MAANDAG 3 MEI 1920. 205 altijd even scherp en grof is, terwijl, als het gaat tegen de andere paitijen, poeslief is en hij het hier in den Raad inde meeste gevallen met den Voorzitter eens blijkt te zijn, als het gaat tegen ons. Wij zeggen dan weieens tot elkander: daar gaat Knuttel, daar gaat de Communist! Dat wij de organisaties zouden naloopen, is niet juist. Zeker, wij houden rekening met de wenschen van de organisaties en dan doen wij beter dan de Roomsch-Katholieke fractie, maar wij gaan wel degelijk na of hetgeen zij als eisch stellen, al dan niet mogelijk is. Nu is er verschil wat betreft het begrip mogelijkheid. Wij vinden, dat de eischen, door de moderne en syndicalistische organisaties aan het gemeentebestuur gesteld, absoluut niet overdreven zijn. Ik vind zelfs wel dat mag de heer Knuttel weten dat ze tamelijk mak zijn. Waar nu de vakbond, in dit geval de politie-organisatie, op dit oogenblik meent dat zij deze eischen moet stellen, dan kunnen wij ons daarbij volkomen aansluiten, ook al omdat wij meer dan eenmaal verklaard hebben dat het peil der politie omhoog moet. Het moet onmogelijk worden, dat een politie-inspeeteur relletjes verwekt als onlangs plaats gehad hebben op den Maresingel, en die ook door den heer Knuttel afgekeurd zijn. De politieagenten moeten op zoo hoog peil slaan, dat zij dan zeggen: mijnheer de inspecteur, matig uwij meenen dat gij uwe bevoegdheid te buiten gaat. De heer Knuttel. Dat wordt al te dol! De heer Dupbei.deman. Zoo vatten wij ook den klassenstrijd wel eens op. Ik wil erop wijzen, dat dergelijke dingen ook gesfchieden in andere bedrijven, bijvoorbeeld in drukkerijen en op bouw werken. Als op een bouwwerk bijvoorbeeld een kras bezig is domme dingen te doen, dan zeggen de arbeidersals ge dat doet, gaat het verkeerd: het is beter het anders te doen. Dus daar heeft men het klassenstelsel, voegt men mij toe. Neen, in het bouwvak, heeft men dat niet; een kras is een uitvoerder. En als deze dingen wil doen die verkeerd zijn, dan zeggen de arbeiders: dat gaat niet. Als het peil van het politiecorps naar boven gaat, waarom zou dan bij hen niet hetzelfcTe kunnen gebeuren? Het gevolg behoeft niet te zijn, dat de chefs in discrediet bij het publiek komen. Men moet het daarom doen, dat het ten gevolge heeft dat de gummistok niet meer op de ruggen der arbeiders neer komt. Wij stellen het ons zoo voor, dat door de belangen van de politieagenten in het algemeen te behartigen en hun positie te verbeteren, zal worden bereikt, dat zij ook meer met den strijd van de arbeidersklasse zullen medegaan. Wij koopen hen daarmede niet om, maar wij verwachten er toch veel van. Dat moet medebrengen een zuiver inzicht voor het klassestandpunt hetwelk zij dienen in te nemen en niet de bombast, die de heer Knuttel verkoopt. De heer Knuttel. De heer Dubbeldeman beschuldigt mij ervan, dat ik tegen hem en zijne fractie anders optreedt, dan tegen andere Raadsleden en tegen den Rurgemeester, en hij zegt: dan zeggen wij onder ons: daar gaat Knuttel de communist. Ik verwonder mij over de bescheidenheid van de heeren, die onder elkander er over fluisteren en het dan niet eens naar voren brengen, om mij daarmede vast te zetten. Ik zou zeggen: wanneer ik de heeren controleer, dan ge loof ik dat de heeren mij ook contróleeren, en ik geloof niet dat zij mij kunnen verwijten dat ik ooit in eenig opzicht afgeweken ben van diet klassenstandpunt. Maar er is een andere kwestie. Ik interrumpeer wel eens de Raadsleden, niet behoorende tot de S. D. A. P. en ook wel den Burgemeester, maar het is een feit dat ik ook gewend ben dat de Raadsleden, die niet tot de S. D. A. P. behooren, tegen mij met minder grofheid optreden dan de heeren van de S. D. A. P. en ik ben nu eenmaal gewoon den mensehen terug te geven zooals zij naar mij toe komen. Ik wil dit slechts terloops zeggen: het is een bijzaak. Ik wil eraan toevoegen, dat ik het als mijn taak hier in de eerste plaats beschouw om u te conti óleeren. De andere heeren geven zich niet uit voor revolutiormairen, die zeggen niet dat zij den klassenstrijd voeren; die dienen zich aan als vertegenwoordigers van een fictief algemeen belang, en zij worden door de arbeiders ook beschouwd als de vertegen woordigers van de bourgeoisie. Maar gij geeft u uit als arbeidersvertegenwoordigers en daarom heb ik u speciaal te contróleeren. Dat wil ik openlijk zeggen. En dat vind ik ook de voornaamste reden van mijne aanwezigheid hier. Wan neer er geen fractie van u hier zat, dan zou het de vraag zijn of het noodig was dat onze fractie vertegenwoordigd was. Nu de kwestie van de traktementen der politie. L1 kunt daarvan gebruik maken in uw kiezersvergade ringen; ik zal het in mijne kiezersvergaderingen ook zeggen, precies hetzelfde; maar ik wil zeggen dat De heer Huurmanwij hier voor het gemeentebelang zitten De heer Knuttel. Ik wil nu spreken over het omhoog brengen der salarissen. Ik zou willen vragen of de heer Dubbeldeman zelf gelooft, dat hij de politie door haar een liooger salaris toe te kennen zou kunnen brengen tot een andere gedragslijn bij dergelijke botsingen als op den Maresingel hebben plaats gehad. In de eerste plaats ben ik van oordeel, dat een politiecorps niet zal bestaan of het zal een gedisciplineerd corps zijn, en dat de agenten van politie zooveel persoonlijk initiatief zouden bezitten om te zeggen: «onze superieuren denken er wel zoo over, maar wij denken er anders over, de arbeidersvertegen woordigers hebben ons hooger salaris gegeven, wij doen het niet" is dwaasheid, ik verwacht het omgekeeide. Ik zie in het geven van hooger salaris aan de politie en in het geneigd zijn om de politie naarboven te brengen juist het streven en dat wordt door u gesteund om de politie een bevoorrechte positie te geven, opdat zij voor den klassenstrijd minder zal gevoelen en beter door onze tegenstanders tegen ons zal kunnen worden gebruikt. De heer Pera. M. d. V. Ik wil niet gaan praten over de vraag of wij verplicht zijn aan de eischen van de organisaties te vol loen. Het is pas uitgesproken: de organisaties willen dat en om ze nu tevreden te stellen moet gij haar gehoor zamen. Natuurlijk kunnen Burgemeester en Wethouders zich nooit op dat standpunt plaatsen en wij moeten wat redelijk en billijk is in het oog houden. Wat den arbeid van de politie en de waardeering betreft, ik geloof, dat, als de tijd aanbreekt dat de politie tegen de sociaal democraten moet optreden, zij altijd kwaad zal doen en altijd over haar optreden geklaagd zal worden, hoe zuiver en goed zij haar plichten ook vervult. Waarop ik evenwel met nadruk wil wijzen is de inleiding, welke ik acht dagen geleden heb geleverd bij de behandeling van onze loonregeling. Er is toen opgemerkt, dat Burgemeester en Wethouders met hun voor stellen zoover waren gegaan als maar eenigszins mogelijk was, en ik heb toen als mijn meening uitgedrukt, dat het wensche- lijk was alle amendementen in te trekken. Daarop zou ik op dit oogenblik een heel kleine uitzondering kunnen maken bij iets, dat nu ja, een geval van persoonlijke beoordeeling is, maar dat als zoodanig de moeite niet waard is om er ons druk over te maken, maar, niettegenstaande het verzoek is gedaan om met geen voorstellen tot verhooging te komen, en gewezen is op de groote kosten, welke deze loonregeling aan de gemeente zal opleggen, waarvan gevraagd dient te worden of zij de krachten van de gemeente niet te boven gaan, is een stroom van amendementen ingékomen, waarvan de kosten niet zijn te overzien. Ik moet blijven bij hetgeen acht dagen geleden door mij namens Burgemeester en Wethouders is uitgesproken: laat het blijven bij de kolossale verhoogingen, door Burgemeester en Wethouders voorgesteld, en laat men niet verder gaan, want anders valt niet te zeggen waar het met de financiën van onze gemeente naar toe moet! Ik moet in het algemeen genomen de aanneming van alle amendementen en voor stellen, welke een verhooging der kosten tengevolge zouden hebben, aan den Raad ontraden. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van Stralen om de wedde van den agent 2e klasse te bepalen op f 35.tot f38. wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Heemskerk, Oostveen, Bisschop, Sijtsrria, Kuivenhoven, de Lange, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Eikerbout, van Tol, Oostdam, Wilmer, Knuttel,' J. P. Mulder, Splinter, Leman, van Gruting, van Hamel, Stijnman, en Huurman. Vóór stemmen: de heer van der Zeeuw, de dames Dub- beldeman-Trago en Baart-Braggaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman en de la Rie. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de salarisregeling van den agent 2e klasse wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Handhaven de heeren van Stralen en Dubbeldeman,. na de beslissing die genomen is inzake hun amendement betreffende de wedderegeling van den agent 2de klasse, hunne amendementen betreffende de salaris regelingen van den agent le klasse en den hoofdagent?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 15