70 MAANDAG 23 FEBRUARI 1920. Aan de orde is thans: I. Benoeming van twee leden der Commissie tot wering van Schoolverzuim. (Zie Ing. St. No. 50.) De Voorzitter. Mag ik den heeren Huurman, Oostdam, Huges en van Stralen verzoeken het stembureau te willen uitmaken In de vacature P. G. Hoeks wordt benoemd de heer P. G. Hocks met 18 stemmen; 1 stem was uitgebracht op den heer W. F. Zeeleriberg, terwijl 10 biljetten in blanco waren. In de vacature D. F. Mayer wordt benoemd de heer D. F. Mayer met 17 stemmen; op den heer F. van Romburgh en de dames E. M. Barnhoorn en C. C. Verbiest was ieder 1 stem uitgebracht, terwijl 9 biljetten in blanco waren. II. Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan de school der 2e klasse voor jongens en meisjes No. 2. (Zie Ing. St. No. 58). Wordt benoemd met 28 stemmen mejuffrouw C. C. Ver biest; mejuffrouw G. van der Linden verkreeg 1 stem. III. Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 3. (Zie Ing. St. No. 42). Wordt benoemd met 17 stemmen mejuffrouw H. C. Planjer; mejuffrouw W. Verkoren verkreeg 11 stemmen, terwijl 1 biljet van onwaarde was, IV. Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 7. (Zie Ing. St. No. 42). Benoemd wordt met 28 stemmen mejuffrouw E. M. Barn hoorn; mejuffrouw E. Bronsdijk verkreeg 1 stem. V. Benoeming van een Voorzitter en een plaatsvervangend Voorzitter van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (Aftredend: de heeren C. J. van Tol en D. M. Kuivenhoven.) Wordt benoemd tot Voorzitter van het Bestuur der Ge meentelijke Arbeidsbeurs de heer C. J. van Tol met 18 stemmen; 9 stemmen waren uitgebracht op den heer van Stralen, terwijl 2 biljetten in blanco waren. De Voorzitter. Neemt de heer van Tol de benoeming aan? De heer van Tol. Ja, Mijnheer de Voorzitter. Wordt benoemd tot plaatsvervangend Voorzitter van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs, de heer D. M. Kui venhoven met 16 stemmen; 11 stemmen waren uitgebracht op den heer van Stralen, terwijl 2 biljetten in blanco waren. De Voorzitter. Neemt de heer Kuivenhoven de benoeming aan De heer Kuivenhoven. Ja, Mijnheer de Voorzitter. VI. Benoeming van vier leden-werkgevers van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (Zie Ing. St. No. 43). De Voorzitter. Ik stel voor om bij deze en de volgende benoemingen telkens de 4 namen op 1 briefje te plaatsen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wensch over deze benoeming een enkele opmerking te maken. Ik weet niet of het de aandacht van het College van Burgemeester en Wet houders heeft getrokken, maar in het Leidsch Dagblad schijnt de aanbeveling voor de benoeming van leden van het bestuur der Arbeidsbeurs verkeerd te zijn opgenomen. Het ware mij wenscheiijk voorgekomen, dat dat onjuiste bericht was ge rectificeerd. Die fout vindt misschien wel haar oorzaak in de omstandigheid, dat in de Ingekomen Stukken twee aan bevelingen voorkomen in plaats van eenhet zou goed geweest zijn, indien de oude, vervallen aanbeveling niet was opgenomen daardoor zou verwarring voorkomen zijn, want thans staan in het Leidsch Dagblad onder de aanbevolenen personen vermeld, die zich hebben teruggetrokken en niet op de nieuwe aan beveling voorkomen. De Voorzitter. Het spijt mij zeer, maar Burgemeester en Wethbuders kunnen zich niet ophouden met hetgeen in de couranten wordt gezegd en zij kunnen daarop niet reageeren. Het zou nog iets anders zijn, als die aanbevelingen voor het publiek bestemd waren, maar zij zijn uitsluitend voor de Raadsleden bestemd. De heer van Stralen. M. d. V. Onze fractie meent ten aanzien van de benoeming van leden-werkgevers blanco te moeten stemmen en nu wordt ons dat moeilijk gemaakt dooi de wijze waarop de stemming wordt ingericht, namelijk, zoo, dat wij moeten doorslaan de namen van hen, die naar onze meening niet in aanmerking behooren te komen. Wij hadden ons doel willen bereiken door het in de bus te werpen van blanco-biljetten. Ik hoor daar, Mijnheer de Voorzitter, dat dit bij deze wijze van stemmen ook mogelijk is, en dan vervalt dat bezwaar natuuilijk. In elk geval wenschen wij niet aan deze samen stelling van het bestuur van de Arbeidsbeurs, voorzoover de' werkgevers betreft, mede te werken. Men kent ons standpunt te dien aanzien. Wij meenen dat het bestuur van de Arbeids beurs zoo moet worden samengesteld, dat de organisaties in de gelegenheid zijn hun vertrouwensmannen in dat bestuur te benoemen, en wij kunnen dus bij deze wijze van samen stelling onze stem niet uitbrengen ter benoemirg van de leden werkgevers. Wat betreft de aanbeveling ter benoeming van leden-werk nemers, wil ik in de eerste plaats doen opmerken, dat wij er wel rekening mede houden, dat op dit oogenblik de ver ordening nog niet de bepaling kent, dat de leden-werknemers direct door de organisaties worden benoemd. Dit laatste is alleen het geval ten aanzien van één lid van het bestuur, maar, wat de drie anderen betreft, kan dat volgens de ver ordening nog niet geschieden. - In de tweede plaats wil ik doen opmerken, dat de aanbe veling voor leden-werknemers onze instemming niet heeft en niet kan hebbe.n, omdat naar onze meening, de aanbevolen per sonen niet in de allereerste plaats in aanmerking behooren te komen om deel uit te maken van het Bestuur van de Arbeidsbeurs, althans als leden-werknemers. Personen als de heeren van Kerkboff en Kouw zijn niet te noemen arbeiders in den zin als de verordening dat woord heeft opgevat, en al schrijft de verordening niet voor, dat het Bestuur van de Arbeidsbeurs moet worden samengesteld op de wijze als wij dat zouden wenschen en als ik dat in een vorige vergadering heb uiteengezet, wij hadden toch gedacht, dat deze twee per sonen zouden hebben ingezien, dat de tijd van scheiden was gekomen, en zich uit eigen beweging niet langer zouden hebben beschikbaar gesteld om deel uit te maken van het Bestuur van de Arbeidsbeurs, althans niet om dan de belangen der arbeiders te vertegenwoordigen. Die heeren hebben absoluut geen aanraking met de arbeiders en ook niet met de arbeiders organisaties. Zij hadden zich daarom uit eigen beweging moeten terugtrekken. Hier komt ook tot uiting hoe verkeerd het is aan een CoL lege op te dragen een aanbeveling in te dienen voor de be noeming van zijn eigen leden. Hier zien wij duidelijk, dat de heeren, die lid zijn van het Bestuur van de Arbeidsbeurs, zichzelven de meest geschikte personen achten en gemeend hebben zichzelven weer te moeten aanbevelen. Het lijkt ons een verkeerd systeem, dat een dergelijk College op die manier samengesteld wordt, namelijk dat van het College zelf de aanbeveling uitgaat. Ik zou dan ook in over weging willen geven om bij wijziging van de verordening in elk geval daarin een bepaling op te nemen, dat de aanbe veling van de zijde van Burgemeester en Wethouders komt en niet van het College zelf. Natuurlijk vindt men zichzelf het best en dat komt altijd tot uiting. Het is dus te begrijpen, dat het thans zittend bestuur geen aanleiding gevonden heeft om andere menschen te stellen in de plaats van zittende leden. Wat betreft de aanbeveling van den heer Kouw als lid werknemer zou ik dit willen doen opmerken. Ik meen, dat zelfs zooals de verordenipg nu nog luidt deze aanbeveling in strijd met de verordening is. De verordening schrijft voor, dat van werknemerszijde werk lieden benoemd moeten worden en nu geloof ik niet, dat de heer Kouw thans als werkman te beschouwen is. Ik heb alle achting voor zijne capaciteiten, maar beschouw hem niet als een werkman in den zin van deze verordening. Kouw is op het oogenblik rustend, oefent geen bezigheden uit. Ik zou het dus in strijd achten met de verordening, zooals zij op dit oogenblik luidt, wanneer Kouw deel uitmaakte van het Bestuur der Arbeidsbeurs als lid-werknemer. Daarom zullen wij bij de benoeming van de leden-werk- nemers onze stem niet uitbrengen op de heeren Kerkhof! en Kouw. De heer van der Pot. M. d. V. Ik meen, dat hetgeen de heer van Stralen in de eerste plaats heeft aangevoerd onzer-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 6