250 straat, wordt verplaatst naar de school aan de Oude Vest, zou de handelsinrichting van «Kennis is Macht" vandaar naar het schoolgebouw aan de Pieterskerkstraat kunnen worden overgebracht. Voor de herhalingsschool is deze verplaatsing zeer goed mogelijk, terwijl de M. L. O. school aan de Pieters kerkstraat eene alleszins geschikte localiteit biedt voor de handelsinrichting. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten: a. vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 2 September 1902 (Gem. Rlad n°. 19) betreffende de inwendige regeling van het Herhalingsonderwijs en de toelating van de leerlingen, gewijzigd bij verordening van 17 October 1918 (Gem. Blad n°. 38). Eenig artikel. In artikel 9 van bovengenoemde verordening wordt in plaats van «in de Jongensschool 2e klasse aan de Pieterskerk straat" gelezen«in de school 2e klasse voor jongens en meisjes n°. 3 aan de Oude Vest". b. in plaats van eenige lokalen van de school 2e klasse voor jongens en meisjes n°. 3 aan de Oude Vest tot weder- opzeggens toe de nader door ons College aan te wijzen lokalen van de Jongensschool 2e klasse aan de Pieterskerkstraat koste loos ter beschikking te stellen van de vereeniging «Kennis is Macht" voor het door haar te geven handelsonderwijs, onder voorwaarde, dat, evenals ingevolge het raadsbesluit van 15 November 1906, de aanwijzing -van den concierge, die door de vereeniging met de bediening en de bewaking van de school zal worden belast, door ons College zal moeten worden goedgekeurd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 9 October 1919. Edelachtbare Heeren, Het Bestuur van het Genootschap «Kennis is Macht" neemt bij dezen beleefd de vrijheid het volgende onder Uw wel willende aandacht te brengen. Voor zijn handelsinrichting werd bij beschikking van den Raad Uwer Gemeente het schoolgebouw Oude Vest, waar thans geplaatst is de Openbare Lagere School 2e Klasse No. 3, toegewezen om daar de lessen te laten geven. Het aantal leerlingen, dat bij plaatsing in dat gebouw on geveer 250 bedroeg is sinds dien tijd vermeerderd, zoodat op dit oogenblik ruim 450 leerlingen de lessen der handelsin richting volgen. Daardoor zijn meerdere lokalen in gebruik genomen moe ten worden, waarvan het aantal nu des Maandags en des Donderdags 11, des Dinsdags en des Vrijdags 10 en des Woensdags en des Zaterdags 7 bedraagt. Aangezien de Openbare Lagere School ingericht is voor leerlingen van 612 jaar en daarvoor passende banken van No. 2 tot No. 6 in die school aanwezig zijn, zijn slechts 6, hoogstens 7 lokalen geschikt om leerlingen te plaatsen, waar van de leeftijd afwisselt tusschen 13 en 40 jaar. Sinds eenigen tijd reeds, doet zich dus het geval voor, dat lokalen in gebruik genomen zijn voor leerlingen van 13 jaar en hooger, waar op de Lagere School leerlingen zitten van 7 a 8-jarigen leeftijd en waar dus de banken veel te klein zijn voor de leerlingen der handelsinrichting. Het Bestuur van het Genootschap «Kennis is Macht" heeft dan ook de eer U beleefd te verzoeken zijn inrichting naar een ander lokaliteit te willen verplaatsen, waarin zich banken bevinden in overeenstemming met de grootte van de leer lingen zijner inrichting. Mocht het Bestuur niet al te vrijpostig zijn, dan zou het U beleefd in overweging willen geven, de handelsinrichting van het genootschap «Kennis is Macht" te willen verplaatsen of naar het Gymnasium, of naar de H. B. S. voor Jongens, of naar de H. B. S. voor Meisjes. Het Bestuur van het Genootschap «Kennis is Macht" G. W. Zandvoort Jr., Voorzitter. W. F. Hofkes, Secretaris. Aan Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 393. Leiden, 31 December 1919. In verband met de conclusie van het hierachter afgedrukte rapport der commissie van onderzoek in zake het inrichten van noodwoningen in het voormalig Invalidenhuis, geven wij U thans weder in overweging tot verhuring van het beneden gedeelte van dat gebouw aan de firma Tieleman en Dros over te gaan overeenkomstig ons voorstel, opgenomen onder No. 330 der Ingekomen Stukken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden De door u daartoe verkozen commissie, heeft den 13den December een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid het voormalig invalidenhuis tot noodwoningen in te richten. Het lid de heer Van Tol was door een vergadering der Huur- coramissie verhinderd bij dit onderzoek aanwezig te zijn. De commissie werd in haar werk welwillend terzijde gestaan door den heer directeur van Gemeentewerken. Als resultaat van haar bevindingen deelt zij u mede, dat uit de bouworde en indeeling van het voormalig invalidenhuis voortvloeit, dat het slechts door zeer ingrijpende, zeer kost bare en zeer tijdroovende verbouwing voor noodwoningen zou kunnen worden ingericht. Daartoe zouden noodig zijn, be halve een groot aantal afscheidingen, tal van nieuwe toe- en opgangen, schoorsteenen, privaten, keuken-inrichtingen en ramen, terwijl verschillende vloeren en kozijnen vernieuwd zouden moeten worden, het dak en de.goten verschillende reparaties zouden vereischen en het geheel geschilderd en behangen diende te worden. Verschillende bezwaren, zooals de gebrekkige toegangswegen, die door het eene gebouw naar het andere zouden blijven voeren, de op vele plaatsen onvol doende toetreding van licht en het brandgevaar zouden ook dan nog blijven bestaan, zoodat met kosten weinig geringer dan die aan het bouwen van nieuwe woningen verbonden, een zeer onbevredigenden toestand geschapen zou worden, dien men niet lang zou kunnen handhaven. Met minder ingrijpende verbouwing en dus ook met (ook naar verhouding) aanmerkelijk minder kosten zou het voor malig commandantshuis voor bewoning door twee of drie gezinnen geschikt te maken zijn. Toch zouden ook hiervoor zoodanige uitgaven te doen zijn en zou de voorziening zooveel tijd vergen, dat de commissie niet van oordeel is, dat de ge ringe leniging van den bestaanden noodtoestand daartegen opweegt. Door een weder iets ingrijpender, maar toch niet algeheele verbouwing zouden bovendien nog enkele ruimten van het invalidenhuis zelf tot twee gebrekkige woningen zijn in te richten. Dat vanuit deze ruimten het geheele complex steeds gemakkelijk toegankelijk zou blijven, doet het gevaar voor het ontstaan van ongewenschte toestanden vrij groot lijken. Dit bezwaar zou zich in nog hoogere maat voordoen, wanneer men de bedoelde gedeelten of ook het commandants huis tot passantenhuis zou willen inrichten. De commissie is derhalve eenstemmig van oordeel, dat zij niet tot het inrichten van woningen in de bedoelde gebouwen kan adviseeren. Namens de commissie J. A. N. Knuttel. Kan mij vereenigen met de algemeene strekking samen gevat in de laatste alinea. De gronden genoemd z. a. «onge wenschte toestanden" als het geheele complex gemakkelijk toegankelijk zou blijven worden door mij niet onderschreven. M. F. Oostveen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 2