24
MAANDAG 5 JANUARI 1920.
De Voorzitter. De heer de Lange heeft een geheel gelijk
soortig amendement ook- voorgesteld op de artikelen 5 en 8.
Hij zal het met mij eens zijn, dat hier bij artikel 3 de princi-
pieele beslissing valt.
Het amendement van den heer de Lange wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging en stemming uit.
De heer van der Lip. De bedoeling van den heer de Lange
zal wel zijn om aan deze adspirant-onderwijzeressen geen
salaris te geven, want zij bestaan al lang. De heer de Lange
luidt dus met dit amendement haar linancieelen dood in. Ik
zal echter voet bij stuk houden.
Deze adspirant-onderwijzeressen zijn reeds lang op de scholen
werkzaam en wij vinden geen enkele reden om daarin ver
andering te brengen. Ik spreek dus thans niet meer over het
salaris, dat komt straks aan de orde.
De heer de Lange. Ik moet er nu over spreken. Als in
deze verordening het instituut in het leven geroepen wordt,
dan spreekt het vanzelf, dat ik straks zal moeten stemmen
voor het salaris.
De heer van der Lip. Dat behoeft niet. Het zou met die
adspirant-onderwijzeressen kunnen gaan als na de gevallen
beslissing van den Raad, met de plaatsvervangende hoofden,
die hunne functie maar voor niets moeten waarnemen.
De heer de Lange. Dan spreekt het vanzelf, dat ik straks
vóór het salaris zal moeten stemmen, terwijl ik van oordeel
ben, dat dit instituut niet in het leven geroepen moet worden.
Het is geheel iets anders dan het plaatsvervangend hoofdschap.
Dit institput wordt niet in het belang van de gemeente, maar
uitsluitend in dat van de meisjes in het leven geroepen.
De heer van der Lip. Dus ook in het belang van het onderwijs!
De heer de Lange. Die meisjes krijgen een gelegenheid
om zich te oefenen, waardoor zij, als zij naar een plaats
solliciteeren, kunnen zeggen eenige practische ervaring te
bezitten.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zal er niet veel meer
van zeggen, maar toch wil ik nog even opmerken, dat de
practische ervaring, welke die meisjes opdoen, ten goede komt
aan het onderwijs. Die meisjes leeren daar onderwijs geven
en zij zijn tevens de helpsters van de onderwijzeressen die
zij ook bij verhindering vervangen.
De heer de Lange. M. d. V. De kweekelingen van de
Kweekschool, die aan de leerschool les krijgen in het onderwijs
geven, ontvangen toch geen vergoeding?
De Voorzitter. Die krijgen daar les en ontvangen tevens een
•vergoeding. -
De beraadslaging wordt geslóten.
Het amendement van den heer de Lange wordt in stemming
gebracht en met 26 tegen 3 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenSplinter, Pera, Bots, van der Lip,
de la Rie, van der Pot, Stijnman, Sijtsma, van Gruting,
Buurman, Knuttel, van Weeren, Bisschop, Heemskerk, Dubbel
deman, van Tol, de dames BaartBraggaar en Dubbel
demanTrago, de heeren van der Zeeuw, Huges, Wilmer,
'Kuivenhoven, Groeneveld, van Stralen, üostveen en van Hamel.
Vóór stemmen de heerende Lange, Eikerbout en Oostdam.
De heer de Lange. Ik trek nu mijn amendementen om
de laatste leden van de artikelen 5 en 8 te doen vervallen, in.»
Artikel 3 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over artikel 4, luidende:
»Op de jongensschool der eerste klasse wordt het hoofd der
'schöbl bijgestaan door:
éérl onderwijzer-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet
zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts
.door ten minste vijf en ten hoogste acht onderwijzers, waarvan
althans drie onderwijzers met hoofdakte.
Van deze onderwijzers moeten drie tot zes bevoegd zijn tot
het geven van onderwijs in de Fransche taal.
In de laagste drie klassen der school kunnen echter in plaats
wan onderwijzers ook onderwijzeressen worden aangesteld.
üp de meisjesschool der eerste klasse wordt het hoofd der
•school bijgestaan door:
ééne onderjvijzeres-plaatsvervangend hoofd, die bevoegd moet
zijn tot het geven van onderwijs in de Fransche taal; voorts
door tenminste vijf en ten hoogste acht onderwijzeressen,
waarvan althans drie onderwijzeressen met hoofdakte.
Van deze onderwijzeressen moeten drie tot zes bevoegd zijn
tot het geven van onderwijs in de Fransche taal.
üp elk dezer twee scholen mogen ten hoogste vier kwee
kelingen worden toegelaten."
De Voorzitter. Op dit artikel is een amendement inge
diend door den heer Dubbeldeman, strekkende om in de
Ie alinea het kan ook de 2e alinea moeten heeten, maai
de bedoeling wordt door iedereen begrepen te lezen:
»Een onderwijzer of onderwijzeres plaatsvervangend hoofd."
De heer Dubbeldeman zal er zeker wel geen bezwaar tegen
hebben, dat, bij aanneming van zijn amendement, in deze
verordening telkens wordt gezet: »één onderwijzer(es) plaats
vervangend hoofd."
De heer Dubbeldeman. Volstrekt niet, Mijnheer de Voorzitter!
De Voorzitter. Hier komt een principiëele kwestie voor
alle scholen aan de orde. Indien nu de heer van der Lip
vooraf het standpunt van Burgemeester en Wethouders op
dit punt uiteenzette, zou dat wellicht tot bekorting van de
behandeling van dit en volgende artikelen kunnen leiden.
De heer van der Lip. M. d. V. Burgemeester en Wet
houders zijn bereid zooveel mogelijk tegemoet te komen aan
het verlangen van den heer Dubbeldeman, dat ook het ver
langen is van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Zij
willen dan ook gaarne het amendement overnemen, maar
niet in artikel 4 en 5 le gedeelte. Het komt ons voor, dat
op een jongensschool zoowel het hoofd als het plaatsver
vangend hoofd moet zijn een onderwijzer, want anders zou
de consequentie moeten medebrengen, dat men op een meisjes
school als plaatsvervangend hoofd ook een onderwijzer zou
kunnen nemen en dit wordt toch ook niet door den heer
Dubbeldeman voorgesteld. Het lijkt Burgemeester en Wet
houders rationeel om aan de jongensscholen voor beide func-
tiën een mannelijke leerkracht en aan de meisjesschool een
vrouwelijke leerkracht te nemen. Voor de gemengde scholen
echter zijn Burgemeester en Wethouders bereid het amende
ment over te nemen.
Ik maak er den heer Dubbeldeman nog attent op, dat hij
vergeten heeft in artikel 8 dezelfde wijziging voor te stellen.
De heer Dubbeldeman. Ik kan mij aansluiten bij hetgeen
de heer van der Lip heeft medegedeeld en neem er
genoegen mede.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 4 zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. Door Burgemeester en Wethouders worden
in artikel 5 eenige wijzigingen aangebracht.
In het 3de, 4de en 5de gedeelte van het artikel wordt
«onderwijzer-plaatsvervangend hoofd" vervangen door «onder-
wijzer(es)-plaatsvervangend hoofd".
Vóór de alinea, aanvangende met de woorden »Op elk dezer
scholen" wordt een regel wit gelaten, teneinde duidelijk te
doen uitkomen dat deze alinea betrekking heeft op alle vooraf
gaande alinea's en niet slechts op de onmiddellijk voorafgaande
alinea.
De heer van der Lip. M. d. V. Ter toelichting van de
door U in de laatste plaats genoemde wijziging kan ik het
volgende mededeelen.
Eerst hebben wij de alinea: »Het onderwijs in vak k wordt
aan elke school der tweede klasse voor jongens en meisjes
gegeven door ten minste één vakonderwijzeres", en dan volgt
er: «Op elk dezer scholen mogen ten hoogste vier kweekelingen
worden toegelaten."
Zooals het daar staat zou dit laatste dus alleen slaan op
de onmiddellijk daaraan voorafgaande alinea, dus op de daar
genoemde scholen tweede klasse, terwijl het moet slaan op
alle scholen, in artikel 5 genoemd. Met het oog daarop moet
tusschen deze beide alinea's een wit vak gelaten worden.
De Voorzitter. Verder wordt de laatste alinea van artikel 5
gewijzigd in dier voege, dat gelezen wordt:
«Tevens kunnen aan elke school der tweede klasse voor
jongens en meisjes ten hoogste twee adspirant-onderwijzeressen
in de vrouwelijke handwerken werkzaam gestéld worden."
Het aldus gewijzigd artikel 5 wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De artikelen 6 en 7 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.