DONDERDAG 20 NOVEMBER 1919.
327
II. Benoeming van*een lid van het Bestuur der Stedelijke
Werkinrichting.
(Zie Irig. St. No. 335)
De Voorzitter. Mag ik de heeren de Lange, Oostveen,
Huges en Stijn-man verzoeken het stembureau te willen uit
maken
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wil er op wijzen, dat
bij deze aanbeveling weer niet getracht is wijziging te bren
gen in de onevenredige samenstelling van deze Commissie.
Ik wil dan ook verklaren, dat onze fractie zich met deze
benoeming niet zal bemoeien.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het is hier niet de gewoonte
over voordrachten van benoemingen te debatteeren, gelijk dit
in den laataten tijd geschiedt. Waar het nu evenwel dien
weg opgaat, daar wil ik als lid van deze Commissie het een
en ander over deze aanbeveling mededeelen. De heer van
Weeren zal mij misschien wel willen bijvallen. Wat ik ga
zeggen, zal wel een ander licht werpen op deze aanbeveling.
De heer Mulder, die sinds jaren lid is- van deze Commissie,
is slechts heengegaan, omdat de Commissie den heer Reime-
ringer gaarne weer in haar midden had. Jarenlang is hij
secretaris van de Commissie geweest en kent de heele gestie
van de Werkinrichting. Omdat hij niet meer gekozen is ge
worden tot lid van den Raad, bleet hij ook geen lid meer
dezer Commissie. Wij willen hem evenwel gaarne weer in ons
midden hebben. Dat is het eenparig verlangen van de Com
missie geweest.
De heer Reimeringer gevoelde er evenwel niet veel voor.
Hij was er nu eenmaal uit en het kostte hem veel tijd. Ten
slotte liet hij er zich evenwel toe vinden weer lid van de
Commissie te worden. Er moest in dat geval evenwel een van
de leden ontslag nemen. De heer Mulder heeft toen gezegd
dan zal ik mijn ontslag nemen. In dit geval kan er dus geen
rekening worden gehouden met de verschillende raadsfracties,
zooals de heer Groeneveld het weer demonstreert al zou ik
anders aan de S. D. A. P. gaarne nog eene plaats in de Com
missie gunnen. Een andermaal willen wij gaarne rekening
houden met hun verlangen, al worden er in deze Commissie
geene politieke kwesties behandeld. Wij zijn het over het al
gemeen zeer goed met elkander eens, aangezien wij allen de
belangen van de werkinrichting wenschen te bevorderen, wat
toch ook wel de ervaring zal zijn van den heer van Weeren
tijdens zijn kort lidmaatschap der Commissie.
De beraadslaging wordt gesloten.
Benoemd wordt met 20 stemmen de heer A. L. Reime
ringer terwijl 10 biljetten in blanco waren.
1 biljet werd te veel in de bus gevonden, hetgeen echter
op den uitslag der stemming van geen invloed was.
III. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de gymnastiek
aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 322 en 323.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb mij verwonderd over
het lange praeadvies bij deze voordracht. Wij zijn niet ge
woon zulk een lange explicatie te krijgen van Burgemeester
en Wethouders vooral niet betreffende de salarieering. Wan
neer wij dien weg opgaan, zal men telkens eene dergelijke
explicatie bij het doen van een benoemingsvoorstel moeten
gaan geven. Wanneer er 2 onderwijzers benoemd moeten
worden, één bijv. met 1 en een ander met 10 dienstjaren,
dan zal men op dezen weg voortgaande den raadsleden kunnen
voorrekenen hoeveel goedkoopere kracht men krijgt, wanneer
wij den Onderwijzer benoemen met slechts 1 dienstjaar. En zoo
iets komt herhaaldelijk voor. Doch dat is niet de goede
weg. Nu heb ik den indruk gekregen, dat deze mededeeling
van de 560.die de benoeming van den eenen leeraar
meer zal kosten dan die van den ander, de bedoeling heeft
om stemming te maken voor de benoeming van den eerst-
voorgedragene. Wanneer men toch die f 560.— gaat reduceeren
tot het werkelijk verschil, dan komt men tot een heel ander
bedrag.
Het Rijk betaalt toch de helft der kosten. Verder zou de
heer Metzeen viertal lesuren, die hij nu geeft op de Kweek
school en bij het lager onderwijs, dan moeten geven op het
Gymnasium. Die 4 lessen aan de Kweekschool zouden dan
worden overgenomen door iemand, die voor het lesgeven
minder verdient dan de heer Metz. Mij is medegedeeld, dat
de heer Metz 95.per lesuur ontvangt en zijn opvolger
slechts 70.Van de ƒ280.móeten dus ook worden af
getrokken 4 X ^25.Ik heb berekend, dat het geheele ver
schil niet bedraagt ƒ560.maar sléchts ƒ80.— Ik vind het
'niet in den haak, dat men iemand om een verschil van 80.
No. 2 plaatst. Wanneer Burgemeester en Wethouders No. 2
minder geschikt achten, laten zij het dan zeggen. Mijns inziens
is dat niet het geval en pleiten de billijkheidsgronden er voor
om No. 2 te benoemen. Beiden zijn tegelijk in dienst der
gemeente gekomen en hebben dezelfde bevoegdheden.
Nu kan no. 1 komen tot een maximumsalaris van 3800.
en no. 2 tot slechts 2600.Ik had dan ook liever gezien,
dat deze toelichting was achterwege gebleven, die blijkbaar
ten doel heeft den Raad er toe te bewegen no. 1 te benoe
men, omdat dit voor de gemeente wat goedkooper is. Had
men echter eene toelichting over de salarisverhouding willen
geven, dan had men moeten mededeelen hoe de zaak wer
kelijk is.
Om misverstand te voorkomen wil ik nog even zeggen dat
het hier niet gaat tegen den persoon van den eerst voorge-
dragene, dien ik in alle opzichten evenals no. 2 als leeraar
en mensch waardeer.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil de berekening van
den heer Sijtsma nog met het volgende aanvullen. Wanneer
No. 1 wordt benoemd, zal diens maximum zijn ƒ3800.—,
terwijl, wanneer de heer Metz wordt benoemd diens maximum
zal bedragen ƒ3000.terwijl beide leeraren gelijk in dienst
zijn gekomen. Uit de becijfering van den heer Sijtsma blijkt,
dat de een in salaris den ander ver vooruit is. Nu heeft de
Raad thans de gelegenheid deze onbillijkheid te herstellen en
dat moet de Raad mijns inziens ook doen. Ik geef daarom
den Raad in overweging niet No. 1 maar No 2 te benoemen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik zou gaarne van Burgemeester
en Wethouders willen vernemen, hoe deze zaak is, en wat
de bedoeling is van Burgemeester en Wethouders, want ik
kan mij met deze financieele toelichting in het geheel niet
vereenigen. Ik ben van meening, dat bij eene benoeming met
niets anders ooit rekening mag worden gehouden dan met de
geschiktheid. De Raad zal later wel bemerken, wat de finan
cieele gevolgen van de benoeming zijn. Ik vind het verkeerd,
dat op deze wijze door Burgemeester en Wethouders stem
ming wordt gemaakt ten gunste van den eerst voorgedragene.
Overigens is het altijd gewoonte, dat bij de benoeming van
een onderwijzer eene argumentatie wordt bijgevoegd. Nu
heeft het mij bevreemd, dat bij deze voordracht iedere argu
mentatie wordt gemist. Wij moeten nu benoemen op gezag
van Curatoren. Zij hadden goed gedaan hun voordr acht eenigs-
zins toe te lichten.
De heer van der Lip. M. d. V. Naar aanleiding van het
geen de heer Sijtsma heeft gezegd, wil ik erin de eerste plaats
op wijzen, dat Burgemeester en Wethouders geen uitgewerkt
praeadvies hebben gegeven, maar slechts eene toelichting op
de aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium. Curatorèn
dienen, zooals bekend is, hunne aanbeveling voor de benoeming
van een leeraar bij den Raad direct in.
Wanneer het hier inderdaad was geweest een praeadvies
van Burgemeester en Wethouders, dan zouden Burgemeester
en Wethouders daarin eene uitvoerige toelichting hebben
kunnen geven. In dit geval kon dat niet. De eenige weg, dien
Burgemeester en Wethouders konden inslaan was deze, om
den Raad een korte toelichting te geven bij de aanbeveling
van Curatoren. Nu had ik gemeend, dat de Raad het van
ons op prijs zou stellen, dat wij eenige inlichting gaven over
de financieele gevolgen van de benoeming.
Indertijd is in de verordening regelende de jaarwedden van
de leeraren aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool
eene bepaling opgenomen betreffende combinaties van leeraren
met de bedoeling een voor den leeraar billijke en voor de
gemeente voordeelige regeling te treffen. En daaraan wordt
door ons herinnerd. Wanneer Burgemeester en Wethouders
deze toelichting achterwege hadden gelaten, zou men later
terecht kunnen zeggen- wij hebben niet geweten, dat de
benoeming van den een grootere financieele gevolgen zou
hebben dan die van den ander. Burgemeester en Wethouders
hadden ons dit van te voren wel eens kunnen mededeelen.
Burgemeester en Wethouders hebben door deze toelichting
geenszins willen intluenceeren op de benoeming. De Raad is
vrij te benoemen, wien hij wil. AfCht men den heer Metz
beter dan den heer Steijns en wil men daarom hem benoemen,
mij goed, maar men moet er niet over klagen, dat Burge
meester en Wethouders den Raad ten deze hebben voorgelicht.
De bedoelde bepaling uit de Verordening zegt dat, als een
leeraar aan beide inrichtingen les geeft, de uren bij elkaar
geteld worden.
Wanneer te toestand nog de zelfde was als verleden jaar,
dan zou de heer Steijns, die toen 20 uur aan de Hoogere
Burgerschool had, voor deze 4 uur aan het Gymnasium
geen extra-salaris gekregen hebben, want hij moet 24 uur
geven voor zijn stamtraktement. Op het oogenblik geeft hij
22 lesuren door splitsing van klassen, zoodat hij nu slechts