MAANDAG 3 MEI 1920. 207 dat de inspecteurs iets bevoordeeld zijn boven de technische en andere ambtenaren. De eenige quaestie is, dat er twee klassen voor de inspec teurs zijn; maar ik heb die inspecteurs le klasse noodig voor de uitvoering van den dienst. Ik moet een inspecteur hebben, die staat aan het hoofd van de recherche; één die staat aan het hoofd van den straatdienst, één die aan het hoofd staat van den dienst voor de uitvoering van de speciale wetten drankwet, arbeidswet, enz. Wanneer er niet eenig verschil was, dan zou het spaak loopen. Als ik iets met de recherche te doen heb, dan moet ik het hoofd laten komen, niet dezen of genen inspecteur. Ik meen, dat zooals Burgemeester en Wethouders het voor stellen, de zaak op de goedkoopste wijze geregeld wordt en dat, wanneer deze traktementen gegeven worden, de inspec teurs een rechtmatige belooning krijgen. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik moet nog even op de gemaakte bedenkingen antwoorden. U hebt ongeveer dubbel zoo lang gesproken als ik om te bestrijden hetgeen ik gezegd heb; u kunt mij dus niet kwalijk nemen als ik nog een enkel woord zeg. Ik heb per slot van rekening maling aan den heer Pera die zegt: ik geef niets meer. Wij wenschen deze agenda be hoorlijk af te handelen en wij wenschen punt voor punt te verdedigen. Dat recht kunnen wij ons niet laten ontnemen. Het gaat niet aan, dat de Voorzitter een zuur gezicht zet, als wij voor den tweeden keer over een onderwerp wenschen te spreken. Men weet overigens, dat ik altijd kort ben in mijn spreken. 'Mijnheer de Voorzitter. Ik wil verklaren, dat ik het niet met u eens kan zijn wat betreft het percentage, waarmede een bepaald loon moet stijgen. Voor mij moet vaststaan, vooreerst dat wij aan de menschen geven een loon, waarvoor men kan krijgen een mensch- waardig bestaan, en zoo spoedig wij daarboven komen, ben ik, zooals de heer de Lange dat altijd is, zuinig en ik zeg nu moeten wij oppassenals wij altijd maar naar verhouding de hoogere loonen en de hoogere winsten blijven goedkeuren, dan helpt het ons absoluut niet of wij de menschen, die heelemaal beneden peil zitten, een beetje naar boven trachten te brengen. Dan schieten wij er niet mede op. Wat wij in deze maatschappij moeten doen, is hun, die zeer weinig hebben, veel meer geven en hen, die tamelijk wat hebben, kort houden. Dat moet ons standpunt zijn en dat heeft de Centrale Ned. Ambtenaarsbond in de commissie voor het georgani seerd overleg verdedigd. Daarom zeg ik nogmaals: ik begrijp niet, dat Burgemeester en Wethouders niet met hand en tand daaraan hebben vast gehouden. En als er een stem uit dezen Raad was opgegaan, dat deze menschen naar verhouding niet zooveel kregen als zij tot nog toe bij salarisverhooging gewend waren, dan had men kunnen zeggende organisaties hebben dit en dat ge vraagd. Vandaar dat ik zeide: ik begrijp niet, wat daarbij voorzit. Wat blijkt nu uit de verdediging van den Voorzitter? Dat de hoogere politie-ambtenaren hier altijd naar verhouding een "hoog salaris gehad hebben. Met den toestand in andere plaatsen heb ik niets te maken. Neen, wij moeten ons hier afvragen of de ambtenaren bij de politie naar verhouding ongeveer voor dezelfde werkzaam heden, die verricht werden op de Lichtfabrieken en andere gemeentelijke inrichtingen, niet te hoog bezoldigd waren. Dat blijkt van wel. De een zegt van: vroeger welen de ander van: nu niet, maar hieruit blijkt, dat het vroeger wel zoo was. De heer Sijtsma bevestigt dat en daarom staat het voor mij vast, dat wij thans de salarissen van deze ambtenaren niet hooger moeten stellen dan door mij is voorgesteld. De Voorzitter. Ik begrijp er niets van. De heer Dubbel deman wil zich altijd neerleggen bij hetgeen de organisaties vragen en nu hebben de commiezen le klasse en de hoofd commiezen gevraagd de salarissen, welke wij in staat D voorstellen. Dat zijn de minimumloonen, welke de heer Dubbeldeman zegt, dat de menschen noodig hebben. Nu hebben de inspecteurs van politie altijd een salaris genoten, dat in minimum gelijk stond met dat van den commies le klasse en in maximum met dat van den hoofdcommies, het geen een gevolg is van de omstandigheid, dat men in den ouden tijd inspecteurs le en inspecteurs 2e klasse had. Thans is ons voorstel overeenkomstig hetgeen de organi satie vraagt en nu is het verkeerd. De heer Wilmer. M. d. V. Ik wensch een korte opmerking te maken, niet zoozeer naar aanleiding van dit amendement als wel om te onderstrepen hetgeen de heer Dubbeldeman heeft gezegd. Ook wij staan op het standpunt, dat het hoog opvoeren van de loonen niets baat, als naar evenredigheid ook de hoogere inkomens precies in dezelfde mate naar boven gaan, hetzij in den vorm van salaris, hetzij in dien van winst. Maar den vorigen keer heb ik reeds opgemerkt, dat de hoogere salarissen in deze voorstellen met aanmerkelijk lagere percentages stijgen dan de lagere. De heer'Dubbelde man moet niet het tegendeel beweren, want, als hij het uit rekent, zal hij moeten toestemmen dat het zoo is. De Voorzitter. Ik moet even zeggen, dat ik mij straks nog niet sterk genoeg heb uitgelaten. Zooals de salarisrege ling thans is, krijgen de commiezen le klasse in minimum f 2200 en de hoofdcommiezen in maximum f 3000, terwijl de inspecteurs van politie genieten van f 2300f 3100, met andere woorden f 100 meer dan de commies le klasse en de hoofdcommies. Bij de nieuwe regeling echter zal het mini mum voor den inspecteur precies gelijk zijn aan dat van den commies le klasse en zijn maximum precies gelijk aan [dat van den hoofdcommies. Nu hebben naar de meening van den .heer Dubbeldeman de ambtenaarsbonden wel het recht voor die andere ambtenaren op te komen, omdat het zijn minimumlijders, maar hier gaat een categorie van ambte naren f 100 achteruit in vergelijking met die ambtenaren en nu zou die categorie toch nog te veel krijgen De heer Pera. M. d. V. De heer Dubbeldeman heeft zoo pas gezegd, dat wij ons niet op andere plaatsen hebben te beroepen, omdat wij hier zelfstandig handelen dat is een uitdrukking, welke ik ook wel eens heb gebruikt maar nu wil ik er toch wel even aan herinneren, dat, toen straks sprake was van het afschaffen van klassen, wij een heele reeks van plaatsen te hooren hebben gekregen, waar die af schaffing reeds had plaais gehad. Toen mocht er wel rekening worden gehouden met hetgeen in andere plaatsen bestond. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van de heeren Dubbeldeman en van Stralen wordt in stemming gebracht, en met 20 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Bisschop, Sijtsma, Kuivenhoven, de Lange, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, Eikerbout, van Tol, Oostdam, Wilmer, J. P. Mulder, Splinter, Leman, van Gruting, van Hamel, Stijnman en Huurman. Vóór stemmen: de heeren van der Zeeuw, Oostveen, de dames Dubbeldeman—Trago en BaartBraggaar, de heeren van Stralen, Groene veld, Knuttel, Dubbeldeman en de la Rie. (De heer A. Mulder had tijdelijk de vergadering verlaten). Staat B wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming onver anderd vastgesteld. De Voorzitter. Wegens het vergevorderd uur, geef ik in overweging de verdere behandeling van dit agenda-nummer uit te stellen tot hedenavond. Thans zou ik nog aan de orde willen stellen eenige agenda nummers, waarmede haast is. XXII. Vaststelling van het le suppletoir kohier der plaatse- lijke*directe belasting, dienst 1919—1920. (Zie Ing. St. No. 140). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten tot vaststelling van het 1ste suppletoir Kohier der plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1919/1920, tot een bedrag van ƒ1.241.450.—. XXIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke' directe belasting, dienst 1919—1920. (Zie Ing. St. No. 123). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt op diverse bezwaarschriften in zake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, overeenkomstig het Rdvies van de met het onderzoek daarnaar belaste Commissie. XXIV. Voorstel tot aankoop van de perceelen Zonneveld straat Nos. 14, 13, 11 en 10 en Langebrug No. 105 en tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 143). Nadat de heer Huurman medegedeeld heeft dat de Com missie van Financiën tegen den aankoop en de begrootings- regeling geen bezwaar heeft, wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burge meester en Wethouders besloten. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds 8a uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 17