76 MAANDAG 23 FEBRUARI 1920. bij de invoering van de betaling van overuren, de ambtenaren, aan wie geen bepaald aantal uren is aangewezen, daarom zullen gaan vragen. De heer Knuttel voegt mij toe, dat het veel te pleizierigis om niet een bepaalden werktijd te hebben. Ja, op dit oogenblik is dat veel pleizieriger dan een vasten diensttijd, maar als men weet, dat, wanneer er veel werk is, men voor overwerk niet betaald wordt, terwijl anderen daarvoor wel betaald worden, is het niet meer zoo pleizierig. Ik zou liever onderscheid willen maken tusschen ambtenareü, die zelfzandig werken en ambtenaren, die onder een directen chef staan en wier werk gecontroleerd wordt. Uit deze korte bemerkingen blijkt mijns inziens wel, dat men nu over de kwestie van de overuren niet principieel kan beslissen en men haar van verschillende kanten kan en moet bezien. Ik geloof, dat bij aanneming van het amendement van de heeren van Stralen en Dubbeldeman de betrokken personen er niet veel beter aan toe zouden zijn dan bij aanneming van het amendement van den heer Heemskerk. Daarom moeten wij ons niet dood vechten om een theorie, maar nu practisch werk doen en zeggen waaraan die menschen zich te houden hebben. Ik hoop dan ook, dat de Raad het amendement-Heemskerk zal aannemen, dat mijns inziens door Burgemeester en Wethouders niet voldoende is weerlegd. De heer van Stralen. M. d. V. Wij hebben natuurlijk wel begrepen, dat ons voorstel niet de instemming zou hebben van Burgemeester en Wethouders. Wij konden aan het voor stel van Burgemeester en Wethouders wel bemerken, dat niet de bedoeling was hier een precedent te stellen, waardoor voor de toekomst zou worden uitgemaakt, dat de overuren, ook voor de politie en de brugwachters, zouden worden betaald. Maar gedeeltelijk hebben wij juist daarom ons voorstel op deze wijze ingediend. Het is namelijk onze bedoeling deze zaak principieel aan de orde te stellen en te doen uitmaken, dat aan de werklieden voor overuren extra betaling toekomt. Bovendien is hier gelegenheid om iets toe te passen en uit te voeren waarvan de heer Pera, toen hij nog geen Wethouder was, sterk voorstander was, namelijk de betaling van overuren aan de politie. Wij stellen deze zaak dus mede aan de orde teneinde den heer Pera de gelegenheid te geven iets in het belang van de agenten van politie te doen. Ook om de volgende reden achten wij de aanneming van ons amendement gewenscht: het kan zijn, dat er verschil van opvatting bestaat tusschen U, Mijnheer de Voorzitter, en ons, maar wij gevoelen het toekennen van een zekere belooning, welke altijd willekeurig wordt genomen, als iets stuitends. De beer Wilmer sprak zooeven over de theorie van ons voorstel en zeide, dat aan ons amendement geen practisch nut, zou vastzitten, maar ik heb een paar bestuursleden van de Roomsch Katholieke politie agenten bij mij gehad en die hebben mij verzekerd, dat zij dit voorstel van Burgemeester en Wethouders als een grief gevoelden en dat zij in hun vergadering hadden besloten om, als dit voorstel werd aangenomen en die vergoeding van 25. werd gehandhaafd, die te zullen weigeren. Dat is iets waarmede de geloofsgenooten van den heer Wilmer komen, eri daaruit blijkt, dat er een reuzenverschil bestaat tusschen het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het onze. Wij achten het niet meer dan billijk dat, wanneer iemand, wie het ook zij, werkman of ambtenaar, extra-arbeid verricht, hij daarvoor dan ook behoorlijk wordt betaald en een behoorlijke betaling zonder een nauwkeurige berekening van het normale uurloon is mijns inziens niet denkbaar. Als wij toegepast hadden het systeem, hetwelk door Burgemeester en Wethouders in de nieuwe salarisregeling zal vastgelegd worden, namelijk dat slechts voor de 2 eerst te maken overuren het gewone loon wordt uitbetaald, waaruit volgt dat er voor het derde overuur zeker percentage opgelegd wordt, dan zouden wij in ons voorstel nog verder moeten zijn gegaan, aangezien althans de brugwachters meer overgewerkt hebben dan 2 uren per dag gedurende den tijd, dat zij niet hun normalen werktijd hebben gehad. Alles te zamen genomen meeoen wij, dat de Raad een goede gelegenheid heeft om een vroeger bestaan hebbend onrecht goed te maken. Laten wij er heusch niet tegen opzien om incidenteel een beslissing te nemen, waarvan, naar ik weet, toch een vrij groot deel van den Raad voorstander is. Misschien blijkt wel de meerderheid van den Raad van oordeel te zijn, dat extra diensten extra betaald moeten worden, of het betreft een ambtenaar dan wel een werkman. Ik wijs er nog op, dat wij behalve brugwachters en politie agenten ook genoemd hebben de havenrechercheurs. Dezen zijn door Burgemeester en Wethouders bij hun voorstel uit geschakeld, ofschoon toch ook voor hen de diensttijd in Januari langer is geweest. Ook aan deze personen moet een extra vergoeding gegeven worden voor de uren, die zij meer gemaakt hebben. Wij bevelen de aanneming van ons amendement nogmaals bij den Raad aan. De heer Heemskerk. De heer van Stralen heeft medegedeeld, dat de Voorzitter van de Roomsch-Katholieke Politieagenten- vereeniging bij hem geweest was en hem gezegd had dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders de agenten eenigszins gegriefd had. Mijnheer de Voorzitter. Het had die menschen in zekeren zin gegriefd, omdat zij U liebt het thans toegelicht op dat oogenblik maar niet begrepen, dat bij de bepaling van het bedrag als het ware rekening gehouden was rnet het uurloon. Zij hadden gedacht, dat het bedrag van ƒ25 in zekeren zin slechts een gratificatie was, en in dit opzicht kan ik mij indenken, dat de menschen eenigszins gegriefd waren. Nadat ik mijn amendement ingediend had, heb ik met die personen gesproken en ik heb bij hen de overtuiging ge vestigd, dat per slot van rekening in mijn amendement ligt opgesloten een berekening naar het uurloon. De Voorzitter van die vereeniging heeft dan ook verklaard, dat haar grief daardoor weggenomen was. De heer Pera, M. d. V. De heer van Stralen heeft mij de verplichting willen opleggen voor zijn amendement te stemmen. Ik wil verklaren, dat ik dit niet zal doen. De reden daarvoor is gelegen in het spreekwoord: als het getij verloopt moeten de bakens worden verzet. De toestand bij de politie is geheel anders geworden dan hij destijds was. Vooreerst is de werktijd beperkt. Anderzijds is het inkomen aanmerkelijk vermeerderd, zoodat naar mijn oordeel het loon, dat zij te wachten hebben, een behoorlijk loon is, dat genoemd mag worden. En nu wil het mij voorkomen, dat vooral de ambtenaren, die een klein beetje bloed in hun lichaam hebben, er een zeker eergevoel op nahouden en niet de begeerte hebben om voor ieder uur, dat overgewerkt wordt, een extra belooning te ontvangen. Op den voorgrond staat daarbij, dat de loonen ruim genoeg moeten zijn, en wanneer dat eenmaal het geval is, is er dunkt mij voor een groot deel de eer van de ambtenaren mede gemoeid, dat zij niet altijd uitkijken naar een belooning voor werk, dat zij in enkele gevallen buiten den gewonen tijd heb ben verricht. Iemand, die het werk kent, weet genoegzaam, dat de omstandigheden van het leven gedurig en telkens weer mede brengen, dat men in een gestelden tijd niet klaar komt en er wel een oogenblik meer noodig is om af te maken wat ge daan dient te worden. En dat er altijd onder de ambtenaren weer een uitzien zou zijn om voor dien extra tijd betaald te worden, is naar mijn meening eenvoudig een ontsiering van den geest, die in de ambtenaren huist of althans dient te huizen. De Voorzitter. De heer Dubbeldeman heeft tot mij gezegd, dat ik het natuurlijk mis heb, en hij deed alsof hij het precies wist. Zooever. echter, toen dat adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Werklieden in Openbare Diensten en Be drijven ter sprake kwam, had ik, meen ik, gelijk. Ik heb tot mijn verbazing de mededeeling van den heer Dubbeldeman gehoord omtrent de betaling van overuren aan de brugwachters. Ik dacht dat die regeling alleen voor de assistenten gold, maar wellicht is het eens een keer gebeurd, dat de directeur van den havendienst iemand uit het vaste per soneel eenige uren langer dienst heeft laten doen en hem daarvoor toen betaald heeft naar de regeling, welke voor de assistenten geldt. Dat zou op zich zelf ook niet zoo onbillijk zijn, en is ook iets anders dan het systeem van overuren. Bij de politie en ook bij de andere ambtenaren kan dat systeem ook niet worden ingevoerd. Gesteld, dat aan de gasfabriek bij een of andere gelegenheid meer gas moet worden gemaakt dan ge woonlijk, zoodat de stokers daarvoor twee uren langer moeten werken, dan wordt dat gecontroleerd, maar gesteld, dat twee jongelieden in één kamer zitten te werken en zeggen: »wij willen wat meer verdienen en komen dus vanavond terug", wie controleert dan die overuren? Ik ben overtuigd, dat werkelijk misbruik is gemaakt van dergelijke overuren, welke vroeger toevallig op één afdeeling werden uitbetaald en dan ook door Burgemeester en Wethouders zijn afgeschaft. Men kan er zeker van zijn, dat, als overuren aan de ambtenaren werden betaald, er ambtenaren zouden gevonden worden, die van 35 uur niets zouden uitvoeren en bijv. 's avonds van 7 tot 9 of van 810 kwamen overwerken. Ik declineer daarmede geenszins het ambtenaren- of politie corps, maar ik kan den dames en heeren wel garandeeren, dat, als ik voor overwerk 50 cent per uur stel, het zal voorkomen, dat een agent van politie, die er 50 cent bij wil verdienen, op een bank in het plantsoen gaat zitten, als hij daar dienst heeft, en dan zegt een uur langer dienst te hebben gedaan, omdat hij iets verdachts heeft gezien. De heer Dubbeldeman ontkent dat, maar hij moet niet zeggen, dat het nooit zou gebeuren. Willen de heeren deze overurenkwestie principieel behan delen, dan moeten zij dat doen, als de salarisregeling aan de orde is. De heer Knuttel zal dan gelegenheid hebben-voor te stellen, dat ook aan de ambtenaren de overuren zullen worden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 12