MAANDAG 23 FEBRUARI 1920. 83 naar het terrein van den brand moet worden gebracht, terwijl wij later zouden moeten zeggenhadden wij die automobiel ladder gehad, dan hadden die menschenlevens gered kunnen worden. Mijnheer de Voorzitter. Ofschoon ik een warm voorstander ben voor de aanschaffing van beide werktuigen, werisch ik dat toch zoo goedkoop mogelijk te doen. Ik heb iemand bij mij gehad, die de spuit 2500.en de ladder ƒ700.goed- kooper wil leveren dan de in de stukken genoemde bedragen. Nu weet ik wel, als er prijzen bekend zijn, is het niet moei lijk daar beneden te gaan, maar die gegadigde vertelde mij, dat hij aan den Haag en Amsterdam een dergelijke spuit voor dezelfde prijs geleverd had. Hij deelde mij mede Zater dag bij Burgemeester en Wethouders offerte gemaakt te hebben. Er komt bij, dat die spuit direct leverbaar is, terwijl, de levering van de voorgestelde spuit, wellicht 8 of 9 maanden zal duren. Ik zou daarom de vraag willen stellen: is het niet beter die andere spuit aan te schaffen of zijn Burgemeester en Wethouders met de in de stukken genoemde firma zoover gegaan, dat zij tegenover deze moreele verplichtingen hebben. Is dit laatste het geval, dan leg ik mij er bij neer. De heer Bots. M. d. V. Met veel van hetgeen de heer Huurman heeft gezegd kan ik mij zeer goed vereenigen, maar sommige heeren hebben moeilijkheden in het midden gebracht, onder anderen de heer Sijtsma. Het blijft altijd moeilijk bij dergelijke zaken een beslissing te nemen. Als men iets nieuws aanschaft, kost dat altijd geld, vooral als men eenigszins met de eischen van den tijd wil meegaan. De heer Sijtsma sprak over paarden als trekkracht voor de brandspuit, maar deze zijn zoo duur geworden, dat de aanschaffing van een automobiel brandspuit ongetwijfeld een besparing zal geven. Het beschikbaar hebben van een paard gedurende het geheele jaar komt te staan op ƒ3000.— dat is dus voor 2 paarden ƒ6000.— Dan moet de gemeente de eigenares van de paarden zijn; anders beloopt men de kans dat de paarden op het gewenschte oogenblik niet beschikbaar zijn. Bovendien krijgt men nog de kosten van de manschappen, die met de verzorging van die paarden belast zijn. Wat betreft de tweede aanbieding die wij gekregen hebben, Burgemeester en Wethouders hebben eerst van morgen om half elf iemand bij zich gehad. Het is ons dus onmogelijk geweest na te gaan of die firma voordeeliger voor de gemeente is dan de Daimler Motoren-Gesellschaft. In eens is dat niet te be- oordeelen. Toen de commandant naar Berlijn ging, had hij bij zich een lijst van 30 a 40 punten, die hij had na te gaan en te onderzoeken. Wat betreft de prijsstijging, waarover de heer Knuttel gesproken heeft, die heeft men bij elke voorloopige aanbieding. Als men gaat zeggen: ik verlang nog dit en ook nog dat, dan moet daarvoor geofferd worden. Verder speelt de verlaging van de valuta een rol. Daardoor worden de materialen uit het buitenland voor de Duitsche firma's duurder,bijvoorbeeld het koper. De heer Knuttel.zegt: de lage valuta maakt.de materialen duurder in Marken maar niet in guldens. Maar het wordt voor die Duitsche firma's eenmaal berekend in Marken. Gesteld, aan zoo'n machine zal bijvoorbeeld voor 10000 Marken koper zijn; op een gegeven oogenblik valt de Duitsche valuta enorm tegenover den dollar; dan moeten zij toch meer Marken hebben. De heer Knuttel. Maar de gulden valt niet tegenover de Mark terug. Dat zou alleen aanneembaar zijn, als de gulden tegenover den dollar teruggevallen was, maar dat is niet in noemenswaardige mate geschied. De heer Bots. Maar voor zoover dit geschiedt, moeten zij toch ook meer guldens eischen. Het is een zeer moeilijke quaestie. Men stelle zich het geval, dat de Duitsche firma eerst meende voor koper bijvoorbeeld 5000 Mark noodig te hebben, maar door het vallen van de Mark tegenover den Dollar valuta heeft zij 10000 Mark meer noodig; dan moet ook 10000 Mark terug betaald worden. Verder worden er door de Duitsche Regeering allerlei maatregelen genomen, welke de fabrikanten aanhoudend nopen om voorzichtig te zijn en zich voor de toekomst te dekken. Daarvoor wordt ook wat genomen. Een en ander leidt tot prijsverhooging. De firma te Weesp staat wel voor directe levering in, doch met een mits: namenlijk dat de machine nog niet verkocht.is. Wat de automobielbrandladder betreft, ik behoor tot de meerderheid van Burgemeester en Wethouders, die van meening is dat die ladder noodzakelijk is. De commandant van de brandweer heeft mij meermalen gezegd, dat het wanhopig is wanneer men met de spuit gereed staat en men behoefte heeft aan de ladder, deze op zich laat wachten; het kan een kwartier, een half uur duren en dat kan van zeer veel invloed zijn op het blusschen van den brand, eventueel op het redden van personen in het brandend huis. Het behoeft niet eens een quaestie van verbranden te zijn; het kan ook een quaestie van bedwelming zijn. Als wij de zaak goed willen aanpakken, dan moet de ladder er ook bij komen. Er is gezegd, dat er hier ter stede niet zooveel hooge ge bouwen zijn, maar ik meen dat er meer hooge gebouwen zijn dan men wel denkt. Laat ik alleen maar noemen het nieuwe Ziekenhuis, het Volkshuis op den Apothekersdijk, de bestaande Ziekenhuizen, de Studentensociëteit, de Kerken, de Gehoor zaal en vele fabrieken. Ik herinner mij zeer goed, dat bij een brand in de Stu dentensociëteit iemand langen tijd vertoefd heeft in den gootlijst, voordat hij er afgehaald kon worden. Het is moeilijk om die uitgave ineens te voteeren, maar ik hoop toch, dat de Raad het voorstel zal aannemen. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben nog niet bekeerd. Noch het betoog van den heer Huurman noch dat van den heer Bots hebben mij overtuigd, dat wij die dure brandladder moeten koopen. Dat er weieens menschen verbranden vind ik even verschrikkelijk als de andere leden van dezen Raad, maar dat kunnen wij met zulk een ladder niet voorkomen. Er zijn weieens menschen in een kelder verbrand. De heer Huurman. Dan hebt gij den ladder niet noodig. De heer de Lange. Daarom zeg ik het ook. Ik ben over tuigd, dat wij op dit oogenblik met onze weinige kasmiddelen en met het dure geld niet anders moeten koopen dan hetgeen wij hard noodig hebben. Hard noodig hebben wij een automobiel spuit, maar ik geloof, dat wij de aanschaffing van die ladder best kunnen uitstellen totdat de tijden meer normaal zijn geworden. Dat deze spuit goedkoop is, geloof ik stellig «n daarom ben ik er voor, ofschoon ik gaarne de Hollandsche nijverheid be vorder, deze Duitsche spuit aan te koopen. Bij het dossier, op deze zaak betrekking hebbend, is een brief van een Holland sche firma, welke aan den commandant van de brandweer mededeelt, dat op dit oogenblik een Hollandsche automobiel brandspuit niet onder de 38000.a 40000.te krijgen is. Daarom meen ik dat wij tot dezen koop moeten overgaan. Bij die spuit moeten wij het echter laten, want, als wij die ladder aanschaffen, zal er ook wel uitbreiding van vast personeel moeten komen, alsmede uitbreiding van bergplaatsen voor het brandbluschmateriaal. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik verheug mij altijd over be keeringen en inzooverre zou ik blij moeten zijn, dat de heer A. Mulder, dien ik gekend heb als een van de felste tegen standers van de aanschaffing van dit materieel, zijn meening geheel heeft gewijzigd. Toen hij er tegen was, waren de toe standen vrijwel gelijk aan die van thans, alleen met deze uitzondering, dat er enkele stukken bij de gemeente zijn gevoegd, maar overigens stonden wij ten opzichte van het gevaar voor brand gelijk. Ook anderen, die zich toen hebben uitgesproken, waren evenals ik bang voor de groote kosten van een automobiel-spuit, en wij waren toen in veel betere financieele condities dan nu en thans zijn die heeren ineens van zienswijze veranderd. Hoe dat komt moeten zij zelf weten, ik kan het moeilijk verklaren. Wat betreft de argumenten welke door de voorstanders worden aangevoerd, onder anderen door den heer Huurman, die er op wijst, dat er weieens iemand kan verbranden, ik stem dit toe, maar dat kan bij het bezit van de beste brandbluschmiddelen, welke men zich maar denken kan, ook wel gebeuren. In Amsterdam en andere groote steden waar men nog veel betere middelen heeft, is zoo iets ook weieens voorgekomen. Als wij nagaan welke schade men van groote branden heeft gehad, dan beteekent die luttel weinig en, indien wij daarbij bedenken, dat wanneer er een pand in brand geraakt en wij dat trachten te be houden, dit feitelijk niet is in het algemeen belang, doch vooral in het belang van de brandwaarborgmaatschappij, waarbij dat pand verzekerd is, dan werken wij in de hand, dat die brandverzekeringmaatschappijen profiteeren en niet wij. De heer Huurman. Laat het dan maar brandendan hebt gij geen brandweer noodig. De heer Sijtsma. Wij hebben een brandweer, maar toch is daarin een reden gelegen er niet meer kosten aan te bestedèn dan noodig is. Wij doen dat niet in het algemeen belang en ook niet in ons eigen belang. Dit laatste zou alleen kunnen, wanneer wij een gemeentelijke brandverzeke ring hadden. Onder de gegeven omstandigheden is het zoo niet. Ik ben dan ook nog niet overtuigd van de wenschelijkheid om dit voorstel aan te nemen. Ik zie echter aankomen, dat ik alleen zal staan in mijn tegenstand tegen deze groote uitgave. Wil men royaal wezen, in vredesnaam, dan zal ik mij daartegen tenslotte alleen moeten verzetten en trachten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 19