gelezen als volgt: «overtreding van de artikelen 24, 27, 31, eerste lid, 32 en 33 litt. a en b begaan door bestuurders van motorrijtuigen, alsmede overtreding van de artikelen 23bis, 2ibis, 25, 276ïs en 30 met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden". De Commissie voor de Strafverordeningen, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOOM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 7