72 zeer ongunstige strafregisters van de brugwachters noemt zij »niet overmatig belast." Komt de Commissie tot het voor naamste feit, de cardo quaestionis, n.l. »het terugbrengen van de gestolen kooien op de schuit'' dan beschouwt zij dit wel als »een fout", maar zij voegt er aan toe »zich niet te willen begeven in de beschouwing over den meerderen of minderen ernst van dit feit." Wij willen het bij deze enkele kantteekeningen laten en nog alleen de opmerking maken, dat het ons niet verwondert, dat de Commissie bij slot van rekening zoo weinig positief is in het trekken van hare conclusie. Want tot welke slotsom komt zij eigenlijk? Is zij van oordeel dat de brugwachters ten onrechte of te zwaar gestraft zijn? Üit het rapport is ons dit niet duidelijk geworden. Te allen overvloede willen wij er nog op wijzen, dat, al mocht Uw Raad met het voorstel van de Commissie mede gaan, ons College bezwaar zou moeten maken aan het daarin vervatte verzoek gevolg te geven. Wij zouden er niet aan kunnen of mogen denken de door ons na rijp beraad en nauw gezette overweging genomen beslissing -die ons nog rteeds volkomen juist voorkomt te niet te doen (wat n.b. mede zou brengen dat aan Rietkerken en van Putten hun jaarwedde over den tijd, dien zij ontslagen zijn geweest, zou moeten worden uitgekeerd) en personen in dienst der gemeente terug te nemen, die zich o. i. aan ernstige misdragingen schuldig gemaakt hebben en deswege door ons met ontslag gestraft zijn. Natuurlijk zou het ons aangenaam zijn, wanneer wij niet in de noodzakelijkheid kwamen tegenover een verzoek van den Raad een weigerende houding aan te nemen. Het is op al deze gronden, dat wij U in overweging moeten geven het voorstel van de Commissie niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 8