246
Art. VIII.
Artikel 50 lid 1 vervalt.
Lid 2 wordt gelezen als volgt:
«Indien een koelcel aan twee personen ten gebruike wordt
gegeven, is ieder van hen aansprakelijk voor het nakomen
der ten aanzien van het koelhuis en van het voorkoelhuis bij
deze verordening gegeven voorschriften."
Art. IX.
Artikel 53 wordt gelezen als volgt:
«Het voorkoelhuis is gedurende het koeltijdper'k voor de
gebruikers van het koelhuis toegankelijk gedurende den voor
het slachten vastgestelden tijd en op de uren, dat het koel
huis geopend is.
Het koelhuis is voor gebruikers toegankelijk gedurende het
koeltijdperk dagelijks, uitgezonderd de Zondagen, den Goeden
Vrijdag, de tweede Paasch- en Pinksterdagen, den Hemel
vaartsdag, de beide Kerstdagen en den Nieuwjaarsdag,
op Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag en Vrijdag
van des voormiddags 7 tot 8 en 11 tot 12 uur en van des
namiddags 4 tot 5 uur;
op Zaterdag: van 1 April tot 1 October, van des voormiddags
6 tot 7 en van 11 tot 12 uur en van des namiddags 4 tot 5
uur; van 1 October tot 1 April van des voor middags 7 tot 8
en 11 tot 12 uur en van des namiddags 4 tot 5 uur en
bovendien van 1 Mei tot 1 November van des namiddags
van 10 tot lOf uur.
Op Zondag is het koelhuis gesloten; op de feestdagen, ge
noemd in het tweede lid van dit artikel, is het geopend van
7 tot 8 uur des morgens.
Het koeltijdperk vangt aan op den door Burgemeester en
Wethouders te bepalen tijd en duurt 7f maand."
Art. X.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1920.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 382. Leiden, 23 December 1919.
Met nevensgaand voorstel van Commissarissen der Stede
lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit tot aankoop van twee
perceelen aan de Langegracht en Voorste Zandstraat kan ons
College zich geheel vereenigen.
Wij geven U derhalve in overweging:
a. te besluiten tot den aankoop van de perceelen Lange
gracht no. 81, kadastraal bekend gemeente Leiden Sectie
B no. 1828, groot 1.12 A. en Voorste Zandstraat no. 19,
alsvoren no. 1822, groot 1.07 A., voor de sommen van onder
scheidenlijk f 2800.en 2290.
b. te bepalen, dat deze aankoop zal geschieden ten behoeve
van de Gasfabriek en dat deze fabriek den koopprijs benevens
de veilingskosten aan de gemeente zal terugbetalen;
c. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge-
legden suppletoiren begrootingsstaat, groot f 5510.—.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 20 December 1919.
In het belang van een goed toezicht op den dienst zoowel
als op de eigendommen der Fabrieken is het zeer gewenscht,
dat de daarmede meer in het bijzonder belaste ambtenaren
dicht bij het bedrijf wonen.
Nu door de aanstaande uitbreiding van de gasfabriek de
beide thans op het terrein staande personeelswoningen met
tertijd zullen moeten verdwijnen, is het dus van belang, in
de toekomst over twee andere goede dienstwoningen in de
omgeving van de Langegracht te kunnen beschikken.
Het is ons gelukt, de hand te leggen op een paar voor het
bovenomschreven doel geschikte perceelen, te weten het per
ceel aan de Langegracht no. 81, kadastraal bekend in Sectie B
onder no. 1828, groot 1 A. 12 cA., en dat aan de Voorste
Zandstraat no. 19, bij het kadaster vermeld onder no. 1822
van dezelfde sectie en groot 1 A. 7 cA., welke perceelenden
19den dezer in het openbaar zijn verkocht en die wij om
te voorkomen, dat deze gelegenheid, waarvan wij eerst op
het laatste oogenblik kennis hadden gekregen, onbenut voorbij
zou gaan hebben doen afmijnen op onderscheidenlijk
f 2800 en f 2290. De huizen waren ingezet op resp.
f 2600 en f 2150 en doen aan huur f 4.80 en f 4.50
per week. Volgens het vooraf ingewonnen oordeel van des
kundigen zijn zij eerstgenoemde sommen zeker waard. Eigenares
is de weduwe C. H. Tiemeyer-de Graaff alhier.
Op grond van het bovenstaande geven wij U beleefd in
overweging den Raad voor te stellen, zoo spoedig mogelijk
tot aankoop van genoemde perceelen voor de bovenvermelde
bedragen te besluiten.
De Commissarissen van de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit te Leiden,
C. W. van der Pot Bzn, Voorzitter.
Schotman, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 383. Leiden, 23 December 1919.
Ons vereenigende met nevensgaand voorstel van de Commissie
van Beheer over de gestichten «Endegeest," «Voorgeest" en
«Rhijngeest" in zake verhooging van de verpleeggelden in de
gestichten «Endegeest" en Voorgeest" geven wij U in over
weging:
a. over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening
VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 3
December 1896 (Gem.Blad No. 15), houdende voor
waarden van opneming en verpleging van lijders in
het Krankzinnigengesticht „Endegeest" en de afdeeling
voor jeugdige idioten „Voorgeest" te Oegstgeest nabij
Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 17
Januari 1918 (Gem.Blad No. 1.)
Artikel 1.
Het eerste en tweede lid van art. 7 van bovengenoemde
verordening wordt gelezen als volgt:
De kosten van verpleging bedragen zoowel voor het krank-
«zinnigengesticht «Endegeest" als voor de afdeeling jeugdige
«idioten «Voorgeest" f 200.— per kwartaal."
«Voor tusschentijds inkomende patiënten worden de ver-
«pleegkosten berekend op f 2.20 per dag tot aan het einde
«van het ingetreden kwartaal."
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 April 1920.
b. met ingang van 1 April 1920 in te trekken Uw besluit
van 17 Januari '1918 (lngek. Stukken No. 16) in zake de
tijdelijke verhooging van de verpleeggelden in de gestichten
«Endegeest" en «Voorgeest."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 22 December 1919.
Bij Raadsbesluit van 16 Januari 1919, goedgekeurd bij
besluit van Ged. Staten van Zuid-Holland van 28 Januari
1919, B. W. 216 G. S. No. 73, werd, in afwijking van het
daaromtrent bepaalde in de verordening van 3 December
1896 (Gemeenteblad No. 15), houdende voorwaarden van op
neming en verpleging van lijders in het Krankzinnigenge
sticht «Endegeest" en de afdeeling voor Jeugdige Idioten «Voor
geest" te Oegstgeest nabij Leiden, laatstelijk gewijzigd bij
verordening van 17 Januari 1918 (Gemeenteblad No. 1), het
verpleeggeld per kwartaal voor het tijdvak van 1 April
1919 tot 1 April 1920, in het Gesticht «Endegeest" en
de afdeeling voor Jeugdige Idioten «Voorgeest", vastgesteld
op f 162,50, terwijl het in art. 7 dier verordening bedoelde
dagtarief gedurende hetzelfde tijdvak voor de beide gestichten
werd verhoogd tot f 1.80.
Met den Geneesheer-Directeur is onze Commissie van oordeel,
dat thans moet worden overgegaan tot een definitieve ver
hooging der verpleeggelden.
Hoewel de uitkomst van de exploitatie der gestichten over
het jaar 1919 nog niet met zekerheid bekend is, zal zij toch
waarschijnlijk een nadeelig saldo van f 50.000 opleveren.
Ofschoon de ontvangsten aan verpleeggelden in verband
met de na het indienen der begrooting voor het jaar 1919,
tot standgekomen tijdelijke verhooging der verpleeggelden van
«Endegeest" en „Voorgeest" van f 500.— op f 650.met
ingang van 1 April 1919, f 52.000, meer zullen bedragen dan
geraamd is, staat daar tegenover een aanzienlijke overschrij
ding van de posten van salarissen, voeding en verwarming.
Wat de salarissen betreft, is dit voor een deel het gevolg
van het feit, dat bij het opmaken der begrooting in Mei 1918
niet kon worden voorzien, dat de juist enkele maanden te
voren tot stand gekomen salarisherziening reeds kort daarop
wederom herzien zou worden, anderdeels tengevolge van
het besluit van den Raad om aan het in dienst der gemeente