MAANDAG 5 JANUARI 1920.
17
welke getroffen is, en de Vrijzinnigdemocraten waren onder
de Vrijzinnigen de eersten die de hand der verzoening naar
de overzijde uitgestoken hebben en tot de pacificatie op eer
lijke en royale wijze hebben medegewerkt.
Nu had ik wel gewild dat de heer de Lange het had ge
laten bij het uitspreken van die blijdschap, maar hij is in het
verleden teruggetreden en heeft beweerd, dat het openbaar
onderwijs al lang niet heeft kunnen concurreeren met het
bijzonder onderwijs. Er is toen geroepen om bewijzen, maar
die heeft de heer de Lange niet kunnen geven. Wat hij daar
voor aangevoerd heeft, kan men toch werkelijk geen bewijzen
noemen.
Ik durf haast zeggen: het openbaar ondervvije was in
doorsnede beter dan het bijzonder, zooals de heer Dubbeldeman
zeide, niet omdat de onderwijzers beter waren, niet omdat
een openbaar onderwijzer in doorsnee beter les zou kunnen
geven en beter onderlegd was dan een bijzondere onder
wijzer, of omdat de ambitie bij den openbaren onderwijzer
grooter zou zijn dan bij den bijzonderen onderwijzer, dat ge
loof ik ook niet, maar en hier komt het bewijs dat de
heer de Lange heeft gegeven dat aan de openbare school
in het algemeen veel minder leerlingen in een klasse zitten,
hij noemde voor Leiden 27, terwijl dat getal Volgens hem
aan de bijzondere school ongeveer 40 bedraagt; en nu zal
iedere paedagoog en ieder, die onderwijzer geweest is, en ieder
die over onderwijzen een oordeel heeft, toestemmen, dat in
een kleine klasse in het algemeen beter onderwijs kan gegeven
worden dan in een groote. Een klasse van 40 leerlingen moet
noodzakelijk in twee afdeelingen verdeeld worden en dan is
het niet doenlijk voor een onderwijzer om daar den geheelen
dag goed onderwijs te geven. Dat kan in een kleine klasse
beter. Vandaar, dat de scholen voor de kinderen van meer-
gegoeden in den regel kleine klassen hebben. Daar is het onderwijs
beter. Uit den aard der zaak kon dus het openbaar onder
wijs beter wezen dan het bijzondere, afgezien van de vraag
of de openbare onderwijzer meer ambitie heeft dan de bij
zondere; dat laatste kunnen wij in doorsnede gelijk nemen.
Dat had de heer de Lange moeten bedenken, toen hij met
eenigen triumf uitriep, dat bij de bijzondere school veel
grootere klassen werden gevonden. Dit was tot dusverre een
noodtoestand, welke ook wel beter zal worden, nu het bij
zonder onderwijs van staatsgeld kan profiteeren. Het is heel
verstandig van de schoolbesturen dat zij nu de klassen kleiner
maken.
De heer de Lange heeft enkele voorbeelden genoemd, waaruit
volgens hem zou moeten blijken, dat het bijzonder onderwijs
hier beter was dan het openbare. Hij zeide onder andere,
dat een Schoolopziener zijn kinderen van een openbare naar
eeri bijzondere school had gebracht. Maar dat bewijst de
juistheid van de stelling van den heer de Lange allerminst:
het kon bijna het tegendeel bewijzen. Ik weet gevallen ik
zou namen kunnen noemen van kinderen, die op de open
bare school niet verhoogd konden worden, omdat zij te zwak
waren bevonden en door de ouders er toen afgenomen
werden, omdat zij op een bijzondere school geplaatst konden
worden, waar zij, met wat privaatlessen er bij, in de hoogere
klasse zouden worden meegevoerd. Dat is een systeem op
een bijzondere school hier terstede toegepast en waardoor er
wel eens leerlingen van de openbare school overgingen;
op grond daarvan kan men niet zeggen, dat op zulk een
school het onderwijs beter is. Het feit, dat een leerling van
de eene school naar de andere wordt overgebracht, is geen
bewijs, dat op deze laatste school het onderwijs beter is.
Omgekeerde namelijk dat leerlingen van de bijzondere
naar de openbare overgingen, kan ik ook noemen. De heer
de Lange had dat argument niet te berde moeten brengen.
Het bewijst voor zijn stelling niets.
De heer de Lange heeft verder aangevoerd, dat de Bond
van Nederlandsche Onderwijzers steeds voor de materieele
belangen van de onderwijzers strijdt met veronachtzaming
van de eigenlijke onderwijsbelangen. Indien wij de school-
literatuur volgen, dan is inderdaad door den Bond veel gedaan
voor de stoffelijke verbetering der onderwijzers inderdaad,
maar ook voor de ideëele en paedagogische belangen van de
school stond hij op den bres. Als wij dat naast elkander
plaatsen, ontloopt het elkaar niet veel. Maar de materiale
belangen bevorderden ook langs indirecten weg het onderwijs.
Maar, zegt de heer de Lange, de Bond wil het ambulantisme
weg hebben, dat is zijn stokpaardje. Ik wijs er den heer de
Lange op, dat er heel wat menschen in zijn partij en onder
zijn geestverwanten zijn, die ook vóór de afschaffing van het
ambulantisme zijn. In 1917 is een desbetreffend voorstel alhier
niet alleen door den heer van Gruting en mij voorgesteld,
maar mede-onderteekend door den partijgenoot van den heer
de Lange, den heer Vergouwen, die als oud-hoofd eener
Christelijke school met zeer veel klem en bekwaamheid er
voor heeft gestreden. Men kan dus niet zeggen: dat dit enkel
is een stokpaardje van den Bond, welke daarmede niet het
onderwijs bevorderen wil, maar een belangetje van de klasse
onderwijzers zelf. Ik zal er niet veel meer van zeggen. Alleen
wil ik nog hierop wijzen, dat ik sommige argumenten, welke
de heer "de Lange heeft aangevoerd om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders te critiseeren, gaarne wil onder
schrijven, maar het is wel eigenaardig, dat, terwijl de heer
de Lange zegt, dat het plaatsvervangend hoofdschap in te
voeren is geldverspillen, indertijd, toen mijn partij en anderen
wijziging van de desbetreffende verordening hadden voor
gesteld de plaatsvervangende hoofden af te schaffen, wij het
sterkst tegen ons kregen de partijgenooten van den heel
de Lange; hij zelf zat hier toen nog niet, dat erken ik. Dat
is hetgeen wij al lang hebben gewild, maar waarvoor wij
geen meerderheid hebben kunnen vinden. Ik ben dan ook
blij, dat de heer de Lange thans mede dien weg op wil.
Wat nu mijne amendementen betreft, Mijnheer de Voorzitter,
is het uw wensch dat wij thans tevens de amendementen
verdedigen of dat wij daarmede wachten tot de artikelen aan
de orde komen
De Voorzitter. Mijne bedoeling was, dat thans volstaan
zou worden met een korte toelichting in het algemeen. De
nadere bespreking van de amendementen zal dan kunnen
plaats vinden bij de behandeling der artikelenanders' zou
er onnoodig veel tijd verloren gaan.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch een enkel woord te
stellen tegenover het betoog van den heer de Lange.
Het heeft mij in zooverre genoegen gedaan dat wij hier
eens een onvervalscht reactionair standpunt hebben hooren
verdedigen, namelijk de leuze van bezuiniging op het gebied
van het onderwijs.
Op welke dingen ook bezuinigd zal moeten worden, het
onderwijs is toch zeker wel één van de dingen die in de
allerlaatste plaats daarvoor in aanmerking behooren te komen.
Volgens ons heelemaal niet.
Het doet ons een beetje eigenaardig aan, wanneer wij den
heer de L^nge de leus: bezuiniging op onderwijsgebied hooren
aanheffen, tegelijk met een lofrede op de pacificatie op onder
wijsgebied. Wat men van die pacificatie ook zeggen mag,
zeker niet dat zij tot bezuiniging zal leiden. Zij zal tot gevolg
hebben, dat op allerlei plaatsen, waar gerekend naar het be
volkingsaantal 1 school voldoende zou zijn, er 3, 4 of 5 komen,
en dat dergelijk systeem tot bezuiniging zal leiden, kan ik
moeilijk inzien. Maar misschien strekt de bezuiniging van
den heer de Lange zich niet verder dan de muren van
Leiden uit.
Ik betreur van ganscher harte de pacificatie, die wel nog
niet tot stand gekomen is, maar tot stand dreigt te komen.
Ik zou die pacificatie op geheel andere wijze hebben willen
zien geschieden, dat wil zeggen op deze manier, dat een eind
gemaakt wordt aan den schoolstrijd door de invoering van
de neutrale Staatsschool, dat dus daarmede het bijzonder
onderwijs geheel werd afgeschaft. Natuurlijk zou ik dan ook
de vrijheid aan de heeren wenschen te laten om buiten de
schooluren in enkele vakken, welke zij van belang achten,
zooveel onderwijs te geven als zij zelf willen.
Wij zijn niet in Rusland, zegt de heer Heemskerk. Maar
de toestanden in Rusland komen hier toch ook en op onder
wijsgebied is in elk geval Rusland ons enorm ver vooruit.
De uitvoering is wel nog niet in alle opzichten zooals wij ze
wenschen, maar het beginsel van hét onderwijs, zooals het
daar aangenomen is, de eenheidsschool, is zeer zeker een
schoolvorm, die heel wat hooger staat dan wij op het gebied
van onderwijs hebben. En als nu de heer Heemskerk zegt
dat dit voor Rusland bijzonder noodig was, dan antwoord ik
dat de kinderen in Nederland al even onwetend geboren
worden als in Rusland; dus het onderwijs, dat daar noodig
is, is hier evengoed noodig. In dit opzicht is er geen on
derscheid.
Ik zal mij niet in een breede uiteenzetting daarvan begeven,
maar ik wil toch wel verklaren het zeer zonderling te vinden,
dat wij hier den lof van de neutrale Staatsschool hebben
hooren zingen door leden van partijen, die niets gedaan
hebben om totstandkoming van die Staatsschool te bevorderen,
integendeel die medegewerkt hebben tot het verkrijgen van
verderfelijke toestanden op onderwijsgebied, waardoor afge
zien van het zeer verkeerde van het confessioneel onderwijs
op het platteland de treurigste toestanden op dit stuk moeten
ontstaandie straks op hun geweten zullen hebben dat, zooals
het aangekondigd is, op het platteland van Overijssel, de
kinderen tegen den zin der ouders gedwongen zullen worden
de katholieke scholen te bezoekendie het bij de verkiezingen
van toenmaals, toen het ging om de Grondwetsherziening,
zooals de S. D. A. P. deed, door het steunen van de Liberalen
op het gebied der pacificatie en geen strijd daartegen willen
voeren, gemaakt hebben dat deze regeling tot stand gekomen is.
Ik vond dien lof van de neutrale Staatsschool in den mond
van die leden misplaatst. Ik wil wel zeggen dat, als ik kans
zie om van die gelijkstelling af te komen ik weet niet, of