DONDERDAG 23
OCTOBER 1919.
297
van de Lichtfabrieken, die iets verder willen gaan, en mis
schien uit meerdere zekerheid voor het bedrijf komen met een
voorstel, dat noodwendig meer kost aan de gasverbruikers
van Leiden.
Er is op gewezen, dat het voorstel van den Directeur aan
de gemeente zal kosten 250000.
Nu spreekt het vanzelf, dat wanneer het voorstel van
Commissarissen zal worden aangenomen, het nadeel tot eene
kleinere proportie zal worden teruggebracht, maar dan moeten
wij er toch ook eenigszins mede rekening houden, dat het
hier allemaal maar geschetste gegevens zijn.
Er wordt ook erkend, dat door de meerdere afname van
de gasverbruikers, het nadeel spoedig zal zijn ingehaald, dus
dan zal het gevolg zijn van het feit, dat ons voorstel zou
worden aangenomen, dat het nu eenigen tijd langer zal
duren, alvorens dat nadeel zal zijn weggewerkt. Maar daar
tegenover staat dat misschien door dezen prijs naar beneden
te houden, de afname hooger zal worden en de zaak daardoor
bespoedigd kan worden, terwijl aan de andere zijde wij het
voordeel hebben, dat de menschen, die op het oogenblik gas
verbruiken dan niet medehelpen om degenen, die het gas
ook betrekken, meer te laten betalen, dan noodig is. En nu
is het heele bezwaar van mij tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders, dat daarin in de toelichting is betoogd,
dat het noodzakelijk is om den prijs te brengen op 15 en
15£ en daarom heb ik dit voorstel ingediend, overtuigd, dat
ik ben, dat wij het met die cijfers kunnen wagen en omdat ik van
meening ben dat de Leidsche burgerij daardoor gebaat zal zijn.
De heer Huges. M. d. V. Niet alleen als lid van den Raad,
maar ook als lid van de Gascommissie, heb ik mij voor dit
voorstel zeer geïntresseerd. Ik heb alle besprekingen in die
Commissie medegemaakt en ik meende goed te doen door het
voorstel van de S. D. A. P. na te gaan tot in de verste finesses.
Ik heb mij niet op het standpunt willen stellen, dat aan
dit voorstel eene wettiging moet worden gegeven door eenen
gemeentelijken toeslag, maar ik heb het standpunt ingenomen,
dat de cijfers, die een absoluut gevolg moeten zijn van dat
voorstel, naar voren zouden worden gebracht.
Ik heb mij in verbinding gesteld met een mathematicus in
deze stad, een doctor in de wiskunde aan het Gymnasium en
die is zoo goed geweest om voor mij eene berekening te
maken wat dit voorstel aan de verschillende groepen van
inwoners zal kosten. Deze heer is nl. Dr. de Jong. Hij heeft
mij gemachtigd zijn naam te noemen en met zijn cijfers het
praeadvies eens na te gaan en te zien hoe de gevolgen zullen
zijn van het voorstel van de S. D. A. P.
Dat zal dan tengevolge hebben, dat het verlies beneden de
grens van 3000.zal worden betaald door een verhoogden
gasprijs voor de menschen boven die grens en wel met een
zoodanig hoog bedrag, dat ik het belangrijk acht die cijfers
eens mede te deelen, want het cijfer, gisterenavond genoemd
in het Leidsch Dagblad van 1.lijkt daar nog niets op.
Dr. de Jong heeft mij gemachtigd zijn naam te noemen
en staat er voor in, dat wanneer de menschen met een in
komen van boven de ƒ3000.gelijkelijk de hoogere gasprijzen
zouden moeten betalen, zij door elkaar moeten betalen 51
cent voor den M8. Wanneer ook daar eene progressie is naar
gelang van het vermogen, komt dat cijfer voor de drie hoogst
aangeslagenen in deze gemeente op een bedrag van 5.31
per M8.
Mijnheer de Voorzitter. Ik herhaal nog eens, dat ik er den
naam van den man, die daarvoor voor de juistheid van dè
cijfers instaat, heb bijgenoemd.
Ik achtte die cijfers belangrijk genoeg om die eens mede
te deelen.
Nu is zoo straks door den Heer Dubbeldeman wel gezegd,
dat hij niet vasthoudt aan een grens van 3000.Maar al
wil de voorsteller die grens ook verlagen, daar kan ik toch
niet voetstoots met zijn voorstel meegaan. Ik heb mijn advi
seur ook gevraagd eene berekening te maken, wanneer de
grens gesteld wordt op 2000.Mij is toen medegedeeld,
dat allen met een inkomen van boven de 2000 per M3.
38 cent zullen moeten gaari betalen, terwijl al weer de hoogst
aangeslagenen zullen komen op ruim ƒ4.— per M3. Die cijfers
zijn voor mij voldoende om het voorstel van den heer de
la Rie c.s. niet in overweging te nemen. Er komt nog bij,
dat de meegedeelde cijfers m.i. nog niet hoog genoeg zijn,
want mijn raadsman is vooreerst in dit opzicht aan den
te gunstigen kant geweest, daar hij het aantal gasverbruikers
niet-belastingbetalers heeft geschat op 2200, terwijl het in
werkelijkheid eerder 2500 is. In de tweede plaats moet men
niet vergeten, dat er ook gas wordt geleverd aan de buiten
gemeenten, waardoor een voorstel als dit van zeer groot
nadeel voor de gemeentefinanciën zou gaan worden. Een klein
onderzoek door mij ingesteld bij menschen buiten de gemeente
heeft mij geleerd, dat slechts onder een zeer groot voorbehoud
kan worden aangenomen, dat de belastingstandaard daar de
zelfde is als bij ons. Mijn eerste indruk is geweest, dat de
schaal voor ons nadeelig is. Men zou nu tegen mij kunnen
aanvoeren, dat op het nieuwe kohier het aantal van 923
menschen boven de grens aanmerkelijk zal worden ver
hoogd. Ik heb het ons gezonden kohier eens nagezien ten
aanzien van deze grens. Ik heb inderdaad gezien, dat er wel
eenige menschen van beneden de grens er boven zijn gekomen,
dus eene vermeerdering van inkomen tot zeg maar eens
3500.Er staat evenwel tegenover, dat bij de lagere
inkomens er meer dan 10 maal zooveel zijn bijgekomen en
dat zijn allemaal dubbeltjes klanten. Op grond van al die
overwegingen moet ik ten stelligste het aannemen van het
voorstel van de S. D. A. P. ontraden.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders zou ik
daarentegen willen aanbevelen onder een zeker voorbehoud.
Ik heb hierbij eenige opmerkingen te maken naar aanleiding
van het voorstel van den heer Heemskerk. Wanneer het-
voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen,
dan zal dit een verschil in risico geven met het voorstel van
den heer Heemskerk van 75.000.De Directeur van de
Gasfabriek heeft op mij als ambitieus lid van de Commissie
voor de Lichtfabrieken den indruk gemaakt, dien de heer
Heemskerk heelt weergegeven in zijne omschrijving. Ik geloof
ook, dat het commercieël beheer van de gasfabriek in de
beste banden is. Of het evenwel wenschelijk is zulk een lagen
gasprijs te stellen als lokmiddel voor een groot debiet, dat
betwijfel ik. Ik heb er mij dan ook in de Commissie sterk
tegen verklaard, omdat een risico van 272 ton mij voor de
gemeente heel hoog voorkomt. Ik geloof dan ook, dat het
beter is om het voorstel van Burgemeester en Wethouders
aan te nemen. Wanneer wij toch in de praktijk zien, dat de
verbruikers -op den verlaagden gasprijs zullen afkomen als
vliegen op de honing, dan is er niet het minst bezwaar om
zoodra wij zien, dat het debiet van de Gasfabriek stijgt, als
was het de volgende week, over te gaan tot eene verdere
verlaging van den gasprijs.
Als lid van de Gascommissie zou ik den Raad in over
weging willen geven om het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te nemen onder dit voorbehoud, dat zoodra
wij zien, dat het debiet van de Gasfabriek gaat in de richting
als de Directeur gelooft, men onmiddellijk tot verdere ver
laging overgaat.
De heer Oostdam. M. d. Y. Het doet mij genoegen, dat het
brandstoffenvoorstel tot de volgende vergadering is uitgesteld,
want nu kan ik het met mijn buurman, den heer Heemskerk,
den heelen middag eens zijn en dat is plezierig.
Ik ga accoord met het principiëele standpunt van den heer
Heemskerk en wensch dat te ondersteunen.
Wij kunnen een gemeentelijk bedrijf het best vergelijken
met een bedrijfscoöperatie. Met beide wordt bedoeld, de con
sumenten zoo goedkoop mogelijk te helpen. De bedrijfscoöpe
ratie doet zulks doordat zij de winst aan de consumenten in
den vorm van een dividend teruggeeft en het gemeentelijk
bedrijf levert de waren zoo goedkoop mogelijk, niet strevend
naar meer winst dan noodig is voor behoorlijke afschrijving
om het bedrijf in stand te houden. De vraag, of men uit een
gemeentelijk bedrijf nog inkomsten zal mogen putten voor de
gemeentekas, is er eene van andere orde, die ik op het oogen-
bik buiten bespreking zal laten.
Het hoofdargument voor een gemeentelijk bedrijf is dus,
om den consument zoo goedkoop mogelijk de waren te leve
ren en het komt mij voor, dat in principe tusschen die twee
zaken, verbruikscoöperatie en gemeentelijk bedrijf, geen ver
schil bestaat. Het zal dan ook zeker bij het bestuur van geen
enkele bedrijfscoöperatie in de gedachte komen om differen-
tieele prijzen vast te stellen voor de w aren. Er zullen bij iedere
coöperatie natuurlijk leden zijn, die een verschillend inkomen
hebben, maar geen enkele coöperatie zal b.v. de kruideniers
waren aan de laagst bezoldigden leveren voor minderen prijs
en dengenen, die meer inkomen hebben, daarvoor meer in
rekening te brengen.
De heer de la Rie. De concurrentie!
De heer Oostdam. Een coöperatie zou op die wijze haar
eigen graf delven. Zij zou tegen de moeielijkheden, die eene
dergelijke regeling zou geven, niet opgewassen zijn.
De heer de la Rie. Ik noem nog eens de concurrentie!
De heer Oostdam. Ik beschouw de zaak nu principieel en
ik maak mij sterk, dat in geen enkel bestuur van een coö
peratie over differentieele prijzen zou gedacht worden, ook al
was er geen concurrentie. Wanneer er geen concurrentie was,
dan toch zou de toestand eenvoudig zoo zijn, dat men de
waar zou leveren voor alle menschen gelijk en de winst zou
teruggeven in den vorm van dividend. Men zou het bedrijf
eenvoudig vermoorden, wanneer men differentieele prijzen
vast ging stellen.