50
MAANDAG 26 JANUARI 1920.
De heer Groeneveld. Als ik geen opdracht van den Raad
heb, zal de Commissie het niet willen doen.
De Voorzitter, Ik zie er geen bezwaar in, want, als het
voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen aan
de orde komt, kan ieder Raadslid daarop een amendement
voorstellen. Dat is geheel iets anders dan wat nu aan de orde
is. Een lid van den Raad doet een voorstelBurgemeester en
Wethouders beloven een praeadvies en geven dat in den vorm,
zooals in het Ingekomen Stuk staat. Dat is niet een concreet
voorstel om het'sluitingsuur te vervroegen, maar een voorstel
om de Commissie voor de Strafverordeningen uit te noodigen
een wijziging van de desbetreffende verordening voor te stel
len. Vooreerst kunt gij in de Commissie zelve zeggen hoe gij
er over denkt en later, als een eventueel voorstel van de
Commissie in den Raad komt, is ieder lid van den Raad bevoegd
een amendement daarop in te dienen. Nu zoudt gij alleen
de zaak een beetje verwarren.
De heer Groeneveld. M. d. V. Er is een praeadvies van
Burgemeester en Wethouders, waarin wordt voorgesteld om
de Commissie voor de Strafverordeningen uit te noodigen dat
en dat te doen. Nu wil ik voorstellen de Commissie van de
Strafverordeningen uit te noodigen dat anders te doen dan
Burgemeester en Wethouders voorstellen. Is dat nu niet een
amendement op het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders?
De Voorzitter. Een amendement op het praeadvies is
geheel iets anders. Ik zie het nut er niet van in en de zaak
wordt er door verward. Als gij voorstelt om in plaats van
9 uur te lezen 7 uur, dan krijgen wij een debat en een be
slissing over een zaak, welke van zelf ter sprake komt bij de
behandeling van het. voorstel tot wijziging van de verordening;
wij krijgen dus dubbele moeite.
Practisch komt de zaak hierop neder. Spreekt de Raad uit,
dat het sluitingsuur vervroegd moet worden tot 8 uur, dan
komt de Commissie voor de Strafverordeningen ingevolge de
haar gegeven opdracht met een voorstel daartoe, en dan kan
een lid van den Raad, die het daarmede niet eens is en nog
verder wil gaan, een amendement voorstellen om het sluitings
uur op 7 uur te stellen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben het geheel met U eens,
ook uit practisch oogpunt.
Wanneer het voorstel van deD heer Heemskerk om het
sluitingsuur te vervroegen tot 8 uur heden verworpen wordt,
dan kan de heer Groeneveld met zijn voorstel, om het op
7 uur te brengen, in elk geval wel thuis blijven. Vereenigt
de Raad zich echter met het voorstel van den heer Heems
kerk, dan komt er een verordening van de Commissie voor
de Strafverordeningen waarin dat omschreven wordt; en acht
de heer Groeneveld dat niet ver genoeg gaande, dan kan hij
daarop een amendement voorstellen.
Dat is een regelmatige wijze van handelen.
De heer Huurman. M. d. V. Ik ben het niet eens met het
voorstel van den heer Heemskerk.
De heer Heemskerk. Dat begrijp ik.
De heer Huurman. Het doet mij genoegen, dat de heer
Heemskerk dat nu reeds begrijpt; als ik uitgesproken ben,
zal hij het misschien nog beter begrijpen.
Ik ben er voor om voor winkelbedienden, met andere
woorden, menschen die in loondienst zijn, een sluitingsuur
vast te stellen. Ik wensch echter iemand, die eigen zaken
drijft, vrij te laten wanneer hij werken wil. Ik onderschrijf
de woorden van den heer Stijnman, men legt met het vast
stellen van een sluitingsuur de winkeliers aan banden.
Men kan naar mijn meening voor alle zaken niet eenzelfde
sluitingsuur vaststellen. Bij de een begint de drukte eerst
na 7 uur, terwijl bij den ander de drukte 's middags om 3
uur reeds is afgeloopen.
De 91 winkeliers, waarvan bij de gehouden enquête gebleken
is dat zij tegenstanders zijn van een vervroegd sluitingsuur,
hebben toch ook hun rechten! Ik vind het verkeerd om hen
te noodzaken te 8 uur hun winkels te sluiten. Er is reeds
een sluitingsuur van 7 uur genoemd. Straks zullen wij krijgen
5 uur, misschien wel 2 uur.
Mijns inziens is het niet wenschelijk verder in te grijpen.
Wij hebben nu eenmaal het sluitingsuur van 9 uur, laat
men het nu daar bij laten.
De heer A. Mulder. Ik verschil van meening met den
vorigen spreker. Ik blijf nog hetzelfde standpunt innemen,
dat ik heb verdedigd toen aan de orde was het voorstel om
het sluitingsuur van winkels te stellen op 9 uur.
Het is waar, in zekeren zin leggen wij de vrijheid aan
banden, maar dat is meer schijn dan wezen. In de praktijk
is gebleken, dat de menschen, die toen het meeste bezwaar
maakten, de kleine winkeliers, ook de winkeliers die geen
winkelbedienden hadden, later tot de erkenning gekomen
zijn dat het een zegen was dat de winkels om 9 uur moesten
sluiten; dan hadden zij ook nog eens een rustig uurtje, dan
hadden ze ook iets aan den avond.
Er is toen ook gewezen op de sigarenhandelaars. Welnu,
toen de verordening een half jaar gewerkt had, heb ik in 10
of 12 sigarenzaken sigaren gehaald, bij menschen, die niet
wisten, dat ik lid van den Raad was, en dus eerlijk konden
zijn. Ja, want men is in dit opzicht niet altijd eerlijk; dat
is niet om oneerlijk te wezen, maar men denkt wel eens
verkeerd om zijn zak. Ik heb gevraagd, of zij er geen schade
van hadden en ik heb er slechts één ontmoet, die zeide, dat
het niet direct voordeel was; de anderen zeiden, dat het een
zegen was en zij geen schade ervan hadden. Men kan het
sluitingsuur wel gaan brengen op 7, 6 of 5 uur, ja zelfs op
2 uur, maar het is voor de kleine patroons al een zegen, als
zij hun zaakje om 8 uur kunnen sluiten. Wordt het algemeen,
dan is de concurrentie weg, omdat men op tijden, waarop
men bij den een niet meer kan koopen, ook bij den ander
niet terecht kan. Het doet mij genoegen, dat Burgemeester
en Wethouders het conservatief standpunt, dat zij innamen,
toen zij geageerd hebben tegen de 9-uren-sluiting, eens hebben
verlaten, en ik wensch hun thans hulde te brengen, dat zij
medegaan met het voorstel om het sluitingsuur op 8 uur te
bepalen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wensch te beginnen met
mijn vreugde er over uit te spreken, dat ik, in tegenstelling
met vroeger, thans medewerking heb ondervonden bij het
College van Burgemeester en Wethouders en dezen, zooals
de heer Mulder reeds heeft opgemerkt, hun verouderd stand
punt hebben verlaten en in meerderheid zijn vóór het brengen
van het sluitingsuur van 9 uur op 8 uur. Wanneer ik daar
over mijn vreugde uitspreek, dan geloof ik wel, dat die vreugde
zóó moet worden opgevat, dat zij een bewijs is van een ver
anderd inzicht tengevolge van de tijdsomstandigheden en dat
de tegenwoordige samenstelling van den Raad, die mij ertoe
genoopt heeft dit voorstel opnieuw in te dienen, wel een
waarborg zal zijn dat wij over die oude conservatieve ideeën
zijn heengestapt. Het heeft mij echter bijzonder verwonderd,
dat er nog enkele bestrijders in dezen Raad worden aange
troffen, en dan wensch ik te beginnen met een enkel woord
te zeggen naar aanleiding van de opmerkingen van den heer
Stijnman. Tot mijn groote verwondering is deze ingegaan op
het principe van de vervroegde winkelsluiting, want ik geloof,
dat, waar deze zaak bij de 9-uren-sluiting is behandeld en
verleden jaar opnieuw aan de orde is geweest, het principi-
eele van dit voorstel reeds weg is en het thans alleen gaat,
zooals verleden jaar door een van de voorstanders is gezegd,
over een kwestie van doelmatigheid. Het principe of een
winkelier in het sluitingsuur gebonden moet zijn, is reeds
beslist; het gaat nu alleen over de vraag: welk uur moet het
wezen. Liever had de heer Stijnman een regeling gezien,
waarbij de winkeliers in bepaalde branches zelfstandig om
een bepaald sluitingsuur konden vragen, maar daartegen
moet ik waarschuwen, omdat niet te controleeren zou zijn
tot welke branches zich dat zou bepalen en sommige winke
liers, die in meerdere artikelen handelen, zich te pas of te
onpas bij een of andere branche zouden scharen.
Maar wat is het bewijs, dat in het algemeen genomen een
vervroegd sluitingsuur wordt verlangd? Ik heb dat vroeger
reeds gezegd; niet alleen van de zijde van de winkelbedienden,
van wie het verklaarbaar is, dat zij op een vervroegd sluitings
uur aandringen, omdat daarmede hun arbeid vroeger eindigt,
maar ook van de zijde van de winkeliers zeiven is van een
drang naar een vervroeging van den sluitingstijd gebleken.
En zelfs thans, nu de winkelstand toch wist dat deze zaak
dezer dagen aan de orde zou komen, is ons uit niet één adres
of anderszins gebleken dat men zich er tegen verzet.
Het is niet, zooals de heer Huurman denkt, alleen een zaak
voor de winkelbedienden; het is terdege een zaak voor de
winkeliers zelf.
Over het algemeen genomen kunnen wij constateeren, dat
in den laatsten tijd heel wat winkeliers uit eigen beweging
des avonds te 8 uur sluiten. Natuurlijk zou, wanneer zij
allen op dat uur sloten, een wettelijke bepaling op dit stuk
eigenlijk overbodig zijn; maar er staat tegenover, dat wij
toch juist terwille van de bescherming van enkele winkeliers,
die wettelijke regeling moeten tot stand brengen.
De groote meerderheid van de winkeliers sluit reeds om
8 uur; maar er zijn in elk bedrijf eenige winkeliers die zich
in het algemeen verzetten tegen maatregelen, door hunne
concurrenten genomen.
Omdat zij er schade van hebben, zegt de heer Stijnman.
Dat is denkbeeldig. Als allen om 8 uur sluiten, dan kan geen
winkelier er schade van hebben.