MAANDAG 3 MEI 1920. 203 Het is noodig, dat de gemeente beschikt over een goed in gerichte politie en ik zie niet in dat de inrichting anders kan zijn dan zij thans is, nu er nog geen vóór-opleiding is, nu men nog niet krijgt vaklieden, nu de agenten hier als het ware nog afgeëxerceerd moeten worden, wat zeggen wil dat zij be ginnen met leerlingen te zijn. De heer Eikerbout heeft in de vorige vergadering bepleit, dat men zou krijgen 3 klassen werkliedenongeoefenden, ge- oefenden en geschoolden. Dat moet ook het ideaal zijn van hen die klassen bij de politie wenschen: de niet-geoelenden (tijdelijken), de geoefenden (2de klasse) en de geschoolden, (lste klasse). Afschaffing van de rangen is een nieuwe eisch; het is een nieuwe leus en deze wordt gepromoveerd tot een eisch van democratie. Als men morgen weder met een anderen eisch naar voren komt en men zegt: de traktementen moeten verhoogd worden, dat kan men dan weer vinden door er een klasse bovenop te stellen, dan heet dat misschien ook democratie. Nu is er verschil wat betreft den tijd waarin men van de 2de klasse naar de lste klasse overgaat, maar dat is niet een gevolg van willekeur. Als iemand zijn examen eerder doet, dan wordt hij ook eerder in de lste klasse opgenomen; dat heeft men in de gansche maatschappij. Het zou zeer jammer zijn, wanneer iemand, die zijn best doet, niet kon vooruit komen, omdat alles ging naar anciënniteit. Dat heeft men nergens, bij de arbeiders ook nietmen zou anders de politie desorganiseeren. De klassenindeeling behoort trouwens niet tot de bevoegd heid van den Raad; thans is aanhangig een kwestie van de bezoldigingsregeling en daarom komt deze kwestie hier ter sprake. Hoevele klassen er kunnen zijn is een zaak van den inwendigen dienst en die gaat mij aan en niet den heeren. En als de bezoldigingen zouden blijven doorloopen, afgezien van de klassen, ik zal nu niet gebruiken het argument, dat de Burgemeester van den Haag gebruikt heeft dan zou een burgemeester gewoon de periodieke verhoogingen stop kunnen zetten door ze, na een zeker aantal, te verbinden aan een of ander theoretisch of practisch examen. Ik wil daarmede niet argumenteeren, maar ik geloof, dat bij den Raad genoeg gezond verstand zal bestaan om het bestaande sy steem niet af te schaffen. Het is een kwestie van bezoldiging en daarom kan de Raad zich er mede inlaten was dat niet het geval, dan zou de Raad zich met iets inlaten, waarmede hij zich niet heeft te bemoeien en waarvoor hij geen verantwoorde lijkheid draagt. Ik acht het klassenstelsel onmisbaar, niet om mogelijke willekeur en oogendienarij te behouden, maar om daarin een prikkel te hebben voor de jongeren om te studeeren en zich de noodige ontwikkeling eigen te maken, teneinde zoo snel mogelijk tot agent le klasse te worden bevorderd. De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal mij tot het maken *an een paar opmerkingen bepalen, omdat ik geen kans zie om u van uw mijns inziens absoluut verkeerd standpunt af te brengen. Vooral als gij de agenten van politie gaat vergelijken met de gewone arbeiders en dan zegt: onder de arbeiders heeft men geoefende, ongeoefende en geschoolde en dat geldt ook de agenten van politie, dan blijkt daaruit, dat gij het aan het verkeerde eind hebt. want nu gebruikt gij dat als een argument tegen ons, maar een ander oogenblik zult gij niet voor uw rekening durven nemen, dat gij ongeoefende agenten de straat op stuurt. Dan zoudt gij van ons te hooren krijgen: houdt die maar bij u, want die zijn zeker ongeschikt om de orde op straat te handhaven. Wij meenen, dat iemand, die als politieagent wordt aangesteld, genoeg bewijzen van ge schiktheid moet hebben gegeven, omdat hij anders zijn aan stelling niet krijgt. Nu kan men dat natuurlijk niet aan zijn neus zien en daarom moet men er toe komen hem voor een proefjaar als los aan te stellen, maar in dien tijd moet hij niet zonder toezicht en zonder leiding op straat zijn, want anders zal hij de ervaring, die hij moet opdoen, krijgen ten koste van menschen, die daarvan de dupe worden. In geen geval was dit een gelukkig voorbeeld van u. Verder hebt gij gesproken over den hoofdbrandstoffencon- troleur en getracht dien tegen ons uit te spelen, maar dat gaat niet op, want wij hebben ons amendement om dien man als hoofdbrandstoffencontroleur te betitelen juist hierop ge grond, dat hij andere werkzaamheden heeft dan de andere controleurs, terwijl wij daarentegen bewèren, dat een agent le en een agent 2e klasse hetzelfde werk doen. Die hoofd brandstoffencontroleur heeft van andere controleurs de leiding, moet van verschillende zaken aanteekening houden en heeft een grootere verantwoordelijkheid, zoodat zijn werkzaamheden van anderen aard zijn dan die van de andere controleurs, waarbij dan nog komt, dat hem indertijd de wedd>% aan een hoogere groep verbonden, is toegekend. Ik hoop, dat de Raad het verkeerde klassenstelsel niet zal handhaven. De Voorzitter. De kwestie van de ongeoefend beid van de politieagenten heeft de heer van Stralen uit haar verband gerukt, want het gaat hier over de geoefendheid en de opleiding. Geen enkele politieagent wordt op straat gelaten zonder dat de Commissaris van politie daartoe zijn toestemming heeft gegeven, maar bovendien moeten die menschen de wetten en de verordeningen kennen, alsmede in staat zijn een pro ces-verbaal op te maken. Dat kan iemand niet aanwaaien en die cursus en dat examen zijn lang niet zoo gemakkelijk. De heer van Stralen denkt, dat dit zoo gemakkelijk is en het voldoende is als die menschen maar op straat loopen, maar zij hebben zich wel degelijk de noodige theoretische kennis eigen te maken. Dat een politieagent le klasse en een politieagent 2e klasse hetzelfde werk zouden doen, is niet waar. Op het Raadhuis kunnen een commies le klasse en een hoofdcommies ook weieens hetzelfde werk doen, maar daarom is hun werk niet in alles gelijk. De heer van Stralen. M. d. V. U hebt niet bestreden ons voorstel betreffende afschaffing van het klassenstelsel bij de brugwachters. De Voorzitter. De kwestie van de afschaffing van het klassenstelsel bij de brugwachters komt aan de orde als Staat C, die betrekking heeft op de brugwachters, in behan deling is; wij moeten ons thans tot de politie bepalen. De beraadslaging wordt gesloten. Het in het amendement van de heeren van Stralen en Dubbeldeman belichaamde denkbeeld om het klassestelsel bij de politie te doen vervallen, wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Bisschop, Kuiven- hoven, de Lange, Pera, Bots, van der Lip, van der Pot, A. Mulder, Eikerbout, van Tol, Oostdam, Wilmer, J. P. Mulder, Splinter, Leman, van Hamel, Stijnman en Huurman. Voor stemmende heeren van der Zeeuw, Oostveen, mevr. DubbeldemanTrago, de heer Sijtsma, mevr. BaartBrag- gaar, de heeren van Stralen, Groeneveld, Knuttel, van Gruting, Dubbeldeman en de la Rie. (Ook de heer Huurman was inmiddels ter vergadering ge komen). De Voorzitter. Nu de Raad beslist heeft, dat er 2 klassen van politieagenten zijn, komt het amendement van de heeren vau Stralen en Dubbeldeman om het salaris van den agent te bepalen op f 35—/ 42 per week met 7 éénjaarlijksche verhoogingen van f 1 per week, benevens f 85 kleeding- geld per jaar, te vervallen. Ik stel dus thans aan de orde het voorstel van Burge meester en Wethouders om de wedde van den agent 2e klasse te bepalen op f 32—35 per week. De heer van Stralen. M. d. V. Het tweeklassenstelsel wordt nu gehandhaafd, maar het is begrijpelijk, dat wij wat betreft de loonsbepaling toch willen blijven bij hetgeen wij voorge steld hebben. De Voorzitter. Ik doe den heer van Stralen opmerken, dat zijn amendement, om de wedde der agenten op f 35. f 42 te bepalen, alleen reden van bestaan had voor het geval de Raad besloten had tot afschaffing van het klassen stelsel. Nu dit gehandhaafd blijft, komt het amendement te vervallen; hij zou dus een ander amendement moeten in dienen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik stel voor de wedde van den agent 2e klasse te bepalen op 35f 38. De Voorzitter. Door den heer van Stralen wordt voorge steld de salarissen voor de agenten van politie aldus vast te stellen: agent 2e klasse van f 3538 en agent le klasse van f 39f 42. De heer Knuttel. M. d. V. Ik moet zeggen, dat ik werke lijk over dit amendement versteld sta. Ik sta er oVer versteld, dat dezellde Raadsfractie, die pas over het optreden van de politie heeft geklaagd en zeer goed weten kan, dat bij den verscherpten klassenstrijd meer en meer zulk optreden van de politie regel zal worden, dezelfde Raadsfractie, die genoegen heeft genomen met loonen van werklieden, waarbij de hoogste groepen, die van chef-fitter, chef-magazijnknecht, hoogspan ningsmonteur, enz. menschen met groote geoefendheid en menschen, van wie bijzondere bekwaamheden worden gevraagd, in maximum niet meer krijgen dan gewone agenten van politie, thans met een amendement komt, waardoor de agenten van politie, wat hun loonen betreft, zullen komen te staan boven de hoogste klasse van 'de best geschoolde arbeiders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 13