202
MAANDAG
3 MEI 1920.
andere redenen, dan die van geschiktheid en daartegen gaan
onze bezwaren.
Wanneer wij de beoordeeling, of een agent geschikt is
voor 1ste of 2de klasse, moeten overlaten aan den Burge-,
meester, voorgelicht door den Commissaris van politie, dan
ontstaat het bezwaar, hetwelk de heer Wilmer noemde, dat
de beoordeeling van dergelijke zaak gelegd wordt in handen
van één persoon, en dat achten wij geheel in strijd met de
democratie.
Waar wij zien, dat in andere plaatsen van beteekenis men
geleidelijk komt tot afschaffing van het k[assenstelsel, waar
men elders bovendien het oor blijkt te verleenen aan de be
trokkenen in deze kwestie, waar men elders de belangheb
benden, de politieagenten zelf, die men hier dat is een
maal gebruik buiten de deur laat en over en zonder hen
beslist, in de gelegenheid stelt hunne wenschen ook op dit
punt kenbaar te maken, daar vraag ik, welk argument aan
gevoerd kan worden voor handhaving van het klassenstelsel
hier. Dat argument is er niet. In andere plaatsen is ten
gevolge van de afschaffing van het klassenstelsel niets ver
keerds gebeurd. Dus de conclusie ligt voor de hand, dat er
te Leiden ten gevolge van de afschaffing van het klassen
stelsel ook niets verkeerds zal gebeuren.
Ik meen dus, dat hier alleen in het spel is de vooropge
zette wil van den Burgemeester of van den Commissaris van
politie om het klassenstelsel te handhaven, met uitsluiting
van de denkbeelden van welke andere personen ook, dat zij
handhaving van het klassenstelsel in het belang van het
politie-instituut bepaald noodig achten. Maar wij vinden, dat
de Raad in deze ook een woordje heeft mede te spreken en
daarom hebben wij dit voorstel gedaan. Ik hoop, dat de
meerderheid van den Raad zal inzien, dat handhaving van
het klassenstelsel bij de pplitie niet verdedigbaar is.
Wat betreft de afschaffing van het klassenstelsel voor de
brugwachters, ik meen dat daarvoor dezelfde argumenten
aan te voeren zijn, misschien nog in meerdere mate, want of
nu een brug opengedraaid wordt door een brugwachter 1ste
klasse dan wel door een brugwachter 2de klasse, ik denk dat
die brug op dezelfde wijze zal open en dicht gaan. Ik zie
dus ook niet in, waarvoor voor deze personen het klassen
stelsel gehandhaafd zou moeten worden.
Mijns inziens is er tenslotte niets voor aan te voeren dan
dat de betrokken chefs het met het oog op hun overwicht
en met het oog op het uitoefenen van pressie op hun perso
neel gewenscht achten dat dergelijke instelling blijft bestaan,
want daardoor bestaat er gelegenheid om, wanneer de menschen
om een gunst komen vragen, die ook te verleenen, waarvoor
dan ook een tegenpraestatie geëischt wordt.
Wij zijn er op tegen, dat op dergelijke manier die prikkel
tot plichtsvervulling, zooals men het noemt, wordt gehand
haafd, en wij dringen er nogmaals op aan dat de Raad be
sluit het klassenstelsel af te schaffen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil iets zeggen aan
het adres van den heer Wilmer, naar aanleiding van zijn
terugkomen op de door mij in een vorige vergadering ge
bruikte uitdrukking van «boerenkinkels." Er blijkt uit, dat
hij dat niet goed heeft willen verstaan en ook niet goed
gelezen heeft.
Het is noodzakelijk, dat er tevredenheid is in het politie
corps; willen wij die tevredenheid verkrijgen, dan moeten
wij rekening houden met de eischen, weike gesteld worden
door de organisaties. Nu schijnt de heer Wilmer geheel over
het hoofd te zien, dat de Katholieke organisatie precies het
zelfde gevraagd heeft als de moderne bond, nl. afschaffing
van het klassenstelsel. Wij weten met zekerheid, dat in dit
opzicht tusschen die twee organisaties geen verschil is.
Ik vind het zeer verkeerd, om, als wij weten dat van de
140 politieagenten er 120 zijn die radicaal voor de afschaf
fing van het klassenstelsel zijn, daaraan geen gevolg te geven.
Als zulk een aantal dat wil, dan is het zaak om dat klasse
instituut af te schaffen.
Wij leven nu eenmaal in den tijd, dat wij rekening moetên
houden met de eischen van de arbeiders die in een bepaalde
branche werkzaam zijn. Doen wij dat niet, dan stoken wij de
ontevredenheid aan. Vroeger hebben wij ons op het stand
punt gesteld, dat de politie in haar geheel maar weg moest
en uit den booze was, maar sedert ik vernomen heb, dat
men er ook in Rusland politierekels op nahoudt, ben ik
daarvan teruggekomen en heb ik gezegd, dat wij het met
die politieagenten op een accoordje moesten gooien en die
menschen als gewone arbeiders in de maatschappij moeten
beschouwen, en dat zij, wat de behartiging van hun belangen
betreft, met andere arbeiders gelijkgesteld worden.
Mijnheer Knuttel! Ik heb het in De Tribune gelezen en
als het daarin staat zal het toch wel waar zijn.
De Voorzitter. Ik kan kort zijn in de verdediging van
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Verleden
jaar heb ik dit punt ampel toegelicht en daaraan heb ik
niets toe te voegen. Ik ben volkomen van dezelfde opinie
gebleven als ik verleden jaar was.
De heer van Stralen zegt, dat van de 140 agenten er 120
vóór de afschaffing van het klassenstelsel zijn, maar ik geloof,
dat hij daarin absoluut ongelijk heeft en hij altijd de meening
der bestuursleden van zulke organisaties verwart met die
der leden. Ik ben van bet tegendeel overtuigd; ik meen,
dat een groot deel van de agenten tegen die afschaffing is
en wel degelijk het klassenonderscheid apprecieert.
Ik zal in het kort even releveeren wat ik verleden jaar
heb gezegd. Waarom is het behoud van die klassen noodig?
Omdat de taak van een agent le klasse en die van een agent
2e klasse een gansch andere kan zijn. Als een agent op den
hoek van een straat staat, maakt het geen verschil of dat
een agent le- dan wel 2e klasse is, maar bij gecombineerd
optreden of op verantwoordelijke posten vertrouwt men de
leiding alleen aan een agent le klasse toe. Wat echter meer
klemmend is, is dit: als men in gemeentedienst een schilder
of een timmerman aanneemt, kiest men een vakman, maar,
heeft men een politieagent noodig, dan moet men in den
regel iemand nemen, die in dat vak geen vakman is en zijn
vak nog moet leeren, omdat er tot heden nagenoeg geen oplei
ding voor de politie, buiten het corps om, bestaat. Wil men
slechts één klasse hebben, dan zou ik zulk een man vier
of vijf jaar tijdelijk moeten laten blijven, maar daartoe zie ik
geen mogelijkheid, want dan wil niemand solliciteeren. In
dezen tijd worden die menschen meestal niet een geheel
jaar op proef gehouden, doch een hall jaar; ik vind dat beter.-
Als zij zich fatsoenlijk gedragen en den noodigen ijver*too-
nen, worden zij na een half jaar voor vast aangesteld.
Bovendien is een prikkel noodig om zich de elementaire
theoretische kennis eigen te maken en daarom wordt bij de
bevordering het examen zeer in aanmerking genomen. De
heer van Stralen is tegen dien prikkel, maar ik zie niet in
waarom een prikkel om zich de noodige kennis te verwerven
niet zou moeten blijven bestaan. Vooral in den tegen woord igen
tijd is de menschelijke aard zoo, dat, indien aan zoo'n examen
geen voordeel verbonden was, velen met het volgen van den
cursus zouden slabakken. Er zijn wel menschen onder, die
genoeg ambitie bezitten, maar niet met allen is dat het geval.
Er komt nog dit bij. Toen ik hier kwam als Burgemeester,
behoorden tot de le klasse tien personen en tot de 2e klasse
twintig personen, terwijl de rest 3e klasse agenten waren.
Overleed er niemand of nam niemand zijn ontslag, dan was
er geen promotie. Ik heb de onbillijkheid van dat stelsel ingezien
en heb toen het aantal klassen tot twee ingekrompen. Bij de
begrooting heb ik toen voorgesteld mij het recht te geven
veel meer agenten tot de le klasse te bevorderen, waardoor
de normale toestand is geworden, dat de meeste agenten
behooren tot de le klasse.
Er wordt nooit een agent vóór den afloop van zijn proeftijd
tot de le klasse bevorderd, omdat zij zich de noodige theore
tische kennis moeten eigen maken en ook practisch moeten too-
nen voldoende geschiktheid te bezitten, maar als regel zijn
verreweg de meeste agenten hier agenten le klasse. Momenteel
zijn er veel van de 2e klasse als gevolg van de groote uitbreiding
van het corps in verband met de invoering van den verkorten
arbeidsdag, maar in de toekomst wordt dat weer anders. De
2e klasse agenten zou men kunnen noemen adspirant-agenten,
maar zij worden agent 2e klasse genoemd, omdat ik hen niet voor
geruimen tijd tijdelijk kan aanstellen. Het lijkt mij alleszins
billijk en' ik heb er nooit aanmerking over vernomen.
Nu zegt men: in andere plaatsen is het anders, maar daar
is ook een zeer groote massa fictie bij.
Zeker, te Amsterdam heeft men één klasse agenten, maar
daarnaast heeft men de hoofdagenten zoo noemt men daar
de agenten le klasse van hier en daarboven brigadiers.
Men wordt daar niet brigadier bij wijze van belooning voor
bewezen diensten of op grond van anciënniteit, zooals hier,
maar het is een zuivere rang van brigadier. Te Utrecht heeft
men dat ook. Bovendien zijn er te Amsterdam ook posthouders
met verschillende rangen; alleen de gewone agenten hebben
één rang.
Men beoogt hier nu ook te komen tot één klasse agenten,
met een groot aantal verhoogingen. De aandrang daartoe is
wel wat kunstmatig. Het is nu eenmaal opgekomen bij de
leiders der organisaties en dat wordt ook in de couranten ge
schrevener moet slechts één klasse zijn; algemeene egalisatie.
Daarom komt men met dat groote aantal verhoogingen,
maar voor de werklieden begeert men die heelemaal niet; bij
de werklieden heeft men slechts 4 verhoogingen, maar bij de
politie zou men er 7 willen hebben; dat is een kunstmatig iets.
Daarenboven zegt men, dat alleen bij de politie rangen
bestaan; maar bestaan die niet bij de werklieden en ambte
naren? Hebben wij onlangs niet van den heer Dubbeldeman
een krachtige verdediging vernomen van de functie van
hoofdbrandstoffencontróleur? Waarom moest die er wel zijn,
terwijl er toch zoo weinig brandstoffencontróleurs zijn?