MAANDAG 26
JANUARI 1920.
45
om punt 22 der agenda aan te houden, wordt in stemming
gebracht en met 17 tegen 11 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenOostdam, Eikerbout, Huges,
Splinter, Wilmer, Pera, Bots, van der Pot, van Hamel,
van der Lip, Bisschop, Heemskerk, Stijnman, van Tol, A.
Mulder, J. P. Mulder, en Kuivenhoven.
Vóór stemmen de heeren: de la Rie, Sijtsma, van Gruting,
Groeneveld, Knuttel, Mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heer
Dubbeldeman, Mevrouw BaartBraggaar, de heeren Oostveen,
van der Zeeuw en van Stralen.
De Voorzitter. Daarmede vervalt uit den aard der zaak
het voorstel van den heer Knuttel, want dat was afhankelijk
gesteld van de aanneming van punt a van de motie van den
heer Groeneveld.
Wat punt b van de motie van den heer Groeneveld betreft,
ook dat is natuurlijk óók vervallen, maar het onderzoek, dat de
voorsteller weuscht, zal uit den aard der zaak altijd kunnen plaats
hebben en wij zullen het met genoegen instellen, als het noodig
blijkt en dat zal binnenkort wel het geval wezen.
"Ook de motie van de heeren Sijtsma en van Gruting is
vervallen, doch zij kunnen later hunne wenschen apart
aanhangig maken.
De heer Sijtsma. Als Burgemeester en Wethouders de
zaak maar onder de oogen willen zien.
De Voorzitter. Met genoegen
De heer Sijtsma. Dan trek ik mijn motie in.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De vergadering wordt geschorst tot des avonds te 8£ uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8| uur.
Afwezig zijn thans de heeren J. P. Mulder en van Weeren.
Aan de orde is:
XXIII. Voorstel in zake de onteigening van perceelen in
verband met den aanleg van eene electrische tramlijn 'sGra-
venhage —V oorburg—Leiden
(Zie Ing. St. No. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bots. M. d. V. Ik heb eer te behooren tot de
minderheid van het College van Burgemeester en Wethouders
die meent dat het gewenscht is om ook het perceel Sectie E
no. 1214 aan de Zijdgracht, tegenover de uitmonding van de
Geeregracht, in de onteigening op te nemen.
Daarom dien ik bij deze, met den heer van der Lip, een
daartoe strekkend voorstel in, dat ik op Uw tafel deponeer.
De Voorzitter. Het navolgende amendement is mij ter
hand gesteld onderteekend door de heeren Bots en van
der Lip:
nOndergeteekenden hebben de eer voor te stellen het per
ceel No. 1214 aan het uiteinde der Zijdgracht op te nemen
in de aanvrage tot onteigening, in verband met den aanleg
van eene electrische tramlijn 's-Gravenhage—Leiden.''
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
mitsdien een onderwerp van beraadslaging en stemming uit.
De heer Knuttel. Ik meen, dat door den aanleg van dezen
verkeersweg voor de toekomstige verkeersproblemen een
bijzonder gunstige oplossing gevonden wordt en ik vraag mij
af, of deze gelegenheid niet aangegrepen zou moeten worden
om de verkeersproblemen in onze gemeente als het ware tot
een definitieve oplossing te brengen. Ik dacht namelijk om
het Hoogewoerdvraagstuk en wat daarmede in verband staat
tevens tot oplossing te brengen.
Ik vrees dat, wanneer wij het wat deze onteigening betreft
hierbij laten, er dan toch aan een deel van de Hoogewoerd
veranderingen zullen ontstaan, waardoor later verandering in
de breedte van de Hoogewoerd des te kostbaarder zal worden.
Wanneer men van oordeel is, dat de Hoogewoerd te eeniger
tijd toch verbreed moet worden, dan moeten wij daartoe deze
gelegenheid aangrijpen.
De Zijdgracht zal mettertijd worden een hoofdverkeersweg.
Wanneer nu de nieuwe wijken, die zullen ontstaan achter
den Zoeterwoudschen Singel, een hoofdverbinding met het
overige deel der stad zullen moeten krijgen, dan zal het noodig
zijn een verbinding te maken van de Zijdgracht met de
Hooigracht. Als Leiden een tramnet krijgt dat iets is, dan
lijkt het mij onomstootelijk vaststaand, dat wij die verbinding
moeten hebben. Bovendien geloof ik, dat het vraagstuk van
een verkeersweg die door Leiden loopt in de richting Noord-
Zuid, daarmede op de best mogelijke wijze zou zijn op te
lossen, wanneer wij af waren van allerlei quaesties, als die
van de Donkersteeg en dergelijken.
Daarom zou ik liever gezien hebben, dat men niet slechts
tot de Barbarasteeg, maar tot de St. Jorissteeg onteigend had.
Men zou dan aan dien nieuwen verkeersweg een goeden
toestand krijgen.
Het zou wel een kostbare zaak zijn, maar Leiden zou dan
een stel goede verkeerswegen krijgen en vrij wat goedkooper
dan in andere gemeenten het geval is.
Wanneer de Hoogewoerd verbreed wordt tot de St. Jorissteeg
of wat hetzelfde is tot de Watersteeg, dan is het Hoogewoerd
vraagstuk vrijwel opgelost. Dat is het deel van de Hoogewoerd,
waar verbeteiing het meest urgent is. Er komt bij, dat dan
het dubbel tramspoor, dat voorbij de Watersteeg ligt, verplaatst
zou kunnen worden naar het verbreede gedeelte, tengevolge
waarvan er bij de Watersteeg een aanmerkelijke verbetering
van den toestand zou komen.
In die richting zou veel te doen zijn en ik vraag mij af,
of het nu niet het oogenblik zou zijn dergelijke onteigening
tot aan de St. Jorissteeg aan te vragen, teneinde daar een
algeheele verbetering aan te brengen. Ik weet wel, dat er nog
een paar ton bij zou komen, maar dan zouden, geloof ik, de
overblijvende gronden voor de gemeente nog wat opleveren
en zouden de kosten dus niet in het buitensporige loopen.
Ik heb dit denkbeeld niet in den vorm van een amendement
gegoten, omdat ik eerst de discussie daarover wilde afwachten.
Misschien is het eenigszins informeel, maar het is in zekeren
zin een denkbeeld, dat ik aan het oordeel van den Raad wil
onderwerpen. Ik hoop, dat de heeren uit hetgeen ik heb
gezegd, zullen kunnen begrijpen wat ik bedoel.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou mij voorloopig
willen bepalen tot het stellen van een vraag aan Burge
meester en Wethouders, namelijk of het in de bedoeling ligt
om mettertijd het kan langer of korter duren een ge
deelte van het tramnet te leggen langs het Levendaal. Ik
vraag dit in verband met het ruimere voorstel van de Com
missie van Frabricage, welke een stuk van de Barbarasteeg,
dat hoekhuis, die kroeg, en een stuk van de Zeepfabriek wil
afnemen.
Als ik eerst daarop een antwoord krijg van Burgemeester
en Wethouders zij kunnen het beter weten dan ik zal
ik later wel gelegenheid krijgen het voorstel van de Com
missie van Fabricage te verdedigen op gronden, welke zij
nog niet heeft genoemd en welke van meer technischen
aard zijn.
De Voorzitter. Op dit moment moet ik als Burgemeester een
ander standpunt innemen dan de Wethouder van Fabricage, die
zooeven met den heer van der Lip een amendement heeft inge
diend, en daarom zij het mij vergund namens de meerderheid
van het College van Burgemeester en Wethouders, de verdedi
ging van het aan den Raad voorgelegde plan op mij te nemen.
In de eerste plaats een antwoord aan den heer Knuttel;
ik zou voor diens plan heel veel gevoelen, maar ik geloof,
dat hij zich bedriegt in de getallen, welke hij noemt. Hij
spreekt van een paar ton.
De.heer Knuttel. Een paar ton meer!
De Voorzitter. Ik weet niet of gij, er een nul achter
voegende, wel ver uit de rooilijn zoudt zijn.
Hoe verdienstelijk dat plan ook zou zijn, ik weet op dit
oogenblik niet waar ik het geld vandaan zou moeten halen.
Ik°heb mij nog al veel met dat plan betreffende de algeheele
onteigening geoccupeerd in de stukken komt dat niet uit
maar daartegen, zelfs tegen een onteigening tot de Barbara
steeg, zijn een massa financieele bezwaren, omdat de geheele
kwestie is hoe de gemeente aan het geld zal komen. Men kan wel
blijven doorleenen, maar vooreerst moet men menschen hebben,
die geld op de accepten willen geven, en tenslotte moet de ge
meente een leening sluiten. Op zich zelf acht ik dus het plan van
den heer Knuttel niet verkeerd en ik geloof, dat velen
der aanwezigen dat niet zullen vinden maar ik meen, dat
het op dit oogenblik absoluut niet uitvoerbaar is om de
geldkwestie.
Wat de onteigening tot de Barbarasteeg betreft, daarvoor
heeft men natuurlijk veel minder geld noodig, maar dat plan
is in het algemeen door den directeur van Gemeentewerken
ontraden, omdat de overschietende perceelen zoo weinig voor
de gemeente zouden opleveren, dat het tenslotte op een strop
zou uitloopen. Ik ben in het algemeen, als het kan, voor ont
eigening bij zone, vooral in die buurt, zoodat men de