MAANDAG 3 MEI 1920. 209 is dus geen formeele kwestie, welke gelijk te stellen is met de periodieke verhoogingen. Op die gronden meen ik, dat er buitengewoon weinig reden is deze klassenindeeling te handhaven. De heer van Stralen. M. d. V. Afgaande op de treurige resultaten van vanmiddag bij de behandeling van ons voorstel tot afschaffing van de klassenindeeling bij de politie, zou ik kunnen zeggen: daar gaat hij weer voor niks! Wij stellen ons namelijk niet veel voor van dit voorstel ten aanzien van de brugwachters. Er is nog verschil tusschen het klassenstelsel bij de brug wachters en dat bij de politie. Vanmiddag hebt gij, Mijnheer de Voorzitter, aangevoerd, dat alle politieagenten 2e klasse na min of meer langen tijd in aanmerking konden komen om tot de le klasse te worden bevorderd, maar de heer Knuttel wees er reeds op, dat dat bij de brugwachters anders is geregeld. Nu zegt gij, dat er veel meer le klasse brug wachters zijn dan 2e klasse brugwachters, maar er is toch nog altijd een groot aantal der 2e klasse, die niet de zeker heid hebben binnen zekeren tijd tot le klasse bevorderd te zullen worden. De practijk wijst er bovendien op, dat men als brugwachter een zeer langen diensttijd moet hebben om voor bevordering tot de 1e klasse in aanmerking te komen. Vanmiddag is mij medegedeeld, dat in gewone tijden een termijn van tien jaren verloopt alvorens die bevordering volgt. Er is dunkt mij geen enkel argument aan te voeren voor het behoud van het klassenstelsel, omdat het opendraaien van een brug op dezelfde wijze geschiedt of het door een brugwachter 1e klasse dan wel door een brugwachter 2e klasse plaats heeft, en het ook herhaaldelijk voorkomt, dat de brugwachters 2e klasse, absoluut zonder leiding van de brugwachters le klasse hun werk verrichten, zoodat men mag aannemen dat zij zelfstandig hun taak kunnen verrichten, dan bestaat er geen aanleiding dat klassensysteem bij de brugwachters te handhaven. ik zal niet verder op de zaak ingaan. Ik koester nog altijd eenige verwachting, dat de Raad in deze aangelegenheid de billijkheid zal betrachten en dat verkeerde systeem voor de brugwachters zal willen afschaffen. De heer Sijtsma. Ik kan niet zeggen, dat ik nog namens anderen spreek; ik weet niet, of mijn partijgenoot met mij zal medegaan en ik spreek dus slechts voor mij zelf. Welnu, ik kan verklaren dat ik nog sta op het standpunt, dat ik vroeger innam, toen ik het één klasse-stelsel bij politie en brugwachters verdedigde. Ik zal dat nu niet weder uitvoerig doen.Jk wil er alleen op wijzen, dat wat, met eenig recht, door u, Mijnheer de Voorzitter, aangevoerd is voor handhaving van het rangen stelsel bij de politie, in elk geval niet ten opzichte van de brugwachters kan gelden. Het kan hier niet gelden in dit opzicht, dat wij hier niet hebben een boven allen staand hoofd der politie, inden persoon van een Burgemeester. Hier is het alleen de directeur van den Markt- en Haven dienst, die de zaak regelt, en die heeft mij wel eens ver zekerd ik heb het ook bij een vorige gelegenheid gezegd dat het groote belang dat hij had bij het stelsel van klassen hierin gelegen was, dat hij aldus nog in de gelegenheid was om aan de menschen eenige bevordering te geven. Uit nu acht ik absoluut'niet noodig, omdat zij allen wer kelijk hetzelfde werk doen. Hier kan niet gelden wat de Voorzitter ter verdediging van handhaving van het klassen stelsel bij de politie heeft aangevoerd, namelijk het verschil in dienst. De brugwachters le en 2e klasse doen allen het zelfde werk. Men informeere dat maar bij de menschen zelf, die het ook kunnen weten. Daarom zou ,ik zeggen: laten wij met de brugwachters beginnen; blijkt het goed te zijn, dan kunnen wij straks verder gaan en het ook bij de politie afschaffen. Ik ben ervan overtuigd, dal het wel goed zal gaan. Wij zullen daar mede een onbillijkheid uit den weg ruimen. Dat streven om le klasse te worden kan inderdaad aanleiding geven tot oogendienerij aan den eenen kant en ook tot een neerdrukkend gevoel van onrecht aan den anderen kantals iemand niet naar den zin van zijn superieur is, al doet hij zijn w,erk goed, kan deze hem met niet bevordering onaangenaam zijn. Op al deze gronden meen ik, dat wij zeer verstandig zouden doen ten aanzien van de brugwachters tol afschaffing van het klassenstelsel over te gaan. De heer Pera. M. d. V. Of wij het gebouw kunnen op trekken op de overtuiging van den heer Sijtsma, is voor mij zeer twijleiachtig. Het zal moeilijk zijn om in uitvoerige beschouwingen te treden om juist aan te geven wat de positie is van de brug wachters en wat de verhouding is die onderling bestaat. Toch kan gerust geconstateerd worden, dat de regeling, welke op het oogenblik bestaat en wellicht ook nog langzamerhand ge wijzigd wordt in de richting zooals men wenscht, dezelfde is als reeds bij de politie is, en nu is het toch aangewezen, dat wij in diezelfde richting voortgaan. Zoo even heb ik reeds ten aanzien van de politie opgemerkt, dat men het bezwaar tegen het bestaan van die klassen tame lijk wel heeft laten varen, ook met oog hierop, dat het vol strekt niet afgerond is: zooveel le klasse brugwachters en zooveel 2e klasse brugwachters zullen er zijn, waar men bij slot van zaken ook le klasse kan worden, al wordt dat getal van de le klasse grooter dan het aanvankelijk was. Dat het nog al moeilijk is precies te beoordeelen wat voor het beroep van brugwachter noodig is, bijvoorbeeld het om gaan met publiek, het nauwgezet toezien op dingen, die bij het varen te pas komen, enz. weet alleen hij, die op dat terrein bekend is. Dat er verschil bestaat ten aanzien van de attentie bij de verschillende menschen wordt erkend en dat op een en ander bij de bevordering gelet wordt is te begrijpen, zoodat wij niet anders kunnen doen dan voorstellen de twee klassen te handhaven, zij het dan ook dat zooveel mogelijk bevordering tot de le klasse in uitzicht wordt gesteld. En dan al die oogendienarij, waarvan gesproken is. Er zijn allerlei moeilijkheden. Men kan evengoed zeggen, dat, als er le en 2e klasse brugwachters zijn, de orde wordt bewaard, terwijl, als er alleen le klasse brugwachters zijn, de een voor den ander niet wil onderdoen. De heer Sijtsma. Dan gaat het kameraadschappelijk.. De heer Pera. Dat kameraadschappelijke laat in de praktijk van het leven dikwijls nog al wat te wenschen over. De heer Sijtsma zal dat weten, indien hij met de samenleving een beetje bekend is. Ik blijf dus het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanbevelen, want de handhaving van de beide klassen van brugwachters acht het College gewenscht. De Voorzitter. Ik wensch aan hetgeen de heer Pera heeft gezegd nog dit toe te voegen, dat zij, die het request van de "afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond van werk lieden in Openbare diensten en Bedrijven hebben gelezen, zullen weten, dat daarin wel degelijk bij hetgeen gevraagd wordt, het klassenstelsel is behouden. Daarin verlangt men alleen, dat de salarissen zullen worden vastgesteld op f 28 ƒ31 en van f 31 —f 34, terwijl Burgemeester en Wethouders voorstellen f 27—f 30 en f 31—34. Oorspronkelijk was het voorstel f 28—/ 30 en f 31— f 33, met vier verhoogingen van 50 cent, maar aangezien wij die verhoogingen van 50 cent te laag vonden en die meer in overeenstemming wilden brengen met de verhoogingen van 90 cent, aan de werk lieden toegekend, kwamen wij in maximum 1 hooger, maar moesten wij in minimum f 1 lager beginnen. De regeling, welke Burgemeester en Wethouders voorstellen, is daardoor gunstiger dan die, waarmede de menschen zeiven aanvanke lijk genoegen hadden genomen. Thans echter vragen zij een regeling, waarbij toch het aanvangssalaris zal worden bepaald op f 28, maar waarbij tevens vastgehouden wordt aan die grootere verhoogingen van Burgemeester en Wethouders. Bovendien moet niet uit het oog worden verloren, dat de meeste brugwachters behooren tot de 1e klasse. Tegen het klassenstelsel als zoodanig, wordt door de men schen zeiven geen bezwaar gemaakt. Trouwens, dat bij het behoud van dat stelsel belangen bel rokken zijn, kan niet worden ontkend. Er bestaat wel degelijk een verschil tusschen de werkzaamheden van een brugwachter le en die van een brugwachter 2e klasse en dat kan hieruit worden afgeleid ontegenzeggelijk openen en sluiten beide categorieën bruggen, maar er is verschil tusschen de bruggen, onder andere al naar gelang van de grootte, de drukke doorvaart, de drukke passage enz. Zoo is de Blauwpoortsbrug een brug, die door brugwachters le klasse wordt bediend. De heer Sijtsma. Daarvoor krijgen zij meer geld. tDe Voorzitter. Dat krijgen ze, omdat zij zich belasten met het nazien van de brug, waardoor men de kosten van een mechanicien uitspaart. Langs den Ouden Singel zijn meer dere bruggen, die worden bediend door eenige brugwachters te zamen en dan is daaronder altijd een brugwachter le klasse. De heer Sijtsma. Dat moet nu ook wel! De Voorzitter. Ja altijd en daarom is er een belang bij betrokken, dat men er weer een ervaren brugwachter krijgt. Aan het adres van den heer Knuttel zou ik willen zeggen, dat Burgemeester en Wethouders er toe zullen overgaan om een brugwachter 2e klasse, die zich goed gedraagt en plichts getrouw is, eerder tot le klasse te bevorderen dan wellicht tot nog toe geschied is. Ik kan niet van alle details op de hoogte zijn en daar door wist ik ook niet dat de bevordering eerst na zoo vele

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 19