MAANDAG in dienst van de gemeente waren, maar nu niet meer, de uitkeering nog zullen krijgen? De heer Knuttel. Ja, over de maanden gedurende welke zij na dien datum in dienst van de gemeente zijn geweest. De heer van der Pot. Ook degenen dus, die sedert 1 Oc tober verdwenen zijn? De heer Knuttel. Ja! De motie van den heer Knuttêl wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadsla ging uit. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wensch over mijn motie nog iets te zeggen. Dat ik die motie heb moeten indie nen ligt niet aan mij, maar aan de noodzakelijkheid om den menschen die ontevreden zijn gemaakt, tegemoet te komen. Als ik dus wat lastig ben geweest, is het niet mijn schuld, maar die van Burgemeester en Wethouders. Indien de Raad mijn motie aannam, zouden wij komen waar wij willen zijn. Waar het een kwestie van diie of vier personen is, kunnen Burgemeester en Wethouders wel nagaan welke menschen ten onrechte zijn buitengesloten. Ik denk b.v. aan de menschen, die tijdelijk, als los of los-vast zijn aan genomen, maar toch in dienst van de gemeente gebleven zijn, en gelijk te stellen zijn met hen, die op hetzelfde tijd stip in dienst van de gemeente zijn gekomen, maar met een vaste aanstelling. Menschen dus zooals Prins en anderen. Iiidien de Raad had geweten, dat iemand, die op 7 Januari in vasten dienst was gekomen, de uitkeering wel zou krijgen, maar iemand als Prins, die op 7 Januari in lossen dienst was gekomen en in dienst was gebleven, niet, dan zou men zeker het voorstel zoo geamendeerd hebben, dat die beide categorieën werden gelijk gesteld voor de uitkeering in eens. Het is billijk dat die menschen haar alsnog krijgen. Ik gevoel zeer veel voor de bezwaren, die door Burge meester en Wethouders genoemd zijn. Het is natuurlijk lastig voor hen om daarvan af te stappen en ik geloof dat ik het hun met mijne motie gemakkelijk maak. De Voorzitter. Wat de heer Dubbeldeman over mogelijke onbillijkheden bij het stellen van grenzen zegt, is juist. Hoe men besluiten wil, al neemt men den door den heer Knuttel, voorgestelden datum dien ik hoop dat niet door den Raad zal aanvaard worden er kan toch iemand zijn die op 3 September in dienst gekomen is, en van dien zou men ook kun nen zeggen: die moest er eigenlijk ook onder vallen. Dergelijke gevallen kunnen steeds voorkomen als men een grens neemt. De motie van den heer Dubbeldeman wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Heemskerk, Bisschop, Sijtsma, Kuiveuhoven, de Lange, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Eikerbout, van Tol, Oostdam, Wilmer, J. P. Mulder, Splinter, Leman, van Grutiug, van Hamel en Stijnman. Vóór stemmen de heerenvan der Zeeuw, üostveen, de dames Dubbeldeman-Trago en BaartBraggaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman en de la Rie. (De heer Stijnman was inmiddels ter vergadering gekomen). 3 MEI 1920. 199 De Voorzitter. Thans komt aan de orde de motie van den heer Knuttel. De heer de Lange. M. d. V. Mag ik uwe aandacht vestigen op artikel 20 lid 2 van ons Reglement van Ürde, dat bepaalt: »Een voorstel om op een vroeger besluit terug te komen mag echter nimmer worden behandeld, wanneer het niet in den oproepingsbrief is vermeld." De Voorzitter. Ik doe den heer de Lange opmerken, dat met het voorstel van den heer Knuttel niet teruggekomen wordt op een vroeger genomen besluit; het besluit van den Raad blijft intact. Het besluit van den Raad is ter uitvoering gegeven aan Burgemeester en Wethouders, die normen moesten vaststellen. Zij hebben die .normen gesteld overeenkomstig het toenmaals gevoerd debat, namelijk na de verwerping van het amendement van den heer van Stralen en na de uitla tingen van den heer Huges en den heer van Stralen zelf. Toen hebben Burgemeester en Wethouders dien datum van 1 Januari 1919 genomen. Nu vraagt de heer Knuttel niets anders dan om in plaats van 1 Januari 1919, 1 September 1919 .als datum te nemen en daarom acht ik zijne motie toelaatbaar, al moet ik de aanneming ervan ontraden. De heer Knuttel vraagt alleen het uitvoeringsbesluit van het Raadsbesluit te herzien naar aanleiding van het heden hier gevoerd debat. Hij wil niet terugkomen op een Raads besluit, maar hij verzoekt aan Burgemeester en Wethouders om hun uitvoeringsbesluit te wijzigen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Knuttel wordt in stemming ge bracht en met 19 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heerenHeemskerk, Bisschop, Sijtsma, da Lange, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Eikerbout, van Tol, Oostdam, Wilmer, J. P. Mulder, Splinter, Leman, van Gruting, van Hamel en Stijnman. Vóór stemmen: de heeren van der Zeeuw, Oost veen, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heer Kuivenhoven, Mevrouw BaartBraggaar, de heeren: van Stralen, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman en de la Rie. De Voorzitter. Nu deze moties zijn afgehandeld, beschouw ik de interpellatie als gesloten. VI. Voortzetting van de behandeling van het voorstel: a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 31 Januari 1918 (Gem.Blad No. 3), betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der ge meente Leiden; b. tot vaststelling van de jaarwedde van den onderwijzer ver bonden aan de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijn- geest c. inzake de jaarwedde van dén Commissaris van Politie; d. in zake de jaarwedden van den Gemeente-ontvanger en den Gemeente-secretaris. (Zie Ing. St. No. 122.) i Beraadslaging over staat B der algemeene salarisverordening, luidende Regeling van de wedden van het personeel der Politie. Agent 2e klasse Agent le klasse Hoofdagent Adjunct-Inspecteur Inspecteur Hoofdinspecteur f 32.per week 36. 40. 2400jaar 3000.d 4000. f 35.per week 39. d 43.— d 2800.jaar 3800. 4500. f 85.— 85.— 92.50 100.— 100 100.— 3 een-jaarlijksche 3 3 4 4 twee-jaarlijksche 2 1.per week 1. 1. d 100.jaar 200. 250. waarop de volgende amendementen zijn voorgesteld: 1°. van de heeren van Stralen en Dubbeldeman, luidende: Aan den Gemeenteraad Ondergeteekenden stellen naar aanleiding van punt 20 der agenda (ingekomen stuk 122) den Raad voor, over te gaan tot afschaffing van het klassestelsel bij de politie en de brug wachters en hebben mitsdien de eer den Raad voor te stellen de navolgende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de salarisregeling van het personeel der politie en die van het personeel van den Markt- en Havendienst. BETREKKING. I. WEDDE. Aantal en termijn der verhoogingen. 3. Bedrag der verhoogingen. 4. Minimum. 2 a. Maximum. 26. Bovendien kleedinggeld per jaar. 2c. De Inapeoteur, aan wien de rang van le klasse en de agent le klasse, aan wien de rang ran brigadier wordt toegekend, geniet een wedde die res pectievelijk ƒ200.per jaar en f 1.per week hooger is dan die, welke hun volgens dezen staat zou toekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 9