28 Hilversum 's Gravenhage, 18 November 1919. Amsterdam Aan den Raad der Gemeente Leiden. Het Bestuur van het Genootschap van Leeraren aan Neder- landsche Gymnisiën en het Hooldbestuur der Vereeniging van Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs hebben de eer zich tot U te wenden met bet. beUeld verzoek, de extra- maaud uitkeering «wegens den langen duur der buitengewone tijdsomstandigheden", welke van Rijkswege aan alle Rijks ambtenaren verstrekt werd ook aan de leeraren aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschi ol te Leiden te willeu er leen en. In verband hiermee meenen zij U in herinnering te mogen brengen de circulaire, welke betreffende deze «uitkeering voor eens" door Zijne Excellentie den Minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen aan de Gemeentebesturen gericht is, waarin wordt aangedrongen ook den leeraren in gemeentedienst een extra-maand salaris toe te kennen. Tevens richten de beide Hoofdbesturen tot U het beleefd verzoek, ook de leeraren in dienst Uwer Gemeente voortaan van pensioenstortingen vrij te stellen en hun aldus dezelfde voorrechten te verleenen, welke door U aan alle andere ge meente-ambtenaren zijn toegekend. Hetwelk doende, enz. Voor hei Bestuur van bet Genoot chap voornoemo, L Alma, Voorzitter. K. Wagenvoort, Secretaris. Voor het Hoofilbtsiuur der Vereeniging vournuemd, B. J. F. Varenhorst, Voorzitter. G. E. Genier, Secretaris. N°. 58. Leiden, 17 Februari 1920. Ter vervulling van de vacature van onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 2e klasse voor jon gens en meisjes, No. 2, alhier, welke vacature den 15en No vember des vorigen jaars is ontstaan door het aan Mej. J. G. D. van Gulik verleend eervol ontslag, hebben wij de eer in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoold der school, de navolgende voordracht aan te bieden. 1°. Mej. C. C. VERBIEST, onderwijzeres in de handwerken aan de O. L. school der 3e klasse, No, 2, te Leiden; 2°. Mej. P. B. VAN DER BORST, werkzaam aan de O. L. school der 3e klasse, No. 2, te Leiden; 3°. Mej. G. VAN DER LINDEN, werkzaam aan de O. L. school der 3e klasse, No. 4, te Leiden. Met verwijzing naar de desbetreffende, in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 59. Leiden, 17 Februari 1920. Voor het perceel teelland in den Boschhuizerpolder Sectie O No. 842 (oud gemeente Zoeterwoude Sectie A No. 4575) groot 0.70 H. A., dat sinds 1917 werd gebruikt voor volks tuintjes, doch in het vervolg daarvoor niet meer zal worden bestemd, heeft zich als huurder aangemeld de heer J. Th. Oskam, melkverkooper te Leiden, die bereid is een huurprijs van f 200.per jaar te betalen. Dit perceel was ook vóór 1917 reeds met de aangrenzende perceelen Sectie O Nis. 845 en 847 (oud gemeente Zoeterwoude Sectie A nis. 4578 en 4580) bij Oskam in gebruik, doch toen de gemeente voor de volkstuintjes de beschikking over het perceel O 842 noodig had, was hij onmiddellijk bereid den grond tegen een matige vergoeding weder af te staan. Behalve dat het ons College, nu een voldoende huurprijs wordt ge boden (de vroegere huurprijs bedroeg ƒ114.per jaar), reeds om deze reden billijk toeschijnt, het land opnieuw aan Oskam te verhuren, komt het ons nog uit een ander oogpunt ge- wenscht voor aan zijn verzoek te voldoen. Met het oog op toekomstige bouwplannen der bouwvereeniging «Ons Belang" verdient het n.l. aanbeveling, dat de drie perceelen in één hand blijven, omdat men dan bij tusschentijdsche opzegging slechts met één enkelen huurder te doen heeft. Aangezien de huur van de perceelen O Nis. 845 en 847 op 31 December 1922 eindigt, zou de verhuring van het perceel O No. 842 eveneens tot dien datum kunnen geschieden. Overigens kan het terrein, ook wat betreft tusschentijdsche opzegging, worden verhuurd onder dezelfde voorwaarden waaronder de perceelen 845 en 847 zijn verpacht. In overeenstemming met de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf, geven wij mitsdien Uwe Vergadering in over weging het perceel teelland in den Boschhuizerpolder, aan den Haagweg, kadaster Sectie O No. 842, groot 0.70 II. A. voor den tijd van drie jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1920 en eindigende 31 December 1922, te verhuren aan J. Th. Oskam, melkverkooper alhier, tegen een jaar lij kschen huurprijs van f 200.en verder onder de voor waarden, waaronder de perceelen O nis. 845 en 847 zijn verhuurd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 60. Leiden, 17 Februari 1920. Van de bij raadsbesluit van 20 November 1919 (Ingek. Stuk ken No. 340) ten behoeve van de bouwplannen der bouwver- vereeniging «Tuinstadwijk" aangekochte perceelen teelland aan de Heerenstraat, kadastraal bekend onder Sectie M Nis. 1437, 1438, 1439 en 1444 gedeeltelijk, komt het meest achtergelegen terrein, No. 1444 gedeeltelijk, groot +2.88.00 H.A. voorloopig niet voor bebouwing in aanmerking, zoodat, dit kan worden verhuurd. De heer C. L. van Velzen, expediteur, alhier, richtte tot ons College het verzoek dit land onderhands te mogen huren voor den tijd van één jaar tegen een jaarlijkschen huurprijs van ƒ250.per H.A. Aanvankelijk meende ons College hierin niet te moeten treden, doch te moeten trachten het land onder de 'gebruikelijke voorwaarden voor den tijd van drie jaren in het openbaar te verhuren. Nu evenwel de openbare verpachting geen resultaat op leverde geen enkele inschrijving kwam in komt bet ons College gewenscht voor op de aanbieding van den heer van Velzen, die hij alsnog gestand doet. in te gaan. Onder mededeeling dat wij den geboden huurprijs vol doende achten, geven wij, in overeenstemming met de Com missie van beheer over het Grondbedrijf, Uwe Vergadering in overweging het bij raadsbesluit van 20 November 1919 aangekochte perceel teelland aan de Heerenstraat, kad. bekend Sectie M No. 1444 gedeeltelijk, groot +2.88.00 H.A. voor den tijd van één jaar, gerekend te zijn ingegaan den 1 Januari 1920, te verhuren aan C. L. van' Velzen, expediteur, alhier, voor een huurprijs van 250.— per H.A. en verder onder de m.m. gewijzigde voorwaarden, zooals die waren vastgesteld voor de openbare verpachting en in de Leeskamer ter visie liggen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 61. Leiden, 17 Februari 1920. In een rapport aan Burgemeester en Wethouders stelt de Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht enkele wijzi gingen voor van de verordening op het bouwen en sloopen, waarvan wij, daartoe door genoemd College uitgenoodigd, de wenschelijkheid nader hebben overwogen. Met den Directeur zijn wij van meening, dat het, in afwachting van een meer algemeene herziening, waarvoor vermoedelijk nog in dit jaar Uwe aandacht gevraagd zal worden, wenschelijk is om in die verordening than:; reeds eenige veranderingen te brengen; deze zijn neergelegd in de ontwerpverordening, die wij U hieronder ter vaststelling aanbieden en tot welker toelichting het volgende dienen moge. De voorgestelde wijzigingen betreffen voornamelijk artikel 32, dat, ingericht als het is op het gebruik van Rijnsteen, thans, nu er bij het bouwen veel gebruik gemaakt wordt van Waalsteen en er ook IJsselsteen wordt gebezigd, onvol ledig is geworden en met de veranderde omstandigheden in overeenstemming behoort te worden gebracht. De in het ontworpen art. 32 voorgeschreven dikte-maten sluiten zich dan ook bij de verschillende afmetingen van de onderscheidene steensoorten aan, waarbij natuurlijk met de vereischte soliditeit der muren rekening is gehouden. Ten opzichte van de meting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 8