37
bij den aanleg van de Haarlemmertrekvaart, Ten behoeve
van het verkeer door de vaart moest toen tot verhooging
van de brug worden overgegaan en de heer van Warmond
gaf hiertoe zijne toestemming, onder voorwaarde, dat Haarlem
en Leiden het onderhoud der brug in den vervolge voor
hunne rekening namen. Onder dit onderhoud valt echter
volgens den Archivaris niet het verbreeden van de brug, in
dien dit wegens toeneming of wijziging van het verkeer ge-
wenscht mocht zijn.
De provincie verklaarde zich niet bereid, om, evenals in
1909 bij de vernieuwing van de Nageibrug over de Haar
lemmertrekvaart plaats had, op grond van het bepaalde in
artikel 4, 2e lid der provinciale verordening ter voorziening
in scheepvaartbelangen (Prov. Blad no. 60 van 1885) eene
bijdrage te verleenen, aangezien volgens het dezerzijds aan
gegeven vernieuwingsplan weliswaar de beide bestaande door-
vaartopeningen ter wijdte van resp. 3.79 M. en 4 M. werden
vervangen door eene enkele doorvaart ter wijdte van 6 M.
en dus de doorvaartwijdte werd vergroot, doch zulks, in
tegenstelling met de Nageibrug, geen meerdere geldelijke
uitgaven van de gemeente vorderde, ja zelfs nog goedkooper
voor haar uitkwam, dan indien weder een brug met twee
doorvaartopeningen of n et. één opening van 4 M. werd ge
maakt.
Ook de gemeente Warmond wenschte, blijkens haar schrijven
van 2 Februari j.L niet in te gaan op ons voorstel om met
het oog op het toenemend verkeer te land tot verbreeding
der brug over te gaan, onder voorwaarde, dat de meerdere
kosten uit deze verbreeding voortvloeiende voor rekening van
Warmond kwamen.
Onder deze omstandigheden komt het ons voor, dat tot
vernieuwing der brug zonder verbreeding en op de minst
kostbare wijze moet worden overgegaan.
Volgens den Directeur van Gemeentewerken, bij wiens ge
voelen de Commissie van Fabricage zich heeft aangesloten,
is de goedkoopste oplossing deze, dat de middenpijler wordt
opgeruimd en de twee doorvaartvvijdten van resp. 3.79 M.
en 4 M. worden vervangen door één opening van 6 M. wijdte,
waardoor tevens niet alleen het scheepvaartverkeer, doch ook
het verkeer te land wegens de minder steile opritten zal
worden gebaat. Overigens ondergaat het type der brug geen
verandering.
De nieuwe brug wordt even breed en hoog als de vroegere,
terwijl ook de constructie met gemetselde landhoofden, ijzeren
liggers en houten dek in het minst niet gewijzigd wordt.
De kosten van de vernieuwing der brug worden door den
Directeur thans geraamd op ƒ33.000, voorzeker een hoog
bedrag, doch uitstel acht noch de Directeur noch de Com
missie van Fabricage verantwoord, aangezien de brug inmiddels
uiterst bouwvallig is gewordenen een catastrofe zoodoende
bij verder uitstel niet tot de onmogelijkheden behoort,
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door
vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat
een bedrag van 33.000 te onzer beschikking te stellen
voor de vernieuwing van de Warmonderhekbrug.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. Leiden, 8 Maart 1920.
Naar aanleiding van de door Uw medelid, den heer de
Lange, in de Raadszitting van den 28en November 1919
gestelde vraag, of, in verband met het feit, dat, behalve
de 149 verplichte en onverplichte onderwijzers, die door het
Rijk worden betaald, nog 72 onderwijzers aan de openbare
scholen verbonden zijn, wier jaarwedden door de gemeente
uit eigen kas betaald worden, ons College voornemens is
voorstellen te doen, om wijziging te brengen in het aantal
onverplichte onderwijzers aan elke school verbonden, hebben
wij de eer U te verwijzen naar de in de Leeskamer ter inzage
liggende staten, houdende overzicht, o.m., van het thans aan
de scholen, volgens de bestaande klassenverdeeling, verbonden
aantal leerkrachten en van het aantal leerkrachten wier jaar
wedde door het Rijk wordt vergoed.
Daaruit zal U blijken, dat er op het oogenblik in totaal
222 onderwijzers(essen) aan de scholen werkzaam zijn; de
jaarwedden van 74 dezer onderwijzers(essen) komen geheel
ten laste van de gemeente.
Dit is een gevolg hiervan, dat, overeenkomstig de artikelen
24, 48 en 48 ter der wet tot regeling van het Lager Onder
wijs, bij de bepaling van het aantal onderwijzers, wier jaar
wedde door het Rijk wordt vergoed, alleen rekening gehouden
wordt met het getal leerlingen der school in haar geheel en
niet met de klassenverdeeling der school, waardoor een grooter
aantal leerkrachten dan het wettelijk minimum in de school
aanwezig is.
Opheffing nu van het verschil zou verkregen kunnen worden
door wijziging te brengen in de bestaande klassenverdeeling,
waardoor, b.v., aan dezelfde leerkracht gelijktijdig het onder
wijs in meer dan ééne klasse werd opgedragen, doch dit komt
ons voor allerminst te zijn in het belang van het onderwijs.
En plaatsing van meer leerlingen in de verschillende school
lokalen, waardoor misschien eene parallelklasse zoude kunnen
worden opgeheven, is, op eene enkele uitzondering wellicht
na, niet mogelijk met het oog op de beschikbare plaatsruimte
in die lokalen en in verband met de 'bij Koninklijk Besluit
van 25 Juni 1912 (Stbl. N°. 192) vastgestelde algemeene
regelen omtrent den bouw en de inrichting van schoollokalen
voor openbaar lager onderwijs.
Wij vinden dan oök geen aanleiding U in óverweging te
geven, om in den bestaanden toestand verandering te brengen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 79. Leiden, 10 Maart 1920.
Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van
Mevr. G. Pannekoekvan Bemmel bij ons College geen
bezwaar' bestaat, hebben wij de eer Uwe Vergadering in
overweging te geven aan Mevr. G. Pannekoekvan Bemmel,
op haar verzoek, eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking
van leerares in het teekenen aan de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen en aan de openbare Meisjes
school 2e klasse alhier en dat ontslag te doen ingaan op
1 Mei 1920, of zooveel vroeger als in de vacature zal zijn
voorzien.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 19 Febr. '20.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
I'.ij dezen heeft ondergeteekende de eer haar met ingang
van 1 April a. s. eervol ontslag te willen verleenen uit haar
betrekking van leerares in het teekenen aan de Gemeentelijke
Kweekschool en aan de Openbare Meisjesschool.
Hoogachtend,
UEd. dienstw.
G. Pannekoekv. Bemmel.
N°. 80. Leiden, 10 Maart 1920.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van de N. V.
Rutten's Brouwerij, geven wij Uwe Vergadering in overwe
ging aan adressante vergunning te verleenen om het door
haar te bouwen gebouwtje, bestemd tot berging van brand
stollen en rijwielen, in den tuin van het perceel Stationsweg
7, 9 en 11, kad. bekend Sectie A, no. 1086, van hout te
doen maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Raad der Gemeente Leiden.
M. H.
Ondergeteekende verzoeke beleefd, met de meest verschul
digde eer, namens de N. V. Ruttens Brouwerij vergunning
tot het bouwen van een gedeeltelijk houten bergplaats tot
berging van brandstoffen en fietsen In cafe »De Zwarte
Ruiter" Stationsweg 7911 bekend Kad.: Sectie A 1086,
volgens bijbehoorende en ingediende teekeningen.
Met de meeste Hoogachting
namens N. V. Ruttens Brouwerij
Hoogeveen en P. Arnoldus.
Timmerlieden.
Leiden Korte Mare 2.
NO. 81. Leiden, 10 Maart 1920.
De aandacht van onze Commissie werd gevestigd op de onaan
gename gevolgen, welke het houden en laten uitvliegen van
bijen voor de omwonenden kan medebrengen. Het gevaar toch
is groot (en het geval heeft zich dan ook reeds voorgedaan),