20 MAANDAG 5 JANUARI 1920. volgens het amendement van den heer de Lange van ƒ450. tot ƒ700.in 10 jaren; volgens het amendement van den heer Sijtsma van ƒ500.tot ƒ750.in 10 jaar, en volgens het amendement van den heer Dubbeldeman van 500. tot ƒ800.in 12 jaar, terwijl in overeenstemming daarmede de wedde voor de vakonderwijzeressen in de tweede klasse school wordt verhoogd. Mag ik vragen, of de amendementen van de drie heeren ondersteund worden De amendementen Vvorden voldoende ondersteund en maken mitsdien een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer de Lange. Een enkel woord ter verdediging van mijn amendement. Ik meende dat de salarissen, zooals die door Burgemeester en Wethouders waren voorgesteld, voor den tegenwoordigen tijd voor de vakonderwijzeressen te laag waren en daarom heb ik mij de vrijheid veroorloofd een voorktël in te dienen waarbij de aanvangsjaarwedde blijft zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen, doch het maximum verhoogd wordt tot ƒ700.te bereiken in 10 in plaats van 12 jaren, volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Bedragen de periodieke verhoogingen volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders /25.volgens mijn voorstel zullen ze be dragen ƒ50. De heer Sijtsma. Ook ik kan kort zijn in mijn toelichting. Het betreft hier geheel en al een quaestie van waardeering. En nu lijkt het mij toe, dat het onderwijs in handwerken hier tot dusver niet bijzonder hoog gewaardeeerd is. Ik heb onlangs bijgewoond een vergadering van de vak- onderwijzeressen in de handwerken en van wat ik daar hoorde over meisjes handwerkonderwijzeressen die op zich zelf stonden en niet bij hare ouders inwoonden, kwam ik tot de conclusie dat het dan bittere armoede is. Zij hadden toen echter goeden moed; zij waren bij den Wetho der geweest en deze had haar gezegd: er komt nu een aardige verhooging; daarmede waren zij bijzonder getroost en erg blij heengegaan. Ik dacht: als de Wethouder dat zegt dan zal het wel goed zijn. Maar toen ik de voorstellen van Burgemeester en Wet houders kreeg, vielen ze mij bitter tegen en was ik niet be vredigd. Ik kan het mij echter wel voorstellen hoe dit kwam. Het salaris van deze onderwijzeressen was tot dusverre schrik barend laag. Nu hebben Burgemeester en Wethouders zuinig doende, wat in menig geval zeer goed is, er wat bij gedaan maar niet genoeg, vergeleken met de bezoldiging van de an dere vakonderwijzers, en van de onderwijzers en onderwijze ressen bij het lager onderwijs, die niet anders dan de onder- wijs-acte hebben. Ik geloof, dat een vergelijking tusschen deze salarissen zeer in het nadeel van de vakonderwijzerressen in de handwerken is. Deze worden niet bijzonder gewaardeerd en haar werk niet voldoende op prijs gesteld. En toch is het een heel moeilijk werk. Het kost, wil het goed worden ge daan, heel wat voorbereiding en de onderwijzeressen staan dikwijls voor groote klassen. Het onderwijs kan niet bijzonder klassicaal zijn, telkens moet het hoofdelijk worden gegeven. Nemen wij dat alles in aanmerking en vergelijken wij deze salarissen met die, welke de andere onderwijzers en onder wijzeressen, gewone en vakonderwijzers en -onderwijzeressen, genieten, dan geloof ik, dat wij met ƒ500.niet te hoog zijn. Ik herhaalhet is een kwestie van waardeering. Ik had er nog wel ƒ50.— bij kunnen nemen; ik had kunnen copi- eeren het verzoek van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers, zooals de heer Dubbeldeman heeft gedaan, maar ik meende te kunnen volstaan met een minimum van ƒ500. en een maximum van ƒ750.waarbij dan nog komt de ƒ100.extra, verbonden aan den rang van eerste onder wijzeres. Met mijn voorstel wordt zoowel de billijkheid tegen over de onderwijzeressen als de zuinigheid ten opzichte van de gemeentekas betracht. Vandaar dat ik het met vrijmoedig heid bij mijn medeleden aanbeveel. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik meen, dat mijn amen dementen voldoende zijn toegelicht in de toelichting, gegeven bij het adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers. De Raad zou dunkt mij verstandig doen door aan het verzoek van dien vakbond te voldoen. De heer van der Lip. M. d. V. Het is natuurlijk heel lastig debatteeren over de vraag of het hier bedoeld salaris ten hoogste 600.700.of 750.moet zijn. Burgemeester en Wethouders meenen een behoorlijke wedde te hebben voorgesteld. Ik geef toe, dat er plaatsen zijn, die hooger gaan er zijn echter ook plaatsen, die ongeveer hetzelfde geven als wij voorstellen, ik noem bijvoorbeeld Dordrecht, dat 60. per wekelijksch lesuur geeft. Dat zou dus worden voor Leiden, waar '10 uur per week gegeven wordt, 10 maal 60. 600.Nu echter in den Raad van verschillende kanten het verlangen is geuit, om nog wat hooger te gaan, om er nog een schepje op te doen, willen wij niet koppig zijn en verklaren wij ons bereid het amendement van den heer de Lange over te nemen. Ik geef in verband hiermede den heeren Sijtsma en Dubbeldeman in overweging hun amendementen in te trekken. De Voorzitter. Wij kunnen thans tot stemming overgaan. Het amendement van den heer de Lange is door Burgemeester en Wethouders overgenomen, zoodat de stemming daarover vervalt. De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik even mededeelen, welke de meerdere kosten zijn, welke eventueel uit aanneming van de verschillende amendementen zullen voortvloeien? Het amendement van den heer Dubbeldeman kost meer 8000.dat van den heer Sijtsma 6700.en dat van den heer de Lange 4500.Die bedragen komen dus boven de 9000.welke ons voorstel kost. De Voorzitter. Mag ik even vragen of U bij de berekening van de meerdere kosten, welke het gevolg zouden zijn van aanneming van het amendement van den heer Dubbeldeman, die 100.— voor de eerste onderwijzeressen hebt afgetrokken De heer van der Lip. Neen, dat staat er buiten. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Dubbeldeman nader in dien zin gewijzigd dat »40" wordt vervangen door »45", wordt in stemming gebracht en met 16 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Splinter, Pera, Bots, van der Lip, de Lange, van der Pot, Stijnman, Sijtsma, Huurman, Eikerbout, Heemskerk, van Tol, Wilmer, Kuivenhoven, Oost- dam en van Hamel. Voor stemmen de heeren: de la Rie, van Gruting, Knuttel, van Weeren, Bisschop, Dubbeldeman, de dames BaartBrag- gaar en DubbeldemanTrago, de heeren van der Zeeuw, Huges, Groeneveld, van Stralen en Oostveen. Het amendement van den heer Sijtsma nader in dien zin gewijzigd dat in de plaats van 40.wordt gelezen 45.—", wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heerenSplinter, de la Rie, Sijtsma, van Gruting, Knuttel, van Weeren, Bisschop, Heemskerk, Dub beldeman, de dames BaartBraggaar en Dubbeldeman—Trago, van der Zeeuw, Huges, Kuivenhoven, Groeneveld, van Stralen en Oost veen. Tegen stemmen de heeren: Pera, Bots, van der Lip, de Lange, van der Pot, Stijnman, Huurman, Eikerbout, van Tol, Wilmer, Oóstdam en van Hamel. De Voorzitter. Ingevolge deze beslissing wordt automatisch in de 4e alinea 45.veranderd in50.en in de 5e alinea 2.50" in: 5. Dan is er op artikel 3 nog een amendement door den heer Dubbeldeman ingediend om te doen vervallen de 3e alinea: »De jaarwedde van de eerste onderwijzeres bedraagt 100. meer dan haar jaarwedde als vakonderwijzeres volgens deze regeling zou bedragen." Het amendement van den heer Dubbeldeman wordt vol doende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De Voorzitter. De heer Dubbeldeman heeft zijn amende ment nog niet toegelicht. De heer Dubbeldeman. Dat is niet noodig, Mijnheer do Voorzitter. De heer van der Lip. Ik vind het vreemd, dat de heer Dubbeldeman zijn amendement niet verdedigd heeft. Ik weet nu zijne argumenten niet en kan die dus niet bestrijden. Daarom slechts een enkele opmerking. Er is geen enkele reden om die 100.te laten vervallen. De eerste onderwijzeres is als het ware het hoofd van het handwerkonderwijs. Het hoofd der school heeft er uit den aard der zaak geen verstand van en er moet nu voor dit onderwijs een hoofd zijn, die er leiding aan geeft, die zich belast met het inkoopen van allerlei benoodigdheden en dergelijke. Er is altijd voor die bijzondere werkzaamheden een klein bedrag gegeven en er is geen enkele reden dat bedrag te schrappen. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik meende, dat het vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 26