38 dat de bewoners van aangrenzende huizen bijen, die bij een buurman thuis behooren, in hun kamers krijgen en dat zij of hun kinderen zich niet in den tuin kunnen ophouden, zonder door deze dieren te worden gestoken, althans lastig te worden gevallen. Zoo moesten, naar ons werd verzekerd, bij een ingezetene dezer gemeente, in de omgeving van wiens woning bijen werden gehouden, op één dag niet minder dan tachtig bijen uit een kamer worden verwijderd. Het is duidelijk, dat dit veel onnoodigen hinder veroorzaakt en aangezien het belang', dat velen er bij hebberl om hiertegen te worden beschermd, naar onze meeniug niet mag wor den opgeofferd aan iemands liefhebberij van bijen houden want een, liefhebberij zal, dit in een stad als Leiden, tenminste wat haar kom aangaat, 'wel meestal zijn hebben wij het wenschelijk geoordeeld een verbodsbepaling ten aanzien van het houden en laten uitvliegen van bijen te ontwerpen, opdat daarmede de verordening op de Straatpolitie, die hieromtrent geen voorschrift bevat, kunne worden aange vuld. Uit kan het eenvoudigst geschieden door een wijziging van artikel 24 dier verordening als hieronder voorgesteld. Burgemeester en Wethouders kunnen dan in bepaalde omstan digheden, bijvoorbeeld wanneer de korven op voldoenden afstand van huizen of tuinen zijn geplaatst, ontheffing van het verbod verleenen, aan hun vergunning voorwaarden verbin den en haar, zoo dit noodig blijkt, ten allen tijde intrekken (zie artikel 67). Een dergelijk voorschrift bestaat o. a. ook inde gemeenten Amsterdam, Hilversum en Laren. Op overtreding van het verbod behoort naar onze meening een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden te worden gesteld. Art. 66 zal daartoe een kleine aanvulling moeten ondergaan. Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging, over te gaan tot vaststelling van de navolgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van den 2den Mei 1912 (Gemeenteblad No. 17), op de Straatpolitie, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 November 1913 (Gemeenteblad No. 36). Artikel I. Artikel 24 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »Art. 24. Het is verboden, tenzij met schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders: a) niet-uitvliegend pluimgedierte op den openbaren weg te laten loopen; b) bijen te houden en te laten uitvliegen." Art. II. In artikel 66 wordt in plaats van »24" gelezen»24 litt. a" en na »17 eerste lid," ingevoegd: »24 litt. t>,". De Commissie voor de Strafverordeningen, N. C. de Gijsei.aar, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 82. Leiden, 10 Maart 1920. Ter uitvoering van de desbetreffende besluiten, geno men in Uwe vergadering van 26 Januari j.l., hebben Burgemeester en Wethouders onze Commissie verzocht, een verordening in te dienen in zake de sluiting van kappers- en barbierssalons op Zondag en een voorstel bij U aanhangig te maken tot wijziging van de verordening op de winkelslui ting, in dien zin, dat daardoor het sluitingsuur, genoemd in het eerste lid van artikel 1 dezer verordening, van 9 op 8 uur wordt gebracht. Tevens werden enkele te dezer zake tot Uwen Raad gerichte adressen, welke hierachter zijn afgedrukt, door dit College in onze handen gesteld. Een bespreking hiervan moge ons voorstel voorafgaan. De «Vereeniging van Sigarenwinkeliers te Leiden" verzoekt U om, indien het sluitingsuur op 8 uur wordt bepaald, in de verordening een bepaling op te nemen, »dat het verboden is in vergunnings- en verlofslokaliteiten na des avonds 8 uur, tabak, sigaren of sigaretten te verkoopen, op eenigerlei wijze verkrijgbaar te stellen, noch voor gebruik ter plaatse van verkoop, noch voor gebruik elders." In dit adres wordt een verzoek herhaald, dat genoemde vereeniging ook bij de tot standkoming van de verordening op de winkelsluiting heeft gedaan. Uwe Vergadering was destijds van oordeel, dat een verbod als thans in artikel 6 is neergelegd, ver ge noeg ging. Wij zijn het daarmede volkomen eens, want ten eerste achten wij het gevaar, voor de sigarenwinkeliers uit de bestaande bepaling voortvloeiende, van weinig gewicht, omdat men na 8 uur 's avonds in café's alleen sigaren zal mogen verkoopen, welke daar ter plaatse worden opgerookt, maar bovendien gelooven wij, dat een bepaling, waarbij zelfs het verkoopen van een sigaar aan een cafébezoeker, die bij voorbeeld zijn sigaren ver geten heeft, verboden zou worden onze Voorzitter wees er in 1913 reeds op, een te groote aantasting van de gewone vrijheid zou zijn. Met dit adres hebben wij derhalve bij ons voorstel geen rekening gehouden. Een aantal vischwinkeliers heeft zich voorts tot Uwen Raad gewend met het verzoek, die maatregelen te willen nemen, welke er toe kunnen leiden, dat hun winkels buiten het algemeene sluitingsuur zouden kunnen vallen, daarmede het oog hebbend op een voorschrift, volgens hetwelk Burgemeester en Wet houders bevoegd zouden zijn om van de verbodsbepalingen der verordening voor een aantal winkels ontheffing te ver leenen. Wij hebben gemeend, dergelijke bepalingen niet in ons ontwerp te moeten opnemen. De vervroeging van het sluitingsuur toch betreft in hoofdzaak de winkels, genoemd in art. 5 van de verordening op de winkelsluiting te 's Gra- venhage, waarnaar deze adressanten in de bij hun adres ge voegde memorie van toelichting verwijzen; de overige win kels, zooals die in kleedingsartikelen, manufacturen, meubelen, galanterieën enz. enz., sluiten veelal reeds om acht uur, ja een groot gedeelte zelfs al vroeger. Het zou nu inderdaad ondoelmatig zijn om eenerzijds den houders van eerstbedoelde winkels de verplichting op te leggen hun zaken een uur vroe ger te sluiten en tegelijkertijd een ontheffingsbevoegdheid in het leven te roepen, waarvan in de praktijk vermoedelijk een vrij ruim gebruik zou worden gemaakt en waardoor de ver vroegde sluiting tamelijk illusoir zou worden, nog afgezien van de moeilijkheid om ten aanzien van de winkels waar verschillende waren worden verkocht, de naleving van de voorwaarden, waaronder een ontheffing zou zijn verleend, te controleeren, en van den administratieven omslag, welken vooi - schriften als hier bedoeld, mede zouden brengen. Het zou daarom wij herhalen het nog beter zijn het sluitingsuur op 9 uur te houden, dan het op 8 uur te bepalen maar daarbij toe te staan, dat het meerendeel der winkeliers, met vergunning van Burgemeester en Wethouders, zelf toch later mag blijven verkoopen. Wat hierboven naar aanleiding van het adres der visch- handelaren is gezegd, geldt in hoofdzaak ook voor dat van de Leidsche Vereeniging van Aardappel-, Groenten- en Fruithandelaren. Gevolg gevende aan de in den aanhef bedoelde uitnoodiging, hebben wij alzoo een verordening ontworpen, welke in die op de winkelsluiting de door U gewenschte wijziging zal brengen en waardoor hierin tevens een verbod van open stelling van kappers- en barbierssalons op Zondag zal worden opgenomen. Het ontwerp behoeft, naar wij meenen, geen nadere toelichting. Onder barbierswinkels, evenals onder kapperssalons, moet natuurlijk niet anders worden verstaan dan een localiteit, ingericht voor scheren, haarsnijden en de werkzaamheden, die daarmede samenhangen. Derhalve moet hier bij het woord barbierswinkel niet gedacht worden aan een winkel, bestemd voor den verkoop van artikelen, met het kappersvak min of meer in verband staande; zoodanige winkel toch is ten opzichte van het sluitingsuur onderworpen aan de voor alle andere winkels geldende be palingen. In navolging van in andere gemeenten op dit punt bestaande verordeningen hebben wij voor Joodsche kappers en barbiers een afzonderlijke regeling ontworpen. Wij geven U thans in overweging over te gaan tot vast stelling van de navolgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 10 Juli 1913 (Gemeenteblad No. 21) op de winkel- sluiting, gewijzigd bij verordening van 16 Januari 1919 (Gemeenteblad No. 1). Artikel I. Het eerste lid van artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Het is, onverminderd bet bepaalde in de artikelen ia en 1 b, verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben vóór 's morgens 5 uur en na 's avonds 8 uur, uitgezonderd a) des Zaterdags, bóp den dag voorafgaande aan Hemelvaartsdag, c) op de tien achtereenvolgende werkdagen tot en met den 6den December of, zoo de 5de of 6de December op eenen Zondag valt, tot, en met den 8sten December,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 29