MAANDAG 5 JANUAllI 1920. 7 Katholieke Volksbond dat doet. Hij doet het echter nu een maal, omdat hij de ontwikkeling van de arbeiders voor oogen houdt. Indien van gemeentewege een dergelijke inrichting werd totstandgebracht, weet ik niet of die wel aan hetzelfde doel zou beantwoorden als nu de Roomsch-Katholieke Volks bond het doet, maar bovendien zouden er voor de gemeente grootere kosten uit voortvloeien, al is het dan ook dat wij kunnen bogen op ruime gemeentelijke-, rijks- en provinciale subsidies. Tenslotte' wil ik er nog bijvoegen, dat het niet is een kleine school, maar een inrichting met een 160 tal leerlingen, waarvan er slechts 53 Katholiek zijn en de overige behooren tot andere categorieën; misschien zijn het wel Sociaal-Demo cratische kinderen. Dat kan dus geen argument zijn om de exploitatie in andere handen te doen overgaande Roomsch- Katholieke Volksbond wil eenvoudig die zaak ter hand nemen, maar als het op den duur in de practijk noodig blijkt, dat aan de zaak een andere oplossing wordt gegeven, dan geef ik den heeren de verzekering, dat de Roomsch-Katholieke Volksbond zal zeggenhier, gemeente, hebt gij het, wij zullen ons gaarne van dien last ontheven zien. De heer Groene veld. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen een dergelijke school, maar ik heb alleen bedenking er tegen, dat deze neutrale school wordt geëxploiteerd door een orga nisatie, welke een bepaalde richting heeft. Dat lijkt mij niet de goede weg en ik meen dat, wanneer deze school met be stond, er van gemeentewege wel op andere wijze in dergelijk onderricht voorzien zou worden. Dat lijkt mij veel beter. De heer Heemskerk. M. d. V. In aansluiting aan wat ik reeds gezegd heb wil ik er op wijzen, dat wel het bestuur van den Roomsch Katholieken Volksbond deze zaak beheert, doch dat het onderwijs gegeven wordt door onderwijskrachten, die, op één na, allen niet-Katholiek zijn, zoodat het in haar geheel een neutrale school is. Alleen het bestuur van den Roomsch Katholieken Volksbond beheert de zaaker moet toch iemand zijn die het beheer voert en als de Volksbond het niet doet, dan zou ik de vraag moeten stellenzou op het oogenblik een andere inrichting capabel zijn dergelijk onder wijs op zich te nemen? De heer van der Lip. M. d. V. Ik moet verklaren, dat ik het bezwaar van den heer Groeneveld niet begrijp. Hij vraagt, of het op den weg lig}; van den Roomsch Ka tholieken Volksbond om een neutrale teekenschool te exploi- teeren. Dat moet, zou ik zeggen, die vereeniging zelf weten; dat gaat ons niet aan. De heer Groeneveld brengt in dit verband ter sprake een opmerking, welke wij onlangs gemaakt hebben over de statuten eener vereeniging, welke een verzoek richtte tot den Gemeente raad: toen hebben Burgemeester en Wethouders aldus de heer Groeneveld terdege geplozen in de statuten dier ver eeniging en dat hebben zij nu niet gedaan. Dit samenkoppelen van deze beide zaken is een bewijs, dat de heer Groeneveld ons bezwaar van toen niet begrepen heeft. Dat bezwaar was een wettelijk bezwaar. Vereenigingen mogen alleen petitionneeren terzake van hetgeen tot haar bepaalden werkkring behoort. Dat staat in de Grondwet. Daarom moeten in zoo'n geval Burgemeester en Wethouders nagaan, of het geen een vereeniging vraagt wel betreft zaken, die tot haar werkkring behooren. Dat heeft dus absoluut niets met dit geval te maken. Derhalve, of de Volksbond een neutrale teekenschool wil oprichten, is zijn zaak; daar staan wij buiten. Wanneer men kon aantoonen dat die teekenschool inderdaad niet neutraal is, dan zou men gelijk hebben wanneer men tegen het verleenen of verhoogen van subsidie bezwaar maakte, maar daarvan heb ik niets gehoord, ook niet van den heer Groeneveld. Er bestaat ook een teekenschool van den Prote stantenbond, die, wanneer ik mij niet vergis, ook een klein gemeentelijk subsidie krijgt. Van die inrichting heb ik ook nooit gehoord, dat er anti-neutraal onderwijs gegeven wordt. En zoolang dat niet bewezen wordt, is er geen reden om de subsidie niet te geven of niet te verhoogen. De heer Pera. Ik wil een kleine aanvulling van het betoog van den heer van der Lip geven. Die aanvulling betreft vooral het verleden. Toen destijds deze vereeniging om subsidie kwam, is dat met zeker welgevallen door den Raad goedgekeurd geworden, want het opende de gelegenheid om nog aan een zeker aantal jongelieden onderwijs te geven die het anders niet zouden kunnen krijgen. Alle jongelieden, die zich bij «Mathesis" aan gemeld hadden, konden niet geplaatst worden, eensdeels om dat er geen ruimte voor hen was, andersdeels met het oog op hunne capaciteiten, want er moest toen zeker examen af gelegd worden en daaraan konden allen niet voldoen. Nu opende deze vereeniging een gelegenheid om nog aan een aantal jongelieden onderwijs te geven die er anders van ver stoken zouden blijven'. Dus moet worden geconstateerd, dat op dat oogenlik niet alleen de Raad de vereeniging diende met een zeker subsidie, maar de vereeniging ook wel degelijk de gemeente diende door de gelegenheid, welke geopend werd om aan die jongelieden dat onderwijs te geven. Hetgeen de heer Groeneveld nu heeft gezegd is toen ook aangevoerd, maar nooit is er eenige reden gevonden, welke verhinderen zou, dat de Raad met vrijmoedigheid dit subsidie kon verleenen. De heer Groeneveld verkrijgt voor de derde maal het woord en zegt: M. d. V. De Wethouder van der Lip heeft gezegd, dat, als de Roomsch-Katholieke Volksbond een teekenschool wilde exploiteeren, wij daarmede niets te maken hadden en die Bond dat zelf moest weten. Volkomen juist, Mijnheer de Voorzitter, daarmede hebben wij niets te maken, maar dan moeten wij ook geen geld voor die school geven. Ik kan die stelling dus geheel onderschrijven. Ik hoor ook van den Wethouder, dat er nog een teeken schooltje is van den Protestanten-Bond, welke door de gemeente gesubsidieerd wordt. Ik wil wel zeggen, dat ik voor dergelijk klein gedoe niets gevoel. De heer Oostdam. Gij hebt in het geheel geen gedoe. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Splinter, Pera, Bots, van der Lip, de Lange, J. P. Mulder, van der Pot, Stijnman, Sijtsma, van Gruting, Huurman, Bisschop, Heemskerk, A. Mulder, van Tol, Huges, Wilmer, Kuivenhoven, Oostdam en van Hamei. Tegen stemmen de heeren Knuttel, Dubbeldeman, de dames BaartBraggaaren DubbeldemanTrago, de heeren van der Zeeuw, Groeneveld, van Stralen en Oostveen. (De heer de la Rie had de vergadering tijdelijk verlaten). VIII. Praeadvies op het verzoek van het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix", om verhooging van de over 1919 toe gekende subsidie. (Zie Ing. St. No. 368). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Praeadvies op de verzoeken van de Vereeniging »De Ambachtsschool" te Leiden, om verhooging van de over 1919 en 1920 toegekende subsidies. (Zie Ing. St. No. 369.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Praeadvies op de verzoeken van de Vereeniging Vakschool voor Meisjes voor Leiden en omstreken om verhooging der aan die vereeniging over 1919 en 1920 toegekende subsidies. (Ingek. St. No. 370). De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het voorstel van den heer de Lange, luidende: «Naar aanleiding van het voorstel van B. en W. vervat in Ing. St. Nr. 370 van 1919 sub 1° en het op 29 December 1919 ingekomen verzoek der Zita-vereeniging tot verhooging der subsidie over 1920 voor hare Vakschool voor meisjes, heb ik de eer het volgend voorstel in te dienen: De Gemeenteraad, Overwegende dat aan de Vereeniging «Vakschool voor meisjes voor Leiden en omstreken" bij Raadsbesluit van 29 November 1917 over het jaar 1918 en volgende jaren tot wederopzeggens eene gemeentelijke subsidie is toegekend groot ƒ2620.— en aan de Zita-vereeniging afd. Leiden voor hare Vakschool voor meisjes, op dezelfde wijze eene subsidie groot 1050. Gezien de verzoeken van bovengenoemde Vereenigingen om de gemeentelijke subsidiën voor 1920 te verhoogen tot res pectievelijk ƒ8080.en ƒ7899.90; Van oordeel: a. Dat deze Vakscholen hunne financieele kracht voor een zeker deel behooren te vinden in steun van particulieren; b. Dat daarom rationeel is het standpunt der Provinciale Staten van Zuid-Holland, die als subsidie toekennen 20 van het totaal der uitgaven voor het onderwijzend personeel; c. Dat aan beide vakscholen, op den grondslag sub b ge noemd eene gelijke gemeentelijke subsidie toekomt;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 7