MAANDAG 26 JANUARI 1920.
41
Of de heer Groeneveld voor de derde keer het woord voert
hindert mij persoonlijk niets, maar ik heb de heeren straks juist
gewaarschuwd: verschiet al uw kruit niet dadelijkWaar moet
het heen, als iedereen het laatste woord wil hebben? Nergens is
het gewoonte, zelfs niet in de Tweede Kamer, dat een lid over een
zelfde onderwerp meer dan tweemaal spreekt. Ik moet werkelijk
aan de bepaling van het Reglement van Orde de hand houden,
anders zou het gewoonte worden over niet meer dan drie onder
werpen een geheelen middag te spreken. Wil men een voorstel
doen om in het Reglement van Orde eene bepaling op te nemen,
dat iedereen over eenzelfde onderwerp zooveel malen mag spreken
als hij zelf maar wil en wordt dat voorstel aangenomen, dan
zal ik met genoegen zulk een besluit handhaven.
Ik vraag of de Raad wil toestemmen, dat de heer Groene
veld voor de derde maal het woord voert: daarin schuilt niets
partijdigs.
Het voorstel om aan den heer Groeneveld voor de derde
maal het woord te verleenen wordt in stemming gebracht en
met 21 tegen 6 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: de la Rie, Eikerbout, Huges,
Splinter, Wilmer, Pera, Bots, van der Pot, van der Lip, van
Gruting, Knuttel, Bisschop, mevrouw Dubbeldeman—Trago,
de heeren Heemskerk, Dubbelman, mevrouw BaartBraggaar,
de heeren van Tol, van der Zeeuw, J. P. Mulder, Kuiven-
hoven en van Stralen.
Tegen stemmen de heeren: Oostdam, van Hamel, Sijtsma,
Stijnman, A. Mulder en Üostveen.
(De heer Groeneveld hield zich buiten stemming).
De heer Groeneveld. Ik moet beginnen met er tegen te
protesteeren dat nu voor de eerste maal en juist waar het
betreft mij, die hier zoo weinig spreek en die als ik spreek
het nooit lang maak, een stemming noodig is om mij voor
de derde maal het woord te verleenen, terwijl anders nog
nooit bezwaar is gemaakt om iemand voor de derde maal het
woord te verleenen.
De reden, dat ik nogmaalf het woord gevraagd heb, is
hierin gelegen, dat de Wethouder Pera het woord gevoerd
heeft, nadat ik reeds in tweeden termijn gesproken had. Ik
verkeerde dus in de onmogelijkheid om den heer Pera te
antwoorden.
De Voorztter. Ik doe den heer Groeneveld opmerken, dat
hij geen voorsteller is: er is hier een voorstel van Burge
meester en Wethouders en aan hen is dus het laatste woord.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik ben niet in de gelegenheid
geweest nog iets te zeggen naar aanleiding van het betoog
van den heer Pera.
Ik wil alleen nog zeggen, dat ik er geen bezwaar tegen heb
dat zoodanige regeling getroffen wordt dat door de School
commissie ook geheime vergaderingen kunnen gehouden worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 16 tegen 12 stemmen wordt vervolgens overeenkomstig
het praeadvies besloten.
Vóór stemmen de heerenOostdam, Huges, Splinter, Wilmer,
Pera, Bots, van der Pot, van Hamel, van der Lip, Bisschop,
Heemskerk, Stijnman, van Tol, A. Mulder, J. P. Mulder en
Kuivenhoven.
Tegen stemmen de heerende la Rie, Eikerbout, Sijtsma,
van Gruting, Groeneveld, Knuttel, Mevr. Dubbeldeman—Trago,
de heer Dubbeldeman, Mevr. Baart—Braggaar, de heeren
Oostveen, van der Zeeuw en van Stralen.
XXII. Voorstel:
a. tot samensmelting van de scholen der 3e en 4e klasse tot
één soort school, bestemd voor kinderen van minvermogenden,
bedeelden en onvermogenden
b. tot opheffing der tegenwoordige school der 3e klasse No. 5
op 1 Juli 1920;
c. om de sub b bedoelde school te bestemmen voor eene
nieuwe school der 2e klasse voor jongens en meisjes met
6 leerjaren.
(Zie Ing. St. No. 14.)
De Voorzitter. Bij dit voorstel komt tevens in behandeling
het voorstel van den heer Groeneveld, hetwelk aldus luidt:
«Ondergeteekende stelt voor:
a. Punt 22 der agenda aan te houden;
b. Burgemeester en Wethouders op te dragen een onderzoek
in te stellen naar de mogelijkheid van de samensmelting der
scholen le en 2e klasse tot één soort school."
De praealable kwestie lijkt mij, of punt 22 van de agenda
zal worden aangehouden; dat is dunkt mij van de verste
strekking.
Wat punt b betreft, daarin wordt iets geheel anders voor
gesteld, namelijk een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid
van de samensmelting van de scholen der le en 2e klasse.
Het zijn twee moties, die toevallig op één papiertje staan,
maar eigenlijk los van elkander moeten worden behandeld.
De hoofdzaak lijkt mij de vraag of punt 22 van de agenda
zal worden aangehouden. Wil de heer Groeneveld beide punten
kort toelichten?
De heer Groeneveld. M. d. V. Het lijkt mij, dat die punten
a en b aan elkander vastzitten. Mijn bedoeling is te doen
onderzoeken of niet een schoolgebouw kan worden uitgewonnen
door de scholen le en 2e klasse te combineeren en dan zou
combinatie van de scholen 3e en 4e klasse niet noodig zijn.
Wij vinden het absoluut verkeerd, dat reeds van af de
schoolbanken de burgers in vier kwaliteiten worden gesor
teerd, en nu Burgemeester en Wethouders voorstellen om
althans een van de vier standenscholen te doen verdwijnen,
vinden wij dat uitstekend, maar Burgemeester en Wethouders
beginnen aan het verkeerde eind. Zij hadden moeten beginnen
met de samenvoeging van de scholen le en 2e klasse, want
de klassen op de 3e en 4e klasse-scholen zijn reeds veel
grooter dan die op de scholen der le en 2e klasse. Kort ge
leden hebben wij van den Voorzitter gehoord, dat kleine
klassen volgens sommige paedagogen niet gewenscht zijn. Ik
kan mij echter voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders
heden die paedagogen niet naar voren zullen halen. Zij willen
een school met 350 leerlingen opheffen en dan zullen die
350 leerlingen over 9 andere scholen worden verdeeld, het
geen in elk geval stijging van het aantal leerlingen per klasse
in de 3e en 4e klasse-scholen tengevolge zal hebben, terwijl
de klassen daar reeds zooveel grooter zijn dan op de scholen
der le en 2e klasse. Bij een combinatie van de scholen der
le en 2e klasse zou in die scholen het aantal leerlingen per
klasse ook worden vergroot, maar zou misschien nog niet het
aantal leerlingen worden bereikt, dat men nu in de klassen
der scholen van de 3e en 4e klasse vindt. Het is toch een
feit, dat in laatstgenoemde scholen klassen met 40 leerlingen
voorkomen; met de voorgestelde regeling zullen zij gemiddeld
een eind over de 30 komeq, terwijl de le en 2e klasse-scholen
gemiddeld niet meer dan 20 leerlingen per klasse tellen.
De heer Sijtsma. De 2e klasse-scholen wel.
De heer Groeneveld. Ja, maar toch niet meer dan 22.
Het is veel beter een schoolgebouw uit te winnen door com
binatie van de scholen le en 2e klasse dan door samen
smelting van de scholen 3e en 4e klasse.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging en stemming uit.
De heer van der Lip. M. d. V. U spreekt van twee voor
stellen van den heer Groeneveld, maar zijn bedoeling is toch
om punt 22 van de agenda aan te houden teneinde een on
derzoek te doen instellen naar de mogelijkheid van samen
smelting van de le en 2e klasse-scholen. Die voorstellen vor
men dus eigenlijk één geheel.
De Voorzitter. Uit de toelichting, welke de heer Groene
veld heeft gegeven, maak ik op, dat hij de punten b en a
aan elkander verbindt, dat hij punt 22 der agenda wil aan
houden, teneinde Burgemeester en Wethouders in de gelegen
heid te stellen te onderzoeken of het mogelijk is de scholen
le en 2e klasse samen te smelten tot één soort school.
De heer van Hamel. M. d. V. De heer Groeneveld stelt
voor punt 22 der agenda aan te houden, maar het komt mij
in het belang van het onderwijs gewenscht voor de zaak te
laten doorgaan. De inlichtingen, welke de heer Groeneveld
verlangt, kunnen dan toch worden ingewonnen.
De eene zaak, de samensmelting van de scholen 3e en 4e
klasse, is zeer urgent; het andere is niet zoo urgentdat kan
best nog even wachten. Inmiddels- kan men een onderzoek
instellen dat, naar ik zeker verwacht, hierop zal uitloopen dat
blijkt dat het onmogelijk kan. Immers, de scholen le en 2e
klasse kunnen niet gecombineerd worden, al was het alleen
maar om de localiteit. Ik zou wel eens willen weten, waarde
heer Groeneveld de kinderen plaatst. De gebouwen van de
2e klasse scholen zijn reeds zoo vol, dat de kinderen van de
scholen le klasse er onmogelijk nog bij kunnen eu de loca-
liteiten der le klasse-scholen kunnen geen grooter aantal
kinderen bijvoorbeeld van de scholen 2e klasse herbergen.
Een jaar of wat geleden is precies hetzelfde onderzoek in
gesteld, met een negatief resultaat. Maar ik laat dat daar;
wil men het onderzoek, welnu laat men het instellen, maar