86 MAANDAG 23 FEBRUARI 1920. Tegen stemmen de heerenPera, van der Pot, de Lange, Huges, Wilmer, van Tol, A. Mulder, Sijlsma en Oostdam. (De heer van Stralen komt ter vergadering). De Voorzitter. Wij zijn thans aan het einde van onze agenda gekomen. Ik zou nog even willen mededeelen, dat ik hedenmiddag in mijn antwoord aan den heer Dubbelde- man niet heb gesproken over de haven-rechercheurs, maar deze zijn toch niet bij de toekenning van een gratificatie vergeten. Zij verkeeren in deze positie: zij hebben ander overwerk gehad dan de brugwachters en dat overwerk blijft nog eenigen tijd voortduren. Dat zit niet hierin, dat de kor tere diensttijd voor hen niet wordt ingevoerd, maar vindt zijn oorzaak in de omstandigheid, dat er een ziek is en er een vacature bestaat. Indien ook voor hen de geregelde toestand er is, zullen Burgemeester en Wethouders met een voorstel komen hun meerdere diensten te honoreeren. Ik heb even willen zeggen waarom wel de brugwachters en de politieagenten in dit voorstel voorkomen en niet de haven rechercheurs, omdat de betrokkenen anders zouden kunnen denken, dat zij voor de toekenning van een gratificatie niet in aanmerking komen. Heelt een van de dames of heeren thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden te brengen? De heer de Lange. M. d. V. Ik wenscb thans te doen wat ik hedenmiddag heb verzuimd, namelijk aan Burgemeester en Wethouders vragen om, nu opnieuw een wijziging in de bouwverordening is aangebracht, deze in haar geheel te doen herdrukken. Waar die verordening herhaaldelijk is gewijzigd, is het moeilijk haar na te slaan. De Voorzitter. Ik meen, dat die verordening herdrukt is na de laatste wijziging, waarin werd bepaald, dat men niet meer mocht bouwen, zooals men wilde, doch alleen aan de tot de gemeente, Rijk of provincie toebehoorende wegen. Tegelijk is toen een bepaling gemaakt omtrent de straten, waardoor een einde kon gemaakt worden aan de moeilijkheden met de particu liere straten. De heer de Lange. M. d. V. Dan vergis ik mij daarin. Verder zou ik willen vragen of de zaak bij de firma Groen nog niet in orde is. Het duurt nog zoolang voordat wij de raadsverslagen ontvangen. Het verslag van de vergadering van 5 Januari hebben wij nog niet ontvangen en dat van de vergadering van 29 December nog slechts een paar dagen geleden. De Voorzitter. Dat heeft zijn oorzaak hierin, dat indertijd de stenogrammen van de vergaderingen, waarin de begrooting voor 1920 is behandeld, zoo laat zijn toegezonden. De heer de Lange. Die zijn achter den rug. De Voorzitter. Ik hoop, dat wij binnenkort den achterstand zullen hebben ingehaald, anders zullen Burgemeester en Wethouders maatregelen nemen. De heer Dubbeldeman. Wie zijn de spijbelaars? De Voorzitter. Ik meen, dat de stenografen, die wij destijds hadden, de stenogrammen van de begrootingszittingen zoo langzaam hebben ingezonden. De heer Knuttel. De latere niet! De Voorzitter. Er is tenslotte ook een eind aan de letters. Doordat de stenografen, die hier vóór Nieuwjaar waren, hunne stenogrammen zoo laat hebben ingeleverd, is er groote achterstand ontstaan en heeft men de verslagen van de Gemeenteraadsvergaderingen niet vlug kunnen afdi ukken. Dat zal nu langzamerhand in orde komen. Wanneer de thans werkzame stenografen intijds hunne stenogrammen inleveren en de leden spoedig het door hen gesprokene corrigeeren, dan zal die achterstand ook ingehaald worden. Als er eenmaal achterstand is, valt het verbazend moeilijk dien in te halen. Men moet niet vergeten, dat onderwijl ook de ingekomen stukken gedrukt moeten worden. De heer Huges. M. d. V. Vóórdat ik den Raad voor goed verlaat, wensch ik nog de volgende opmerking te maken. Ik heb Zaterdag als Commissaris van de Lichtfabrieken nog een lang onderhoud gehad met den Directeur der Lichtfa brieken, en zonder nu eenigszins maar in bijzonderheden te willen treden, gevoel ik mij bezwaard om den Raad te ver laten zonder te zeggen, dat naar mijne meening het met onzen gasprijs absoluut niet in orde is. Die is te laag en ik zou dan ook den Raad ten ernstigste in overweging willen geven over dien gasprijs te gaan nadenken. Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Toen ik Woens dagavond de stukken voor deze vergadering kreeg, was, zooals U kunt voorstellen, mijn eerste zoeken naar het praeadvies van Burgemeester en Wethouders nopens de schoolvoeding en schoolkleeding, maar tot mijn spijt stond het weder niet op de agenda. Op gevaar af van eentoning te worden wil ik nogmaals vragen, dat spoedig praeadvies over deze zaak wordt uit gebracht. WTij zijn in September in den Raad gekomen en de eerste de beste gelegenheid heb ik aangegrepen om een voorstel betreffende schoolvoeding en schoolkleeding in te dienen. Wij hebben thans Februari en verheugen ons in de eerste zomer- sche dagen, maar iiog is het praeadvies niet verschenen. Hoewel niet te ontkennen is, dat schoolvoeding in den winter het meest noodzakelijk is, zoo kan toch niet tegenge sproken worden dat zij ook in den zomer noodig is. Ik dring er dan ook ten sterkste op aan, dat het praeadvies spoedig verschijnt, zoodat de zaak in de eerstvolgende vergadering behandeld zal kunnen worden. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan toch niet elk oogen- blik hetzelfde zeggen? Den vorigen keer heb ik al medege deeld, dat Buigemeester en Wethouders bereid waren wat haast te maken met dit praeadvies, maar ik heb niet beloofd, dat dit in de volgende Raadsvergadering in behandeling zou komen. Ik kan ook nu nog niets beloven. Aan een praead vies als dit moet een onderzoek voorafgaan, en wij hebben meer dingen te doen. Ik heb beloofd en ik blijf hier bij, dat wij met deze zaak haast zullen maken, maar ik weet volstrekt niet of zij al in volgende vergadering behandeld zal kunnen worden. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Ik zou gaarne een besliste toezegging hebben. Voor een brandspuit moeten wij wel opzettelijk in een avondvergadering terugkomen, maar een zaak als de schoolvoeding en schoolkleeding, een speciaal arbeidersbelang, moet maanden en maanden uitgesteld worden. Dat gaat toch niet aan. De Voorzitter. Ik doe Mevrouw Dubbeldeman opmerken, dat een goede brandweer toch ook een zeer groot arbeidersbelang is. Maar ik zou willen vragenis hier dan geen schoolkinderen- voeding Mevroyw Dubbeldeman—Trago. Geen gemeentelijke, en mijn voorstel beoogt juist dat de Raad zich uitspreke voor gemeentelijke schoolvoeding en kleeding. De Voorzitter. Zijn de kinderen daarmede beter af? Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Zeker! De Voorzitter. Dat heeft men te Amsterdam gezien. Wanneer er geen schoolkindervoeding reeds bestond, dan zou het iets anders zijn, maar die bestaat. Het betreft dus slechts een quaestie van organisatie en niet een quaestie dat de kinderen geen schoolvoeding krijgen. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Nu is het een bedeeling; bij gemeentelijke schoolvoeding en -kleeding is het een recht! De Voorzitter. Die bewering acht ik onjuist; overigens zijn er andere zaken vari de practijk, die voorgaan. U hebt een ant woord van den Wethouder gekregen. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. Maar dat is een onvol doend antwoord, evenals den vorigen keer. De heer Knuttel. M. d. V. Er bestaan bij den woning bouw, ook dien, welke met gemeentelijk subsidie werkt, be palingen omtrent de uitkeering aan arbeiders bij ziekte en en nu is er een geval ter kennis van den Wethouder ge bracht van een arbeider, in dienst van de aannemers Stik- voort en de Graaf, werkzaam aan het schilderwerk, in welk geval die uitkeering bij ziekte niet heeft plaats gehad. De betrokkene heeft daarvan nog niets gehoord en daarom zou ik gaarne vernemen of van dat geval werk wordt gemaakt. De heer van der Pot. M. d. V. Het geval, waarop de heer Knuttel doelt, is te mijner kennis gebracht door den secre taris van de afdeeling Leiden van de Federatie van bouwvak arbeiders. Ik heb het daarna aan de aannemers gezonden met verzoek om inlichtingen en toen ik daarop niet spoedig antwoord kreeg, heb ik met de aannemers een persoonlijk onderhoud gehad en bij die gelegenheid hebben zij mij be loofd mij daarover schriftelijk te rapporteeren. Eenige dagen geleden heb ik dat rapport ontvangen, maar ik vond het niet voldoende; het gaf niet voldoende inzicht in den aard van deze kwestie. De inhoud kwam hierop neer, dat de betrokken arbeider een kwaal zou hebben gehad vóór dat het werk aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 22