MAANDAG 23 FEBRUARI 1920.
81
Uit onze uitbetalingen aan couponhouders, die ook gedu
rende den zomer brandstoffen betrokken, blijkt, dat door de
4000 aanvragers ter verzilvering werden aangeboden 25150
coupons, per aanvrage gemiddeld 0 a 7 coupons, waaronder
000 personen, die geheel hun rantsoen betrokken. Nemen
wij hierbij in aanmerking, dat eerst de lager en daarna pas
de hooger genummerde bons moesten wórden »verkoold", dan
kan worden geconstateerd dat alle couponhouders met uit
zondering der 600, die hun geheele rantsoen betrokken, niet zijn
benadeeld, doordat zij in den zomer geen of niet alle brand
stoffen konden betrekken, doch dat zij daarentegen bij het
voordeel van 1 eenheid betere brandstoffen nog een voordeeltje
hebben gehad van 0.25 respectievelijk f 0 85."
Gij ziet, dat door deze regeling degenen, die de cokes later
hebben betrokken, niet slechter af zijn dan zij, die ze eerder
hebben gekocht; zij hebben voor één eenheid wel 20cent meer
moeten betalen, maar hebben voor de derde eenheid betere
en goedkoopere brandstof gekregen.
Daar het onmogelijk is, ook al ware het billijk, om die 20
cent te restitueeren, kunnen wij deze zaak gerust begraven,
want ik vind haar niet zoo gewichtig, dat wij daarvan groote
drukte moeten maken. Ik geef derhalve in overweging het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies besloten.
XXVIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor
de aanschaffing van een automobiel motorbrandspuit, een
automobielreddingsladder en bijbehoorend brandweermateriaal.
(Zie Ing. St. No. 62).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Ik zou het volgende willen vragen. Ik weet
niet of bij de dames en heeren is rond geweest een agent
van een andere maatschappij, die een ander cijfer voor de
prijzen van de automobiel-brandspuit en voor den automobiel
brandladder heeft genoemd. Nu kunnen wij dat cijfer niet
beoordeelen en daarom zou ik willen vragen of de Raad be
reid zou zijn aan Burgemeester en Wethouders het crediet
toe te staan, opdat deze de aanbiedingen kunnen vergelijken
en dan in de volgende vergadering van het resultaat van
hun onderzoekingen en handelingen mededeeling kunnen doen.
Er is spoed bij de zaak in verband met de valuta-kwestie.
De heer Huurman. M. d. V. In het algemeen ben ik daar
niet voor. Eén keer heb ik bezwaar gemaakt, toen leveringen
aan de Gasfabriek moesten pldats hebben, en bij die gelegen
heid werd door den Wethouder voor de bedrijven heel ge
moedelijk gezegd: stem maar voor het crediet.
Ik heb dat toen gedaan, maar nooit heb ik iets van de
zaak gehoord.
Ik acht het niet gewenscht in beginsel dit crediet toe te
staan, ik vrees dat we dan van deze zaak niets meer hooren.
Wij moeten dit voorstel van alle kanten bekijken. Er is
een minderheid in het College, die bijvoorbeeld niet is voor
aanschaffing van den automobiel-brandladder. Ik meen, dat
deze zaak behoorlijk besproken moet worden, weshalve ik
voorstel hedenavond de vergadering voort te zetten dan wel
dit punt tot een volgende vergadering uit te stellen. Het is
een zaak van beteekenis, die niet op een achtermiddag afge
daan kan worden.
De Voorzitter. Omdat er werkelijk zeer groote spoed bij de
zaak is, kan de behandeling niet tot de volgende vergadering uit
gesteld worden. Het beste is dus, dat wij hedenavond er voor
terugkomen.
Ik schors dus de vergadering tot hedenavond te 8| uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8| uur.
Behalve de heeren Splinter en Eikerbout, zijn thans ook
de heeren J. P. Mulder en Stijuman afwezig.
Aan de orde is voorzetting van de beraadslaging over
punt 28 der agenda.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal op dit late uur geen lang
betoog houden, maar ik wensch er even aan te herinneren,
dat de zaak, welke de Raad thans vóór zich ziet, den ouderen
Raadsleden niet geheel onbekend is. Zij zullen zich nog wel
herinneren, dat er in de dagen, even voor den oorlog, toen
deze zaak hier ook ter sprake kwam, zij het niet in een
openbare vergadering, in het algemeen niet veel voor gevoeld
werd. Men wenschte toen zulk een dure brandspuit niet te
hebben en toen waren de tijden het was zooals ik zeide
vóór den oorlog veel gunstiger dan thans. Nu verbaast
het mij, dat wij voor het feit worden gezet om een voorstel
aan te nemen, dat, als de meerderheid van het College haar
zin krijgt, aan de gemeente niet minder dan 40.000.zal
kosten. Ik weet wel, dat de omstandigheden eenigszins zijn
veranderd; de gemeente is uitgebreid en daardoor zijn de
afstanden iets grooter geworden, maar er staat weer tegenover,
dat vooral de fabrieken, die in den laatsten tijd veranderd
en verbeterd zijn, middelen hebben aangeschaft om een brand
eventueel zelf te kunnen blusschen, bij een brand althans
onmiddellijk gereed te zijn teneinde dien zoo mogelijk reeds
in het begin te kunnen overwinnen. Nemen wij daarbij in
aanmerking, dat hier ter stede heel weinig groote branden
voorkomen den laatsten tijd hebben wij er zeer weinig
gehad en dat het gevaar voor brand geringer wordt met
het oog op de betere afweermiddelen wij hebben zoo
langzamerhand alleen electrischen stroom en electrische
verlichting, terwijl men vroeger de ouderwetsche middelen
voor verlichting en verwarming gebruikte dan zijn dat
omstandigheden, welke het minder noodzakelijk maken om in
dezen moeilijken tijd, waarin wij telkens hooren, dat het in
Leiden niet meer lijden kan en wij voorzichtig moeten zijn
met onze 1 geldmiddelen, voor verbetering van de brandweer
zulke groote uitgaven te doen. Wij zouden volgens dit voorstel
voor een uitgave van ƒ40.000.komen te staan, maar dan
zijn wij er nog niet. Er zal nog wel bediening bij moeten
komen, welke kostbaar is. evenals vroeger voor een motorspuit,
en dergelijke dingen meer. Vroeger was altijd het bezwaar,
dat daarmede aangestuurd zou worden op een beroepsbrandweer,
een strooming die zoo niet in den Raad, dan toch bij degenen,
die de leiding hadden, aanwezig was.
Ik zou nu vreezen, dat de aanschaffing van een automobiel
brandspuit en een automobielladder daarnaar toe gaat.
Daarom moet ik mij voorshands ik weet niet, welke
inlichtingen ik nog zal krijgen verklaren tegen deze
uitgaaf van ƒ40.000.
Mocht de meerderheid van den Raad het daarin niet met
mij eens zijn, dan zou ik in elk geval niet verder willen gaan
dan de minderheid van Burgemeester en Wethouders wenscht.
En mocht men een bedrag van ƒ40.000.willen voteeren,
dan zou ik in overweging willen geven heden geen beslissing
te nemen, maar daarmede te wachten, totdat niet alleen de
Raad maar ook Burgemeester en Wethouders en de commandant
van de Brandweer en anderen goed op de hoogte zijn van
de andere offerte, welke wij gekregen hebben. Wij hebben
immers een bezoek gehad van een fabrikant, die verklaard
heeft een brandladder te kunnen leveren die goedkooper is
en meer aan de nieuwste eischen voldoet dan de ladder,
waarop het voorstel van Burgemeester en Wethouders be
trekking heeft.
Dus voorloopig ben ik tegen de geheele uitgaaf; in elk
geval zou ik niet verder willen gaan dan aanschaffing van
de aütomobielbrandspuit alleen, maar mocht men hiertoe
toch willen overgaan dan zou ik de beslissing nog tot de
volgende vergadering willen uitgesteld zien.
De heer de Lange. Het komt mij voor, dat wij ons moeten voegen
naar het voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders, welke in dezen tijd voor Leiden een automobielbrand
spuit noodzakelijk acht. De afstanden in de gemeente worden
steeds grooter en zijn na 1 Januari j.l. nog belangrijk grooter
geworden.
Het verkrijgen van een goede bespanning voor onze stoom-
brandspuit, die onmiddellijk ter beschikking staat, is zeer
moeilijk en brengt ook zeer hooge kosten met zich. Door
aanschaffing van een automobielbrandspuit zullen wij onge
twijfeld besparen de groote kosten, die gemoeid zijn met het
voortdurend beschikbaar zijn van een bespanning voor de
stoombrandspuit.
Met de minderheid van het College geloof ik echter, dat
wij niet moeten overgaan tot het aanschaffen van een auto-
mobiel-brandladder.
Leiden is een stad met niet zooveel hooge gebouwen. Ik
erken het groote nut ervan, dat wij zeer spoedig bij een
brand kunnen zijn met goed bluschmateriaal, maar ik acht
het niet voldoende gemotiveerd om nu ook nog ƒ20.000.
voor zoo'n ladder uit te geven.
Ik ben dus voor de aanschaffing van de automobielbrand
spuit maar tegen de aanschaffing van de ladder.
Het verheugt mij, dat Burgemeester en Wethouders, in
tegenstelling met de vorige maal, nu met een voorstel komen
tot aanschaffing van een automobielbrandspuit, dat behoorlijk
voorbereid is. Ik heb dan ook niet in het minst bezwaar om
mijn stem aan dit voorstel te geven, tenzij aangetoond mocht
worden, wat nog niet geschied is, dat wij in Nederland even
goed en niet duurder klaar zouden kunnen komen.
De Voorzitter. Het is hier een quaestie van vertegen
woordigers van Duitsche fabrieken, een fabriek te Marien-
felde en een fabriek te Ulm.