MAANDAG 23 FEBRUARI 1902.
77
betaald, terwijl dan tevens zal kunnen worden uitgemaakt
hoeverre dat zal gaan, bijvoorbeeld tot een maximum van 6,
8 of 10 uren, maar incidenteel de zaak uit te maken, vind
ik verkeerd.
Wat het amendement van den heer Heemskerk betreft, de
voorsteller rekent werkelijk verkeerd. Als de brugwachters
respectievelijk 44.— en 24.krijgen op de basis van hun
uurloon, dan hebben de agenten van politie recht op 25.
Wil de heer Heemskerk aan deze laatsten ƒ31.50 geven, dus
a meer, dan zullen ook de brugwachters evenveel meer
moeten hebben. De fout, welke ten aanzien van de brug
wachters in het voorstel van Burgemeester en Wethouders
schuilt, is, dat ter bepaling van de vergoeding als deeler is
gebruikt 76 in plaats van 55.
Wat aangaat de grief, welke de politieagenten zouden
hebben tegen dit voorstel, ik geloof, dat daarvoor geen reden
is. Waarom zouden die menschen gegriefd zijn? De zaak
komt hierop neer, dat men generaliter een vergoeding geeft
als compensatie voor het feit, dat zij iets later dan toegezegd
was, den meer gemakkelijken dienst hebben gekregen, terwijl
het in het andere geval voor ieder persoonlijk wordt uitge
rekend. Maar dan zal de eene politie-agent en misschien de
eene brugwachter niets krijgen en de ander weder meer. Zoo
zou dan een hoofdagent er minder van profiteeren, omdat die
vroeger minder uren had dan een gewone agent; dat wordt
echter gecompenseerd, omdat hij hooger loon heeft. Ik acht
het door Burgemeester en Wethouders voorgesteld systeem
dan ook billijker.
Thans moet geen incidenteele beslissing genomen worden
inzake de betaling van overuren voor ambtenaren. Bij ambte
naren is het niet te contröleeren. En wat is er tegen, dat
een ambtenaar eens een uurtje langer werkt? Men moet de
betrekking van ambtenaar goed waarnemen; men werkt, een
normaal aantal uren en als het eens een uurtje langer duurt,
dan moet men er niet op kijken. Daartegenover staat, dat,
als een ambtenaar eens aan zijn chef vraagt om een uurtje
vroeger te mogen weggaan, bijvoorbeeld omdat er familie
overkomt, daartegen ook bijna nooit bezwaar gemaakt wordt.
Zoo compenseert het een het ander.
In buitengewone gevallen, als de agenten een dag meer op
straat moeten zijn, heb ik een regeling getroffen; daarvoor
wordt vergoeding gegeven, ingevolge art. 36 van de Ambts
instructie, maar het gaat niet aan een regeling te maken voor
het geval, dat eens enkele overuren gemaakt worden; dat is
een verkeerd systeem.
Ik vind het een principieele zaak, welke niet bij deze ge
legenheid uitgemaakt moet worden.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik meen, dat U niet de
geschikste methode toepast om ons amendement te bestrijden.
U is weer onjuist.
U zegt: als werklieden of ambtenaren als brugwachters en
politieagenten een uur verzuimen, of een halven dag of als
het zelfs te zamen een dag geduurd heeft, dan wordt dat dien
menschen niet afgehouden. Daaruit blijkt, dat U niet op de
hoogte zijt. Als een brugwachter een uur verzuimde, dan
werd hem vóór Januari 40 cent afgehouden; voor een dag
1.50 en voor een nacht 3.—. Dit zijn zaken, die op dit
oogenblik bekend kunnen zijn
De Voorzitter voegt mij toe, dat hij niets van verzuim
heeft gezegd. Maar hij heeft toch gesproken over het geval,
dat iemand zijn chef vraagt om een uurtje vroeger weg te
gaan, omdat hij bijvoorbeeld familie overkrijgt.
Men moet niet de brugwachters gaan vergelijken met bureau
ambtenaren. Wij hebben geen voorstel ingediend betreffende
het bureaupersoneel, maar een amendement op het voorstel
van Burgemeester en Wethouders inzake brugwachters en
en politieagenten. Als U nu ons amendement gaat bestrijden
met voorbeelden aan te halen van bureauambtenaren, dan
is dat een verkeerde methode.
Vóór Januari was het regel, dat voor overwerk van brug
wachters 40 cent per uur betaald werd en als zij een uur,
een dag ol een nacht verzuimden, dan werd hun dat van
het loon afgehouden, en dat werd dan berekend naar het
aantal verzuimde uren.
Daarom zeggen wijnu die menschen in Januari en een
gedeelte van Februari langer hebben moeten werken dan over
eenkwam met hun toegezegden werkdag, is het billijk dat zij
voor die meerdere uren een vergoeding krijgen, in overeen
stemming van hun thans geldend weekloon. Als wij dat op
dit oogenblik voor hen opeischen, spreekt het toch vanzelf,
dat gij niet moet komen met voorbeelden van ambtenaren.
Dat is te gek om los te loopen.
De Voorzitter. Gij begrijpt er niets van. Ik zelf doe ook
een voorstel tot het toekennen van vergoeding, maar ik zeg
alleen, dat wij hier niet incidenteel voor een paar categorieën
van ambtenaren een uurloon moeten vaststellen die kwestie
kan bij de salarisregeling behandeld worden.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Dat is niet aan de orde;
het gaat nu alleen over de politieagenten en de brugwachters.
Als er een verzoek van een andere categorie van het personeel
komt, zullen wij ook dat objectief beschouwen, maar thans
moeten wij alleen behandelen wat aan de orde is en, als wij
vergelijkingen maken, moeten wij rekening houden met het
geen wij als werkgever gewend waren te doen.
De Voorzitter. Ik zal maar van verder debat afzienwat
aan de orde is, is het toekennen van deze vergoedingen in
verband met de te late invoering van den verkorten arbeids
tijd, absoluut niet het in principe vaststellen van een uurloon
voor een paar categorieën van ambtenarendit laatste kan
geschieden bij de salarisregeling.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren van Stralen en Dubbeldeman
wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 10 stemmen
verworpen. v
Tegen stemmen de heerenPera, Bots, van der Lip, van
der Pot, van Gruting, Kuivenhoven, de Lange, J. P. Mulder,
fluges, van Hamel, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Stijnman,
Bisschop, van Tol, A. Mulder, Sijtsma en Oostdam.
Vóór stemmen de heeren van Stralen, Oostveen, van Weeren,
de la Rie, van der Zeeuw, Knuttel, Dubbeldeman, de dames
DubbeldemanTrago en RaartBraggaar en de heerGroeneveld.
De Voorzitter. Ik zal nu het amendement van den heer
Heemskerk in stemming brengen.
De heer Heemskerk. M. d. V. In verband met de wijziging,
welke Burgemeester en Wethouders in hun voorstel hebben
gebracht, trek ik het gedeelte van mijn amendement, dat
betrekking heeft op de brugwachters, in, zoodat het amende
ment thans alleen nog strekt om voor de agenten van politie
de vergoeding te bepalen op ƒ31.50 in plaats van op ƒ25.
Het gewijzigd amendement van den heer Heemskerk wordt
in stemming gebracht en met 15 tegen 14 stemmen ver
worpen.
Tegen stemmen de heerenPera, Bots, van der Lip, van
der Pot, van Gruting, de Lange, J. P. Mulder, Iluges, van
Hamel, Knuttel, Huurman, Stijnman, A. Mulder, Sijtsma en
Oostdam.
Vóór stemmen de heeren van Stralen, Oost veen, van Weeren,
Kuivenhoven, de la Rie, van der Zeeuw, Wilmer, Heemskerk,
Bisschop, Dubbeldeman, Mevrouw DubbeldemanTrago, de
heer van Tol, Mevrouw BaartBraggaar en de heer Groeneveld.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders nader in
dien zin gewijzigd dat het. ter beschikking te stellen bedrag
wordt verhoogd tot ƒ4860.teneinde de gratificatie voorde
brugwachters op ƒ44.en voor de later in lunctie getreden
brugwachters op ƒ24.te kunnen bepalen, wordt in stemming
gebracht en met 25 tegen 4 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenPera, Bots, van Gruting, van
Stralen, van Weeren, Kuivenhoven, de Lange, J. P. Mulder,
de la Rie, Huges, van der Zeeuw, Knuttel, Wilmer, Huurman,
Heemskerk, Stijnman, Bisschop, Dubbeldeman, Mevr. Dubbelde
manTrago, de heer van Tol, Mevr. BaartBraggaar, de
heeren: A. Mulder, Groeneveld, Sijtsma en Oostdam.
Tegen stemmen de heeren: van der Lip, van der Pot,
Oostveen, en van Hamel.
XXII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 20 September 1917 (Gem. Blad No. 32), regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden
(ouderbrenging van de havenrechercheurs en de brugwachters
in de verordening).
(Zie Ing. St. No. 49).
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de gansche verordening eveneens zondtr beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XXIII. Voorstel:
a. tot afwijzing van het verzoek van het Genootschap van
Leeraren aan Nederlandsche Gymnasia en de Vereeniging
van Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs om aan de leeraren
aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool eene uitkeering
in eens over het jaar 1919 te verleenen, en hen vrij te stellen
van pensioenstortingen;
b. tot toekenning van een voorschot aan die leeraren op