97 N#. 149. LeideD, 4 Mei 1920. Nevensgaand adres van een achttal hier ter stede gevestigde vischhandelaren, houdende verzoek om over te gaan tot sluiting der gemeentelijke vischwinkels, geelt ons aanleiding het navolgende onder Uwe aandacht te brengen. Tot den gemeentelijken vischverkuop is indertijd besloten, om prijsregelend te kunnen optreden en tevens om het ver bruik van visch als volksvoedsel aan te moedigen. Ondanks de tegenwerking van sommige vischhandelaren, is dit doel volkomen bereikt. De gemeentelijke vischwinkels (thans ge vestigd in perceel Vischmarkt No. 11 en in een kiosk op de Stadshulpwerf aan de Oude Heerengracht) blijken alleszins reden van bestaan te hebben en worden door een groot deel dei- ingezetenen ten zeerste gewaardeerd. De visch wordt met eene behoorlijke winstmarge van 20 voorde goedkoopere en25 a 30% voor de duurdere visch- soorten verkocht, zoodat van deloyale concurrentie geen sprake is, doch slechts prijsregelend wordt opgetreden. En dat dit prijsregelend optreden, hetgeen bezwaarlijk op eene andere afdoende wijze kan geschieden, noodig is, is ten duidelijkste gebleken. Zoodra toch de gemeentelijke winkels geen visch meer voorhanden hebben, worden herhaaldelijk plotseling de prijzen in de particuliere winkels verhoogd. Hoe de adressanten verder kunnen beweren, dat zij door de gemeentelijke vischwinkels in hooge mate zijn benadeeld, is ons een raadsel. Vóór de oorlogsjaren verkocht in deze gemeente geen enkele vischverkooper, behalve de firma Roos, versche zeevisch in zijn winkel. Bij bestelling werd de visch eenvoudig op de markt gekocht. Eerst tengevolge van de distributie is bij adressanten een winkelnering in versche zeevisch ontstaan, aangezien het publiek toen genoodzaakt was in hunne winkels te gaan koopen. Tengevolge van de bemoeiingen van de gemeente is het verbruik van versche visch belangrijk toegenomen (men denke slechts aan den verkoop van versche mosselen), zoodat er veel meer grond is voor de bewering, dat de particuliere visehverkoopers van de van Rijks- en gemeentewege gemaakte propaganda voor het vischverbruik hebben geprofiteerd, dan dat zij door de maat regelen der gemeente zijn benadeeld. Trouwens, men moet ook niet over het hoofd zien, dat de gefneente slechts een klein gedeelte van het terrein van den vischhandel bestrijkt, doordat in de gemeentelijke vischwinkels bijna uitsluitend de goedkoopere zeevischsoorten worden verkocht. Van de duurdere zeevischsoorten alsmede van zoet water visch, garnalen, zoutevisch, bokking, haring, gebakken visch enz. hebben de particuliere vischhandelaren vrijwel den alleen verkoop. In de gemeentelijke winkels bedroeg de omzet gedurende de maanden October t/m December 1919: 45.063f pond versche visch, 1116f pond stokvisch en 11306 pond mosselen. Over de 'maanden Januari en Februari 1920 bedroegen deze cijfers: 34042 pond versche visch, 397 pond stokvisch en 6332 pond mosselen. Daarnaast wordt nog vrij veel visch omgezet door particuliere verkoopers hier ter stede en door vischventers van elders. Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging niet in te gaan op het verzoek om tot sluiting der gemeentelijke vischwinkels over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 Januari '1920. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachbare Heeren, Geeft met gepasten eerbied te kennen, ondergeteekenden allen vischhandelaars wonende te Leiden, dat wegens de groote nadeelen welke wij van de Gemeen telijke Vischwinkels ondervinden de toestand van dien aard is geworden, dat wij niet meer in het onderhoud van ons en ons gezin kunnen voorzien. Wij zitten op zulke groote lasten, o.m. ook belasting, dat wij U verzoeken ten spoedigste er toe te willen overgaan, bovengenoemde winkels te sluiten. Wij geven U beleefd in overweging om b.v.: dat door U de prijzen worden gecontroleerd of vastgesteld in evenredig heid van de gemiddelde inkoopprijzen. Zooals het thans gaat hebben wij geen reden van bestaan meer. Hopende dat U op ons verzoek goedgunstig wilt beschikken, verblijven wij met de meeste Hoogachting, A. Gerritsen. A. v. d. Kaai. fa. Wed. M. Roos. J. van Wijk. F. van den Berg. C. Toet. H. v. Rosse. G. v. d. Lee. N8. 150. Leiden, 4 Mei 1920. Het zij ons vergund U thans ook omtrent het derde ge deelte van nevensgaand voorstel van Uw medelid, den heer Knuttel,, onze meening te doen kennen. De heer Knuttel stelt daarbij voor eene commissie te be noemen, die ten spoedigste een plan zal ontwerpen voor bosch- en parkaanleg op ruime schaal, met welk plan niet bedoeld wordt een aanleg in het belang der Omwonenden, zooals op het Kooiterrein, doch een van 20 H. A. op eenigen afstand van de bebouwde kom. Het denkbeeld van den heer Knuttel achten wij op zich zelf zeer sympathiek. Ook naar onze meening toch zou onze gemeente ten zeerste gebaat zijn,.wanneer men oja eenigen afstand van de bebouwde kom kon beschikken over een bosch en (of) park met speelterrein voor kinderen enz. Afge scheiden echter van de moeilijkheid om daarvoor geschikten grond in handen te krijgen en het bezwaar, dat hoogst waarschijnlijk een groot complex vruchtbare gronden aan de productie zou moeten worden onttrokken op een tijdstip, waarop in elk opzicht naar vermeerdering van opbrengst wordt gestreefd, zijn aan den aankoop van den grond en den aanleg zulke enorme uitgaven verbonden, dat wij ons niet verantwoord zouden achten U te adviseeren in deze tijden van financieëlen nood der gemeenten de noodige gelden ten behoeve van den door den heer Knuttel bedoelden bosch- en parkaanleg beschikbaar te stellen. Onder deze omstandigheden heeft het weinig zin een com missie te benoemen, om een daartoe strekkend plan te ont werpen, daargelaten nog de vraag, of het niet overeenkom stig het gevoelen van de Commissie van Fabricage, de voor keur zou verdienen, wanneer men tot dezen aanleg wilde ovCTgaan, de voorlichting van de Nederlandsche Heide Maat schappij in te roepen, in plaats van eene commissie met het ontwerpen van een plan te belasten. Hoezeer dan ook het denkbeeld van den heer Knuttel op zichzelf onze instemming heeft, geven wij Uwe Vergadering in overweging daarop thans niet in te gaan en het voorstel van den heer Knuttel mitsdien niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 September 1919. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekende stelt voor te besluiten: 1°. Aan B. en W. op te dragen, ten spoedigste met een plan te komen voor den bouw van gemeentewege van duizend aan alle redelijke eischen voldoende woningen, onder leiding van architecten, wier vroegere praestaties waar borgen geven voor een aesthetisch geheel. 2°. Aan B. en W. op te dragen, plannen te doen ontwerpen voor openbare badinrichtingen op 5 a 6 punten der stad in de nabijheid der volkrijkste arbeidersbuurten. 3°. Een commissie te benoemen, die ten spoedigste een plan zal ontwerpen voor bosch- en parkaanleg op ruime schaal. Toelichting. Ten aanzien van de dringende behoefte aan elk der genoemde zaken, mag elke toelichting als overbodig worden beschouwd. De openbare badinrichtingen zijn gedacht, behalve aan de Van der Werffstraat, in de omgeving van Zijlpoort, Abattoir, Morschpoort, Heerenstraat en Levendaal. Met het bosch- en parkplan wordt niet bedoeld een aanleg in het belang der omwonenden, gelijk op het Kooiterrein, maar een van ongeveer 20 H.A., op eenigen afstand van de bebouwde kom. Hoogachtend, J. A. N. Knuttel. NO. 151. Leiden, 5 Mei 1920. De Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben aan Bur- meester en Wethouders een brief van den Minister van Financiën toegezonden, waarin de wenschelijkheid wordt uit gesproken, dat zooveel mogelijk worde voorkomen, dat zij, die volgens de wet omtrent den waarborg en de belasting der goudèn en zilveren werken schatplichtig zijn, genoopt worden, twee registers te houden, welke in wezen hetzelfde beoogen, namelijk één register krachtens de waarborg wet en één krachtens het onlangs gewijzigde artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht. De Minister rneent, dat de nieuwe registers van artikel 437 alle gegevens zullen bevatten, die ook de waarborgwet eischt en hij wil daarom de registers, tot het houden waarvan het Strafwetboek verplicht, ook in-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3