25 De meerderheid van ons College acht, zooals de Voorzitter bereids in Uwe Vergadering van 26 Januari j.l. naar aan leiding van een door de heeren Wilmer en van Tol ingediend, doch Tater weder teruggenomen voorstel mededeelde, in de gegeven omstandigheden wel eenige reden aanwezig, om aan de agenten van politie en aan de brugwachters eene gratificatie toe te kennen. Aan hen toch was uiterlijk tegen 1 Januari 1920 een gemiddelde diensttijd van resp. 8| uur per dag en 55 uur per week als normale taak in uitzicht gesteld ter ver vanging van den vroegeren normalen diensttijd van gemiddeld resp. 10i uur en 76 uur per week. Nu evenwel die invoering van den korieren normalen diensttijd dooi' onvoorziene omstari- heden niet mogelijk bleek, is er volgens de meerderheid wel iets voor te zeggen tot toekenning van eene extra-belooning te besluiten. Die extra belooning zou dan voor de hoofd agenten en agenten van politie op ƒ25 en voor de brugwachters op 33.50 kunnen worden bepaald. De meerdere uitgave voor de gemeente bedraagt aldus voor 8 hoofdagenten en 136 agenten 144 X f 25 f 3600 en v00r de brugwachters 27 X 33-50 benevens 3 X 18-50> d- f 9d0-— (3 brug wachters zijn eerst L8 Januari 1920 in functie getreden). De minderheid van ons College kan met het voorstel der meerderheid niet medegaan. Van de agenten van politie is toch gedurende de maand Januari en van de brugwachters ge durende het tijdvak l Januari—9 Februari geeri meerdere dienst gevorderd, dan in de voorafgaande maanden het geval was. Van een buitengewone dienstprestatie na 1 Januari was geen sprake en dus is er, naar het oordeel der minderheid, ook geen enkele reden aanwezig, om aan de politieagenten en de brugwachters een gratificatie uit te keeren, nu het door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk was de voor genomen nieuwe dienstregeling reeds op dien datum in werking te doen treden. Als College geven wij U derhalve in overweging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van 4560, af te schrijven van den post voor »Onvoorziene Uitgaven" te onzer beschikking te stellen, ten einde den hoofdagenten en agenten van politie een gratificatie van 25 en den brugwachters een gratificatie van 33.50 voor eens te kunnen uitkeeren in verband met de latere invoering van den verkorten normalen arbeidsduur bij de politie en den havendienst. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is thans nog 121.925 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. Leiden, 2 Januari 1920. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren en Dames. Geven met verschuldigde eerbied te kenoen, ondergetee- kenden; J. A. Verkuijlen en Th. van Daalen, respectievelijk voorzitter en Secretaris der Nederlandsche Roomsch-Katho- lieken Politiebond, Afdeeling Leiden. dat zij, in opdracht van hunne Afdeeling, de vrijheid nemen, Uwen Raad bij deze, een beleefd en dringend verzoek te doen. Den agenten van politie was in het vooruitzicht gesteld, dat zij op 1 Januari 1920, een arbeidsdag van 81 uur per da0, (51 uur per week) zouden genieten. De arbeidsdag is echter nu gemiddeld 10 a 10| uur per dag (70 a 74 uur per week). Zij verzoeken U nu, een extra belooning (afgescheiden van de voorloopige loonsverhooging) voor die meerdere gere gelde terugkomende uren, boven het getal 8i uur per dag (51 uur per week) tot dat er een definitieve order is vast gesteld, regelende den normalen arbeidsdag, op 8j uur (51 uur per week). 't Welk doende De Voorzitter J. A. Verkuijlen. De Secretaris Th. v. Daalen. No_ 49. Leiden, 12 Februari 1920. Tengevolge van de invoering van den verkorten arbeidstijd bij den°Havendienst op 9 dezer, zijn de in ons praeadvies van 18 Juni 1918 (Ingek. Stukken no. 155) uitvoerig vermelde bezwaren togen het onderbrengen van de havenrechercheurs en de brugwachters in de verordening, regelende den rechts toestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, vervallen. Overeenkomstig'onze toezegging stellen wij U daarom voor de verordening in den vervolge ook voor genoemde ambte naren te doen gelden en in verband hiermede de artikelen 1, 7 en 33 van de verordening eenige wijziging te doen on dergaan. In den aanhef van artikel 1 zal achter het woord «bezoldi- diging" moeten worden ingelascht: behalve voorzooveel be treft de havenrechercheurs en de brugwachters,", aangezien de bezoldiging van de havenrechercheurs en van de brugwachters bij de week is bepaald en de verordening thans alleen geldt voor ambtenaren, wier bezoldiging bij de maand of voor langer is bepaald. Het bedrag van 1200, genoemd in het tweede lid van artikel 7, dient eenige verandering te ondergaan in verband met de in voorbereiding zijnde salarisherziening. De grens, waartoe uitkeering van de bezoldiging per week kan worden toegestaan, ware daarom te bepalen op 2500. De wijziging van artikel 33 heeft ten doel, om onder de straffen, die aan de brugwachters kunnen worden opgelegd, ook onthouding van vrije dagen en oplegging van strafdienst op te nemen, zooals ook in de oorspronkelijke verordening regelende den rechtstoestand der ambtenaren van 20 Septem ber 1917 (Gem.Blad no. 32) was bepaald. In de praktijk toch was de deugdelijkheid van deze straffen ten duidelijkste ge bleken. Bij gemis van deze straffen zou men genoodzaakt zijn de brugwachters ook bij lichte vergrijpen te straffen door het onthouden van vacantiedagen, hetgeen een veel zwaardere straf voor hen zou zijn. Beide straffen werden bij de wijzigings verordening van 12 Augustus 1918 (Gem.Blad no. 29) dan ook slechts geschrapt, omdat toen de brugwachters uit de verordening vervielen en haar behoud ten opzichte van de overige ambtenaren niet noodig werd geacht. Wij geven U derhalve in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 20 September 1917 (Gem.Blad no. 32), regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, gewijzigd bij verordening van 12 Augustus 1918 (Gem. RIad no. 29). Artikel 1. In den aanhef van artikel 1 van bovengenoemde verorde ning wordt achter het woord «bezoldiging" ingelascht: ^be halve voorzooveel betreft de havenrechercheurs en de brug wachters,". Artikel 2. In artikel 7, tweede lid, wordt in plaats van 1200" gelezen2500". Artikel 3. Artikel 33, sub 2°, wordt gelezen als volgt: »2°. onthouding van vacantiedagen en bovendien, voorzooveel betreft de brugwachters, onthouding van vrije dagen of opleg ging van strafdienst;". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No go. Leiden, 13 Februari 1920. Ter voorziening in de vacatures van lid der Commissie tot wering van schoolverzuim in deze gemeente, welke den 5en Maart a.s. zullen ontstaan, tengevolge van de periodieke af treding van de heeren P. G. Hocks en D. F. Maijer, hebben wij de eer U, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 16 November 1900 (Staatsblad No. 200), de volgende aanbevelingen van twee benoembaren aan te bieden: Voor de vacature Hoeks. 1°. P. G. HOCKS, 2°. W. F. ZEELEN BERG. Voor de vacature Maijer. 10. D. F. MAIJER, 2°. F. VAN ROMBURGH. Wij verzoeken U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 51. Leiden, 14 Februari 1920. Na raadpleging van de Commissie van Fabricage geven wij U in overweging den boekhouder, verbonden aan het bureau van Gemeentewerken, J. Óuwejan, thans ingedeeld als administrateur 2e klasse, te bevorderen tot administrateur le klasse, onder bepaling, dat deze bevordering zal geacht worden te zijn ingegaan op 1 Januari 1920. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 5