MAAN DAG 5 JANUARI 1920.
31
De heer de Lange. M. d. V. Als zich wer kelijk het ge val voordoet,
dat een jongen van 19 jaar kostwinner is, dan weet de Wethouder
wel, dat hij op de kostwinnersvergoeding aanspraak kan maken.
De heer van der Lip. Dat is niet altijd zoo.
De heer de Lange. Daarvoor is die bepaling niet noodig.
In het vervolg wordt er wel degelijk onderscheid gemaakt
tusschen kostwinners, die 9/10 en niet-kostwinners, die 3/10
krijgen. Tegen die 9/10 voor de kostwinners heb ik geen bezwaar.
De heer Dubbeldeman. M. d. Y. Ik geloof, dat, als wij den
weg opgaan, welken de heer de Lange voorstelt in te slaan,
de lof, dien de Bond van Nederlandsche Onderwijzers aan
Burgemeester en Wethouders toezwaait, niet aan den Raad
zal worden gegeven, want de billijkheid, welke in het voorstel
van Burgemeester en Wethouders is gelegen, wordt voor een
groot deel te niet gedaan door de wijziging, welke de heer
de Lange daarin wil brengen. Ik vind 3/10 billijk; het is niet
te veel, maar het kan er mee door. Ik ben het met den
Wethouder eens, dat, als een onderwijzer in dienst gaat, hij zeker
zijn lessen moet bijhouden en zijn boeken moet aanvullen.
DU moet daarvoor eenig geld hebben, want het scheelt hem
toch al veel in zijn inkomen. Een jong onderwijzer, die in
dienst gaat, moet als regel nog voor zijn hoofdacte studeeren,
hetgeen hem veel geld kost. Dat geld kan hij vinden uit dat
gedeelte van zijn salaris, dat Burgemeester en Wethouders
hem willen geven. Wij mogen daaraan, naar ik meen, dan
ook niet tornen en wij moeten het artikel ongewijzigd aannemen.
Gij zijt zoo conservatief als gij oud zijt, Mijnheer de Lange!
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer de Lange wordt in stemming
gebracht en met 25 tegen 2 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Splinter, Pera, Bots, van der
Lip, de la Rie, van der Pot, Stijnman, Sijtsma, Huurman,
Knuttel, van Weeren, Eikerbout, Bisschop, Heemskerk,
Dubbeldeman, van Tol, dfe dames Baart—Braggaar en
Dubbeldeman—Trago, de heeren van der Zeeuw, Huges, Wilmer,
Groeneveld, van Stralen, Oostveen en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren Kuivenhoven en de Lange.
Artikel 5 (thans artikel 6) wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. De dames en heeren vinden zeker wel goed,
dat de in artikel 6 (thans artikel 7) genoemde artikelen
worden vernummerd.
Daartoe wordt besloten.
De Voorzitter. In den laatsten regel vervallen de woorden
»door de gemeente".
Het gewijzigd artikel 6 (thans aitikel 7), artikel (thans
artikel 8), artikel 8 (thans artikel 9) en artikel 9 (thans
artikel 10) nader in dien zin gewijzigd dat het cijfer »7"
wordt vervangen door »8", worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
De Voorzitter. Hiermede zijn wij gekomen aan het einde
van onze agenda. Heeft een van de dames of heeren nog iets
in het midden te brengen in het belang van de gemeente?
De heer van der Zeeuw. M. d. V. In de vorige Raads
vergadering is de toezegging gedaan, dat het Raadsbesluit
in zake den toeslag op de prijzen der brandstoffen zou gepu
bliceerd worden, maar ik heb niet kunnen bemerken, dat
dat geschied is. Ik zou daarom willen vragen wat in dit op
zicht de bedoeling van den Burgemeester is.
De Voorzitter. Het schijnt, dat er administratieve be
zwaren bestonden; men was bang dat het Raadsbesluit zonder
meer onduidelijk zou zijn voor de belanghebbenden, wanneer
het gepubliceerd werd zonder commentaarmen begrijpt zulke
mededeelingen zonder explicatie er bij dikwijls niet.
Toevallig is de directeur van het Brandstoffenbureau uit,
maar het besluit met toelichting komt morgenavond in de courant.
De heer Heemskerk. M. d. V. Zoudt U mij een toezegging
kunnen doen, wanneer het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders te wachten is inzake de door mij voorgestelde
wijziging van de verordening op de winkelsluiting?
De Voorzitter. Ik kan den heer Heemskerk antwoorden,
dat deze zaak in het College van Burgemeester en Wet
houders behandeld is. Er zijn tegenwoordig zoo verschrikkelijk
veel dingen gereed te makenmaar ik kan toezeggen dat het
praeadvies zoo spoedig mogelijk zal verschijnen.
De heer Oostveen. Ik wil vragen, of Burgemeester en
Wethouders zich al in verbinding gesteld hebben met de
bestaande woningbouwvereenigingen hier ter stede.
Ik doe deze vraag hierom, omdat, als de teekenen niet be
driegen, er in dit jaar groot gebrek aan werkkrachten en ook
aan metselsteen zal komen. Als Burgemeester en Wethouders
zich nog niet in verbinding gesteld hebben met de woning
bouwvereenigingen, dan zou ik hun op het hart willen binden
dat nog onverwijld te doen om te trachten groote hoeveel
heden Belgische steen te köopen.
Ik vrees, dat ten gevolge van overstrooming welke heeft
plaats gehad, de steenfabrieken aan de IJsel en de Waal niet
in beduidende mate steenen zullen kunnen leveren. Het gaat
nu reeds met den bouw van arbeiderswoningen een slakken
gang; als er nu nog gebrek komt aan werkkrachten inde
groote steden is men erop uit de werkkrachten naar zich toe
te halen en gebrek aan metselsteen, dan vrees ik dat de
woningbouw hier zeer lang zal duren.
De heer van der Pot. Ik hoor de mededeeling van den
heer Oostveen met belangstelling. Als er inderdaad gebrek
aan steenen komt, dan zal dat een groote streep door de
rekening zijn. Maar ik begrijp niet het verband tusschen die
mededeeling en de vraag van den Oostveen.
De woningbouw gaat geregeld door. Op het oogenblik zijn
plannen in uitvoering en er zijn ook plannen, waaraan bijna
begonnen worden kan. Dus het zou voor al die plannen een
geduchte strop worden, als wij geen steen konden krijgen.
Maar de heer Oostveen vraagt, of wij ons in verbinding
willen stellen met de woningbouwvereenigingen. Dat is noodig
in verband met de woningen bij de gasfabriek, een 40-tal
woningen, maar dat is slechts een zeer klein gedeelte van
wat wij ons denken in de naaste toekomst te verwezenlijken.
Gebrek aan steen zou heel wat ernstiger gevolgen hebben
dan alleen voor dit kleine onderdeel.
De heer Oostveen. Ik wil, dat men de hand legt op Belgische
steen.
De heer van der Pot. Wij zijn aangesloten bij de C. B. V.
en van dien kant heb ik geen bericht gekregen, dat erzoo'n
gevaar zou bestaan en dat wij geen steenen zouden kunnen
krijgen. Ik zal echter na de mededeeling van den heer Oostveen
daarnaar informeeren.
Niemand meer het woord verlangende wordt de vergadering
gesloten.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel tot
aankoop van een perceel land onder de gemeente Oegstgeest
(zie pag. 15).
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.