DONDERDAG 4 DECEMBER 1919.
407
Voortzetting van de openbare vergadering
van .Donderdag 27 November 1919,
op Donderdag 4 December 1919, des
namiddags te 1 uur.
Afwezig: Mevrouw DubbeldemanTrago en de heeren
Stijn man en van Weeren.
De Voorzitter. Hoewel deze zitting is de voortzetting van
eene geschorste vergadering en derhalve volgens het Regle
ment van Orde geen vaststelling der notulen plaats heeft en
evenmin mededeeling van ingekomen stukken, acht ik het
toch gewenscht zulks ter voldoening aan artikel 67 der
Gemeentewet den leden nu reeds mede te Jeelen, dat,
sedert de vorige vergadering, is ingekomeneen verzoek van
de onderwijzeressen der Openbare Bewaarscholen om her
ziening van de salarisregeling van het Bewaarschoolpersoneel.
Ik stel U voor omtrent de behandeling van dit verzoek in de eerst
volgende vergadering eene beslissing te nemen.
Verder deel ik mede, dat het mijn voornemen is den Raad
bijeen te roepen Maandag 29 December.
Ten slotte kan ik U nog mededeelen, dat, blijkens een
schrijven van den Directeur van het Postkantoor te Leiden,
het Rijk afziet van de huur van een tweetal vertrekken in
het Commandantshuis van het voormalig Invalidenhuis.
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
Voortgezet wordt thans de behandeling van de begrooting
van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1920.
Volgnr 202 en 203 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr 204 wordt de begrooting van de Kamer van
koophandel en fabrieken zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De volgnrs 205 tot en met 223 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgnr 223a: «Kosten voort
vloeiende uit de met de Nationale Borgmaatschappij aangegane
overeenkomst van borgstelling voor de zekerheidspliehtige
ambtenaren der gemeente en voor hunne plaatsvervangers"
wordt voor de krachtens raadsbesluit van 25 September 1919
met de Nationale Borgmaatschappij aangegane overeenkomst
een bedrag van 289.uitgetrokken.
Volgnr 223a wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgr 2236: «Vergoeding aan den
Gemeente-ontvanger van de kosten, verbonden aan de dooi'
hem aangegane borgstelling als zekerheidsplichtig ambtenaar"
wordt ingevolge de bij raadsbesluit van 25 September 1919
aan den Gemeente-ontvanger toegekende vergoeding van de
kosten van de door hem gesloten zekerheidsstelling, ten bedrage
van ƒ222.per jaar, uitgetrokken een bedrag van 222.
Volgnr. 2236 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Volgnrs 224 en 225, dit laatste met ƒ263.verminderd,
wegens het met ingang van 1 Januari '1919 geheel ten laste
van het Rijk komen van het wachtgeld van mej. J. C. van
Kempen, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgr 226 verhoogd met 1250.wegens het bij besluit van
Burgemeester en Wethouders van 8 September 1919 aan den
heer J. A. van Hamel, gewezen Wethouder der gemeente,
met ingang van 2 September 1919 verleend pensioen, wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs 227 tot en met 235 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 236, luidende: Crisisuitgaven
tengevolge van den oorlogstoestand 1914— 1919 f 14.400.
verhoogd met 8350.wegens hoogere kosten van het ge
meentelijk waschbureau en wegens de bij Raadsbesluit van
28 Augustus 1919 bestendigde toeslag op pensioenen tot
1 October 1920.
Mevrouw BaartBraggaar. M. d. V. Ik wil beginnen met
te zeggen, dat ik niet tevreden ben gesteld met het antwoord
van Burgemeester en Wethouders betreffende de oprichting
ran eene gemeentelijke Waschinrichting. Ik meen, dat het de
bedoeling is van de gemeentelijke Waschinrichting, dat deze
zal worden gebruikt door arbeidersvrouwen, die te klein zijn
behuisd en door degenen, (lie in loondienst zijn. Ik geloof niet, dat
dit gezegd kan worden van al de 400, die op het oogenblik
van deze inrichting gebruik maken. De meeste verbruikers
zijn middenstanders, die gewoon zijn van een bleek gebruik
te maken en nu zijn overgegaan tot deze Waschinrichting,
omdat hun dit goedkooper is. Dat er velen zijn, die hun goed
niet willen laten wasschen door de gemeentelijke Waschinrich
ting, is hierin gelegen, dat gebleken is, dat de bleekers het
goed, dat zij door middel van het gemeentelijk Waschbureau
ontvangen, niet zoo goed behandelen als het geval is met het
goed, dat zij voor particulieren bleeken. Het goed wordt dik
wijls schandelijk afgeleverd, terwijl het bonte goed meestal
totaal bedorven is. Verleden week kwam nog een vrouw bij
mij met 2 totaal bedorven bonte schorten. Nu is het wel
eigenaardig dat het goed van den eenen bleeker wel goed is
en dat van een ander niet. Ik heb goed gezien, waarvan het
boord nog was toegeknoopt; dat is een bewijs, dat het goed
niet behoorlijk wordt behandeld. Wanneer wij een gemeente
lijke Waschinrichting hadden, dan zou het goed wel in orde
zijn en dan zou er ook heel wat meer van deze inrichting gebruik
gemaakt worden dan op het oogenblik het geval is. De admi
nistratie is heel goed, maar mijn grief is, dat het goed niet
goed behandeld wordt. Ik heb met de Directrice er over ge
sproken en ik heb ten antwoord gekregen: waarom blijft U
dan bij deze Wasinrichting. Dat is geen antwoord. Mijns
inziens moet de instelling beantwoorden aan het doel
waarvoor zij is opgericht. Een juffrouw, die ook kwam klagen
kreeg hetzelfde antwoord. Ik ben dan ook van meening, dat
eene gemeentelijke Waschinrichting veel beter zou voldoen.
Ik zal dari ook eene motie indienen om over te gaan tot de
oprichting van eene gemeentelijke Waschinrichting.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil verklaren, dat ik op dit
gebied niet zoo deskundig ben als de vorige spreekster, maar
naar aanleiding van hetgeen in de sectievergadering hierover
is gezegd, ben ik ook eens mijn licht gaan opsteken en ik heb
vernomen, dat met name de kleine Burgerij van deze Wasch
inrichting vooral gebruikt maakt. De gelegenheid staat even
wel ook voor de werklieden open. Nu is mij medegedeeld,
dat de wasch op uitstekende wijze wordt verzorgd; men heeft
mij meer dan eens een wasch laten zien en tevens de verze
kering gegeven dat men over het algemeen zeer tevreden is.
Nu kan het wel eens zijn, dat er reden is tot klagen en dat
er wel eens iets weg is, maar dat komt bij iedere Waschin
richting voor. Als het een zuivere gemeentelijke inrichting
was, zou dat ook gebeuren.-Ik heb deze zaak ernstig nagegaan,
omdat ik indertijd ook was voor eene gemeentelijke wasscherij
en mijn ervaring is, dat wij met deze inrichting tevreden
kunnen zijn.
Laat men niet dadelijk het op de inrichting schuiven, wan
neer de menschen met klachten komen. Laat men dan die
klachten motiveeren en bij de Directrice brengen, dan kan
deze ze onderzoeken.
Wat de administratie betreft, ook mevr. Baart verklaart dat
die goed is. Dat kan ik bevestigen. Ik geloof dat wij iemand
aan het hoofd hebben, die alleszins voor haar taak berekend
is, en waar de zaak zoo goed marcheert zou ik willen vragen,
waarom men toch persé gemeente-exploitatie wil hebben.
Waarom kan men hiermede niet tevreden zijn? Men kan
de wasch zoo goedkoop laten behandelen, dat het zeker bij
algeheele gemeente-exploitatie niet goedkooper kan. Ik geloof
dat wij verstandig zullen doen om op het oogenblik althans
niet tot gemeentelijke exploitatie over te gaan.
Ik zeg dat niettegenstaande ik bij den eersten opzet ook
meende dat het beter was, dat deze zaak zou worden geëx
ploiteerd van gemeentewege. Nu het zoo goed gaat, zou ik in
ieder geval thans niet dit willen veranderen.
De Voorzitter. Ik kan den Raad mededeelen, dat ingekomen
is de volgende motie, onderteekend door Mevrouw Baart
Braggaar
«De Raad van oordeel
1°. dat het gemeentelijk waschbureau tot op heden niet heeft
voldaan aan de gestelde verwachting;
2°. dat hiervan als oorzaak is aan te merken de mindere
zorg van de bleekers hieraan besteed en het ontbreken van
voldoende controle van gemeentewege;
spreekt als zijn wensch uit, dat wordt overgegaan tot het
instellen van een waschinrichting, geëxploiteerd door de
gemeente."
De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging en stemming uit.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik kan zoo bij het indienen
van deze motie niet beoordeelen of de feiten door mevrouw
BaartBraggaar genoemd, zich werkelijk zoo hebben toege
dragen als door haar is gezegd. Ik geloof de Spreekster gaarne,
maar toch meen ik dat alvorens wij moeten besluiten of ge
meentelijke exploitatie noodig is, dat die zaak dieper moet
worden onderzocht en daarom zou ik willen voorstellen dat
over deze motie praeadvies wordt uitgebracht.