MAANDAG 5 JANUARI 1920. 3 9°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting. Worden gesteld in handen der Reclame-Commissie. Aan de orde is thans: I. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaar scholen. (Zie Ing. St. No. 389.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Sijtsma, van Tol, Kuiven- hoven en mevrouw Baart-Braggaar verzoeken het stembureau te willen uitmaken? Benoemd wordt met 26 stemmen mejuffrouw C. Korsse, terwijl op mevrouw L. S. Uittenbroek-Rosenthal 2 stemmen werden uitgebracht. De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau be danken voor de genomen moeite? Ik moet er even op attent maken misschien is dat voor de toekomst goed dat het stembureau niet op de gebruikelijke wijze en niet overeenkomstig het Reglement van Orde zijn taak heeft vervuld. Artikel 41 van het Reglement van Orde zegt: »Ieder stembriefje wordt door den Voorzitter van het stem bureau overluid voorgelezen, door een der stemopnemers na gezien en door de beide overigen opgeteekend." De heer Sijtsma heeft zijn bemoeiingen aan een ander opgedragen, maar dit doet in casu aan de geldigheid van de stemming niets af of toe. II. Praeadvies op het verzoek van Mej. A. M. Gestman om eervol ontslag als onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 2. (Zie Ing. St. No. 390). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. III. Voorstel tot het aangaan van een overéénkomst met de gemeente Oegstgeest in zake de aansluiting van die ge meente aan den Leidschen Keuringsdienst van eet- en drink waren. (Zie Ing. St. No. 391). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel besloten. IV. Voorstel: a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 2 September '1902 (Gem. Blad No. 19), betreffende de inwendige regeling van het Her- halingsonderwijs en de toelating van de leerlingen; b. in zake de beschikbaarstelling van lokalen der Jongens school 2e klasse aan de Pieterskerkstraat ten behoeve van de vereeniging «Kennis is Macht". (Zie Ing. St. No. 392.) De beraadslaging over punt a van het voorstel wordt geopend. De heer Groeneveld. M. d. V. Er staat in de stukken, dat »uit den aard der zaak" het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Meisjes niet in aanmerking komt en dat ook tegen het medegebruik van een mooi nieuw gebouw als de Hoogere Burgerschool voor Jongens bezwaar bestaat. Dat »uit den aard der zaak" is mij niet duidelijk en ik zag dat gaarne toegelicht. Is het de bedoeling, dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de Hoogereburgerschool voor Jongens te mooi en te nieuw is voor gewone leerlingen, d. w. z. voor de leerlingen van «Kennis is Macht," en niet voor andere leerlingen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ook ik zou een vraag willen doen Als ik het wel heb, is een herhalingsschool gevestigd in de school aan de Pieterskerkstraat: moet die daar veidwijnen en naar een andere school overgebracht? De heer van der Lip. Ja, want dat staat in de stukken. De heer Sijtsma. Dan vind ik het wel een weinig eigenaardig, omdat die herhalingsschool daar indertijd gevestigd is met het oog op de geriefelijkheid voor de leerlingen, die dan in het middelpunt van de stad waren. Bovendien is die herhalings school een gemeentelijke instelling, terwijl «Kennis is Macht" ik gevoel daar veel voor, want, zooals de heeren weten, ben ik gedelegeerde van de gemeente in het bestuur is een' particuliere vereeniging. Het lijkt mij vreemd, dat hier de gemeentelijke instelling moet wijken voor een instelling, welke slechts een semi-gemeentelijke is. Ik begrijp ook niet, waarom het gebouw van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes niet geschikt is voor de school van «Kennis is Macht." Die woorden «uit den aard der zaak" zijn ook mij niet precies duidelijk. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan in de eerste plaats mede- deelen dat het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Meisjes niet in aanmerking kan komen, omdat het geen voldoend aantal lokalen bevat voor «Kennis is Macht" en ook omdat de ver lichting daar niet voldoende is. Ook ontbreken in dat gebouw inrichtingen, welke onmisbaar zijn wanneer jongens van de school gebruik maken, en die ik niet nader zal behoeven aan te duiden. De heer Groeneveld heeft gevraagd, of de Hoogere Burgerschool voor Jongens op het Raamland niet voor dit doel zou gebruikt kunnen worden. Het spreekt toch wel vanzelf, dat men zoo'n mooi nieuw gebouw niet voor alles kan openstellen. Dit is echter niet de hoofreden. In de stukken is reeds uiteengezet, dat die school te excentrisch gelegen is. Wij hebben daarom gezocht naar een school, die meer in het midden der stad gelegen is. De heer Sijtsma heeft erop gewezen, dat de herhalingsschool voor jongens indertijd naar de Pieterskerkstraat verplaatst is, juist omdat men het in het belang van het onderwijs achtte, dat zij meer in het centrum van de stad gelegen zou zijn, en dat wij haar nu weder vandaar willen verplaatsen. Ik kan naar aanleiding hiervan mededeelen, dat inderdaad destijds de gedachte heeft voorgezeten, dat een verplaatsing van de herhalingsschool van de school op de Mare naar de school aan de Pieterskerkstraat het aantal leerlingen zou doen toenemen, maar daarvan is in de practijk niets gebleken. Integendeel, het aantal leerlingen is voortdurend achteruit gegaan. Van 160 is het gedaald tot 113. Die proef is dus niet geslaagd en daarom meenden wij dat er geen enkel be zwaar tegen bestond om deze school te verplaatsen naar de school aan de Oude Vest, zoodat dan in de school aan de Pieterskerkstraat het handelsonderwijs van «Kennis is Macht" gegeven zal kunnen worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het eenig artikel en daarmede de gansche verordening wordt vervolgens zonder hoofdelijke'stemming vastgesteld. Voorts wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig punt b van het voorstel besloten. V. Voorstel tot verhuring van het benedengedeelte van het voormalig Invalidenhuis, aan de firma Tieleman en Dros. (Zie Ing. St. Nos. 330 en 393). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be sloten. VI. Praeadvies op bet verzoek van de Vereeniging tot be vordering van de opleiding tot Instrumentmaker te Leiden, om verhooging der over 1919 toegekende subsidie. (Zie Ing. St. No. 366). De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Reeds bij de behandeling der begrooting heb ik er op gewezen, dat deze subsidie niet toegekend moest worden aan deze Vereeniging, maar aan de Ambachtsschool, omdat mijns inziens aan laatst genoemde inrichting het onderwijs in een of onder vak thuis behoort. Ik heb toen uiteengezet, dat daar van een methodische vorming en van vakopleiding met theoretischen ondergrond geen sprake is. Voor de jongelieden, die daar geplaatst worden, is er geen vergelijkend examen, zooals op de vakscholen ge bruikelijk is. De énkele jongelieden, waarvoor daar nog plaats plaats is, worden daar het eerste jaar gebruikt om bood schappen te doen, ketels te stoken, kolen te scheppen en dergelijke dingen meer. Dat is geen vakopleiding. Een volgend jaar worden zij, al naar er plaats en gelegen heid is, geheel willekeurig geplaatst in de glasblazerij of in de instrumentmakerij, en na hun opleiding daar, krijgen zij, naarmate er iets open komt, ergens een betrekking. Nu blijkt uit het Jaarverslag, dat van al de daar opgeleide jongelieden slechts een zeer klein percentage daar terecht komt waarvoor feitelijk de opleiding dient. Er wordt daar een heele ceel genoemd. Ik vind daar bijvoorbeeld, iemand wordt eigenaar van een nikkelinrichting te Leiden; een ander wordt opzichter aan de gemeentelijke centrale te Amsterdam; een derde leeraar aan een Ambachtsschool. Dat zijn betrekkingen, waarvoor men niet het instrumentmaken behoeft te verstaan. Er wordt opgemerkt, dat het toch goede betrekkingen zijn. Ja, het zijn goede baantjes, maar daarvoor kan men bet buiten de opleiding tot instrumentmaker stellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3