70 is 1503.06, waarvan dan, volgens het voorbeeld in het Maandblad, slechts het allernoodigste kan worden betaald, terwijl volgens ons voorstel slechts 1200.— en 200. is 1400.— zou worden afgetrokken, voor noodzakelijk levens onderhoud. Bij grootere gezinnen wordt deze verhouding nog ongunstiger, waaruit dus blijkt dat ons voorstel eer te laag dan te verstrekkend is. Het resultaat van ons voorstel is natuurlijk dat het bedrag dat de hoofdelijke omslag opbrengen moet, voor een grooter deel dan tot nog toe, gevonden zal moeten worden bij de hoogere inkomens. Het is vanzelfsprekend dat er opgebracht moet worden wat er noodig is om de kosten van de gemeente lijke huishouding te kunnen bestrijden, maar het is óók vanzelfsprekend dat alléén diegenen betalen die betalen kunnen. Ook met het oog op de grootere uitgaven die voor elke gemeente te wachten zijn in de toekomst, ook op sociaal gebied, is het dus geboden de grens, waar men begint be lasting te betalen niet te laag te nemen, daar anders de arbeiders, en daarmede gelijk te stellen kleine burgers, finan cieel in veel moeilijker positie komen dan zij nu reeds zijn. Mocht men ons willen wijzen op het hoogere percentage dat geheven zal moeten worden van de grootere inkomens, dan is dat een te gereeder aanleiding voor de Rijksregeering om te zorgen dat de gemeenten in staat worden gesteld behoorlijk te functioneeren door de daarvoor benoodigde fondsen beschikbaar te stellen. In geen geval mag er belasting geheven worden van inkomens, die reeds te klein zijn om van te leven. Leiden, 19 Maart 1920. Aan den Gemeenteraad van Leiden. M. H.l Ondergeteekende stelt voor de verordening op de heffing eener plaatselijke directe belasting naar het inkomen als volgt te wijzigen: In Art. 21, 2e alinea te lezen: De eerste klasse omvat hen die een inkomen hebben van 1500.tot beneden 1550. de 2e klasse 1550.1600. (en zoo vervolgens). Art. 22 te lezen Tot grondslag voor de berekening van den aanslag strekt het laagste cijfer van elke klasse, verminderd met 1500. J. A. N. Knuttel. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur van den Neutralen Leidschen Bestuurdersbond, waarbij zijn aangesloten afdeelingen van 1°. het Nationaal Verbond van Gemeenteambtenaren; 2°. den Bond van Handels-en Kantoorbedienden «Mercurius"; 3°. den Centralen Bond van Post-, Telegraaf- en Telefoon personeel 4°. den Neutralen Timmerliedenbond 5°. den Nederlandschen Grafischen Bond; 6°. den Neutralen Bond van Spoorwegpersoneelen 7°. den Bond van Beambten bij het Gevangeniswezen; dat door voornoemden Bestuurdersbond in de oprichtings vergadering van 11 November 1919 in bespreking is gebracht het feit, dat het bedrag van aftrek voor noodzakelijk levens onderhoud voor de Plaatselijke Directe Belasting naar het Inkomen was vastgesteld op ƒ600.(zes honderd gulden) voor gehuwden en 400.— (vier honderd gulden) vooronge- huwden, terwijl voor elk kind 50.(vijftig gulden) in min dering werd gebracht; dat de Neutrale Bestuurdersbond met klem bij Uwen Raad aandringt op eene spoedige herziening dezer bedragen, gelet op de zeer aanzienlijke waardevermindering van het geld en de enorme stijging der prijzen voor de eerste levensbehoeften, in verband waarmede zij Uwen Raad verwijst o. a. naar het laatste rapport van het Bureau van de Statistiek der Ge meente Amsterdam, waarin geconstateerd wordt, dat, ondanks rantsoeneering en gedwongen bezuiniging, de kosten van het levensonderhoud sedert 1914 met 78.6 °/0 zijn gestegen (ge lijkstaande met 93.9 °/0 indien geen rekening zou worden gehouden met die gedwongen bezuiniging; dat het niet in de bedoeling van Uwen Raad kan liggen, de belangrijkheid van deze cijfers voor het werkelijk leven te onderschatten, evenmin als zou mogen worden verwacht, dat Uwe Raad geen voldoende rekening zou kunnen of willen houden met de zware zorgen, die onze tijd in het bijzonder den minder bemiddelden oplegt; dat Uwe Raad zal moeten erkennen, dat het uitgesloten moet worden geacht, dat in de tegenwoordige tijdsomstan digheden de allernoodzakelijkste levensbehoeften gedekt zouden worden door bedragen van 400.(vier honderd gulden) en ƒ600.(zes honderd gulden) resp. voor ongehuwden en gehuwden; redenen waarom de Neutrale Bestuurdersbond ook in het algemeen belang, uw College uitnoodigt, deze bedragen te wijzigen in 900.(negen honderd gulden) voor ongehuwden, en 1000.— (een duizend gulden) voor gehuwden, plus ƒ100.— (een honderd gulden) voor elk minderjarig kind, waarmede zij vermeenen de uiterste cijfers te hebben genoemd, die thans als grondslag voor kosten voor noodzakelijk levens onderhoud kunnen worden aanvaard. Hetwelk doende, Namens het Bestuur van den Neutralen Bestuurdersbond, J. v. d. Laan, Voorzitter. J. Jonker, Secretaris. Leiden, 27 December 1919. Secretariaat: Vree wijkstraat 16. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren geven met verschuldigde eerbied te kennen, ondergeteekenden, respectievelijk voorzitter en secretaris van de afdeeling Leiden van den »Neder). R. K. Bond voor groote gezinnen", ten deze domicilie kiezende ten huize van laatstgenoemde, dat zij, namens bovengenoemde vereeniging, volgens besluit op haar algemeene vergadering genomen, de eer hebben Lhven Raad ernstig te verzoeken de verordening in zake de heffing der plaatselijke inkomstenbelasting aldus te wijzigen, dat: 1° voor ongehuwden, de aftrek, als onbelastbaar, voor noodzakelijk levensonderhoud, worde gesteld op ƒ600,— 2° voor gehuwden, deze aftrek worde gesteld op 800,— 3° voor kinderen de aftrek daarenboven progessief aldus worde geregeld, dat: afgetrokken wordt voor het le kind een bedrag van 50.—, voor het 2e kind 75.en zoo telkenmale voor elk volgend kind 25.meer, tot en met het 7e kind, waarvoor alzoo 200.worde afgetrokken; daarna voor het 8e kind ƒ250.— en zoo verder, telkenmale voor elk volgend kind 50.—meer, wordende met kinderen gelijk gesteld inwonende en ten lasté van den belastingplichtige komende ouders of grootouders, terwijl als onbelastbaar worde aangemerkt het loon van een kind, zoo dit niet meer bedraagt als 5.— per week. 't welk doende voor de afdeeling Leiden van den Nederl. R. K. Bond voor groote gezinnen W. J. Creïghton, Voorzitter. P. J. Petit Azn., Secretaris. Leiden, den 25 November 1919. Secretariaat: Breestraat 106. Leiden. N*. 117. Leiden, 14 April 1920. Uw besluit van den 22en Maart 1920, waarbij ons College gemachtigd werd, om met den Districts Schoolopziener in overleg te treden, teneinde tot de overplaatsing te geraken van den heer A. Wisse, als hoofd der school, van de school 2e klasse voor jongens en meisjes, No. 2, aan de Heerenstraat, naar de nieuwe school der 2e klasse aan den Maresingel, heeft den heer C. W. Huibregtsen, hoofd der O. L. school 4-! klasse, No. 1, aan de Haverstraat alhier, aanleiding gege ven te verzoeken, hem, bij eventueele overplaatsing van den heer Wisse, aan het hoofd te stellen van de Heerenstraat- schoul. Het komt ons voor, dat er alle reden bestaat, om aan het verzoek van den heer Huibregtsen te voldoen. Vóór zijne benoeming hier ter stede, is de heer Huibregtsen, die in het bezit is van de akten Fransch en Duitsch, ruim 9 jaren werkzaam geweest als boofd eener school, waar Fransch onderwezen werd aan leerlingen, die examen wenschten te doen voor Hoogere Burgerschool of Gymnasium. En gedurende het 5-jarig tijdvak waarin hij thans de school

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 6