192 MAANDAG
3°. Amendement van de heeren Huurman en Splinter op
de ontwerp-verordening regelende de wedden der gemeente
ambtenaren.
Zal worden behandeld bij punt 6 der agenda.
4°. Verzoek van het Bestuur der vereeniging »de Ambachts
school" om toekenning van een subsidie voor 1921 ad ƒ1566.
ten behoeve van de Vakavondschool voor Volwassenen.
5°. Idem als voren, ad f 23242,50 ten behoeve van de
Ambachtsschool.
6°. Verzoek van Regenten van het Cornelis Spronghof om
vergunning tot het bouwen van 7 woningen en 1 Regenten
kamer in dat hof. (Rapenburg 133).
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
7°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting.
Worden gesteld in handen van de Reclame-Commissie.
8°. Amendement van de heeren, Heemskerk, Bisschop en
van Tol op de ontwerp-verordening tot wijziging van die,
regelende de wedden der Gemeenteambtenaren.
9°. Idem als voren van den heer Sijtsma.
Zullen worden behandeld bij punt 6 der agenda.
10°. Amendement van den heer Sijtsma op de ontwerp
verordening tot wijziging van die, op de heffing van eene
plaatselijke directe belasting.
Zal worden behandeld bij punt 13 der agenda.
11°. Idem als voren op de ontwerp-verordening tot heffing
van eene belasting onder den naam van «Havengeld".
Zal worden behandeld bij punt 7 der agenda.
12°. Verzoek van P. A. Wernink om vergunning tot uit
breiding van de houten rijwielbergplaats in den tuin van
perceel Noordeindsplein 2b.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
13°. Verzoek van de Vereeniging tot verzorging van kleine
kinderen om toekenning van een subsidie voor 1921 van
750.-.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1921.
14°. Amendement van den heer de Lange op de ontwerp
verordening tot wijziging van die op de heffing eener be
lasting op tooneelvertooriingen en andere openbare vermake
lijkheden.
Zal worden behandeld bij punt 11 der agenda.
15°. Idem als voren op de ontwerp-verordening tot wijziging
van die op de heffing eener plaatselijke directe belasting.
Zal worden behandeld bij punt 13 der agenda.
Aan de orde is thans:
I. Benoeming van een lid der Commissie van Financiën
(vacature-Huges).
De Voorzitter. Mag ik den heeren üostdam, Eikerbout, van
der Zeeuw en Leman verzoeken het stembureau uit te maken
Benoemd wordt met 13 stemmen de heer J. A. van Hamel;
de heer Knuttel verkreeg 8 stemmen en de heer S. Leman
4 stemmen; 2 biljetten waren in blanco.
II. Benoeming van een lid der Commissie voor de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit (vacature-Huges).
Wordt benoemd met 14 stemmen de heer A. J. Oostdam;
op den heer van Stralen werdeft 8 stemmen en op de heeren
Leman, Knuttel en Van Gruting ieder 1 stem uitgebracht,
terwijl 2 biljetten in blanco waren.
De Voorzitter. Neemt de heer Oostdam de benoeming aan
De heer Oostdam. Ja, Mijnheer de Voorzitter!
III. Benoeming van een lid der Commissie voor het Grond
bedrijf (vacature-Huges).
3 MEI 1920.
Bij de eerste vrije stemming worden uitgebracht 9 stemmen
op den heer Splinter, 8 op den heer Oostveen, 4 op den heer
Leman, 2 op den heer Knuttel en 1 stem op den heer van
Weeren, terwijl 3 biljetten in blanco waren.
De Voorzitter. Aangezien niemand de volstrekte meerder
heid van stemmen op zich vereenigd heeft, zal een tweede
vrije stemming moeten plaats hebben.
Thans worden uitgebracht 10 stemmen op den heer Splinter,
8 op den heer Oostveen, 4 op den heer Leman, 3 op den heer
Knuttel, terwijl 2 biljetten in blanco waren.
Aangezien ook bij deze stemming niemand de volstrekte
meerderheid van stemmen op zich vereenigd heeft, moet een
herstemming plaats hebben tusschen de heeren Splinter en
Oostveen.
Wordt benoemd met 13 stemmen de heer J. Splinter Gzn.
op den heer Oostveen werden 12 stemmen uitgebracht, terwijl
1 biljet in blanco was.
(De heeren Splinter en Oost veen namen aan de herstem
ming geen deel, terwijl de heer van Hamel inmiddels ter
vergadering was gekomen).
De Voorzitter. Neemt de heer Splinter de benoeming aan
De heer Splinter. Ja, Mijnheer de Voorzitter 1
De Voorzitter. Mag ik den heer van Hamel, die inmiddels
ter vergadering is gekomen, vragen of hij het lidmaatschap
van de Commissie van Financiën, waartoe hij zooeven benoemd
is, aanneemt?
De heer van Hamel. Ja, Mijnheer de Voorzitter 1
De Voorzitter. Ik dank den heeren stemopnemers zeer
voor de genomen moeite.
IV. Praeadvies op het verzoek van A. Lucas om de ver
grooting van het houten gebouwtje in den tuin van perceel
Witte Rozenstraat No. 36 eveneens van hout te mogen maken.
(Zie Ing. St. No. 139.)
'Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Interpellatie van den heer Dubbeldeman in zake de toe
passing van het raadsbesluit betreffende de over 1919 toe
gekende uitkeering in eens.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik begin met mijne erken
telijkheid te betuigen, vooreerst aan den Raad dat hij tnij in
de gelegenheid- gesteld heeft dit punt thans hier te behan
delen, en verder aan Burgemeester en Wethouders dat zij
zich daartegen niet verzet hebben.
Het heeft mij bevreemd, dat de besluiten die wij in de
vergadering van 16 October 1919 op voorstel van Burge
meester en Wethouders genomen hebben, zooveel teleurstelling
hebben gewekt, zooveel haat en tweedracht hebben gezaaid.
De menschen zijn daardoor tegen elkander opgezet, want de
een heeft de uitkeering, waartoe besloten is, wel gekregen
en de ander niet, ofschoon die personen tot dezelfde groep
behooren, dus in dezelfde omstandigheden verkeeren.
Ik heb een greep gedaan uit de personen, waarom het hier
gaat en die namen heb ik bij Burgemeester en Wethouders
ingestuurd.
Ik heb eerst getracht het op andere wijze te behandelen;
ik heb mij beschikbaar gesteld om met eenige bestuurders
van den Centralen Ambtenaarsbond mede te gaan naar den
Wethouder van Arbeidszaken. Ik ben bij den aartsvader van
het college van Burgemeester en Wethouders geweest, en
stuk voor stuk heb ik gevraagd: waarom krijgt die mijnheer
de uitkeering niet, waarom die niet? en zoo voort. En toen
heb ik voortdurend ten antwoord gekregenik zal het noteeren
en er naar vragen. Ik kreeg bij mij zelf den indruk: als de
Wethouder van Arbeidszaken het niet weet, wie moet het
dan wel weten. En totdat ik deze vragen bij Burgemeester
en Wethouders officieel heb ingestuurd, heb ik van den Wet
houder geen antwoord gehad.
Nu spreekt het vanzelf, ik had de lijst grooter kunnen
maken, en het spreekt ook vanzelf, dat ik niet noemen zal
de namen van hen die gelijkstaan met de personen die ik
heb genoemd en die wel de uitkeering gekregen hebben,
omdat het mogelijk zou zijn dat, zoo mocht blijken dat zij
de uitkeering naar de interpretatie van Burgemeester en
Wethouders ook niet hadden mogen hebben, het hun weder
0