199
hoogeren prijs te verhuren, of wel daaraan eene andere be
stemming te geven.
De heer Boekee is nu bereid het land, waarvan na de door
trekking der Burggravenlaan een deel ter grootte van
1.06 H.A. voor verhuring in aanmerking komt, voor den tijd
van één jaar van de gemeente te huren tegen betaling van
den dezerzijds overeenkomstig het gevoelen van de Commissie
voor het Grondbedrijf verlangden prijs ad 600 per H.A. en
onder voorwaarde, dat de gemeente te allen tijde het recht
heelt de huur met drie maanden op te zeggen tegen ver
goeding van eventueele schade aan de vóór de opzegging te
velde staande gewassen.
Onder verwijzing naar de ter visie liggende rapporten geven
wij U mitsdien in overweging het bewesten het Raamland
gelegen perceel teelland, kad. bekend Sectie M No. 853 met
de zich daarop bevindende schuur (Sectie M No. 854), ter
oppervlakte van 1.06 H.A. en voorzoover niet benoodigd
voor de doortrekking van de Burggravenlaan, gedurende den
tijd van één jaar, ingaande '1 December 1919, weder te ver
huren aan C. Boekee alhier, voor een huurprijs van 600.—
per H.A. en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke
voorwaarden, evenwel met dien verstande, dat de gemeente
het recht heeft de huur te allen tijde met drie maanden op
te zeggen tegen vergoeding van eventueele schade aan de te
velde staande gewassen, voor zoover die vóór de opzegging
der huur op het land aanwezig waren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 304. Leiden, 9 October 1919.
Ingevolge raadsbesluit van 14 Maart 1918 (Ingek. Stukken
No. 55) werden een 5 tal stukjes grond, elk groot 3 M2.,
verhuurd aan de N.V. A. YV. Segboer's Uitgevers-Maatschappij
te 's Gravenhage voor den tijd van drie jaren, ingaande 26
April 1918, teneinde op elk dier stukjes grond een kiosk te
plaatsen voor den verkoop van couranten, postzegels, tijd
schriften enz., tegen betaling van een huurprijs van 25.
'sjaars voor elke kiosk, bij vooruitbetaling te voldoen.
Aangezien de exploitatie voor haar niet loonend was, ver
zocht zij eerst aan Uwe Vergadering, om de kiosken tegen
50% van den kostprijs ad ƒ3850.over te nemen, en daarna
aan ons College, om de kiosken verder te mogen laten exploi-
teeren door een sigarenfabrikant te dezer stede. Noch Uwe
Vergadering noch ons College ging op die verzoeken in.
Thans vraagt de naamlooze vennootschap in nevensgaand
schrijven, om de huur op 1 October 1919 te doen eindigen
en haar de tot 26 April '20 vooruitbetaalde huur te resti-
tueeren.
Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat
er, nu de kiosken niet meer worden geëxploiteerd, veel voor
te zeggen is om de overeenkomst tusschentijds te ontbinden
en wel met ingang van 26 April a.s. Restitutie van reeds
betaalde huur acnten wij toch, evenmin als de commissie,
gewenscht.
Wij geven U mitsdien in overweging:
a. te besluiten de ingevolge raadsbesluit van 14 Maart 1918
met de N.V. A. W. Segboer's Uitgevers Maatschappij te
's Gravenhage gesloten overeenkomst in zake de verhuring
van een 5 tal stukjes grond, gelegen aan de Hoogstraat bij
de Vischbrug, den Kouden Hoek bij de Haarlemmerstraat,
het Steenschuur bij de Hoogewoerdsbrug, de Doezastraat bij
de Koepoortsbrug en het Noordeindsplein, teneinde op elk
dier stukjes grond een kiosk te plaatsen, reeds op 26 April
1920 te doen eindigen, onder voorwaarde, dat, de kiosken
vóór of op dien datum zijn weggeruimd;
b. te verklaren, dat de sub a bedoelde stukjes grond na
de ontruiming weder voor den openbaren dienst zullen zijn
bestemd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 12 September 1919.
Edelachtbaré Heeren
Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Naar aanleiding Uwer geachte missieve dd. 10 dezer, No.
15a/151 R. verzoeken wij U beleefd het huurcontract te willen
doen eindigen op 1 October a. s. Daar de exploitatie ons reeds
zeer veel verlies heeft opgeleverd, mogen wij zeker wel
rekenen op restitutie van de vooruitbetaalde huur van 1 Oct.
'19—26 April '20.
Gaarne Uwe gunstige beslissing tegemoetziende
Met verschuldigde hoogachting
Uw dw. dn.
N.V. A. W. Segboer's Uitgevers-Maatschappij
De Directeur,
p. o. A. W. Segboer.
N°. 305. Leiden, 9 October 1919.
Bij raadsbesluit van 14 Februari 1918, gewijzigd bij besluit
van 25 Juli d. a. v. (Ingek. Stukken nis 41 en 182) werd een
bedrag van 5500 toegestaan voor de uitbreiding van het
aantal kamertjes iri de damesafdeeling van de zweminrichting
nabij den Hoogen Rijndijk, terwijl bij laatstgenoemd besluit
tevens een bedrag van 6500 beschikbaar werd gesteld voor
de verruiming van het damesbassin dier inrichting.
Blijkens mededeeling van den Directeur van Gemeentewerken
hebben de totaaikosten van beide werken 14134 bedragen,
d. i. 2134 meer, dan de toegestane som ad 12000.
Deze overschrijding, die tot een bedrag van 2029 op reke
ning der kamertjes en tot een bedrag van 105 op rekening
van het bassin is te stellen, is in hoofdzaak veroorzaakt door
de stijging van de loonen en van dé materiaalprijzen, vooral
van het hout, gedurende het tijdvak, gelegen tusschen het
tijdstip, waarop %de begrooting van het werk werd gemaakt,
en dat, waarop de aanbesteding plaats had, d. i. van April
tot October 1918.
Verder moest tengevolge van de ongunstige weersgesteldheid
gedurende de uitvoering der werken eene belangrijke vergoe
ding wegens z.g. onwerkbaar weer aan de werklieden worden
uitbetaald, terwijl eindelijk voor extra schilderwerk f 473
moest worden uitgegeven, teneinde het uiterlijk aanzien van
het bestaande werk meer in overeenstemming te brengen
met den nieuwbouw.
Op grond van een en ander geven wij U alsnu, overeen
komstig het advies van de Commissie van Fabricage, in over
weging, door vaststelling van den hierbij overgelegden supple-
toiren begrootingsstaat alsnog een bedrag van ƒ2134 beschikbaar
te stellen voor de uitbreiding van het aantal kamertjes in de
damesafdeeling van de Zweminrichting nabij den Hoogen
Rijndijk en voor de verruiming van het damesbassin dier
inrichting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 306. Leiden, 9 October 1919.
Ten aanzien van het eerste punt van de in onze handen om
praeadvies gestelde voorstellen van den heer Knuttel, kunnen
wij U mededeelen, dat op dit oogenblik drie bouwplannen in
uitvoering zijn en wel het zoogenaamde Kooiplan van de
Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmans
woningen omvattende, met inbegrip van de woningen bij het
Volkspark, 177 woningen, het tweede plan van »Ons Belang''
omvattende 108 en het tweede plan van »de Eendracht" om
vattende 124 woningen.
Bij U zijn aanhangig twee plannen en wel het derde plan
van »de Eendracht" omvattende 66 woningen en het plan
van »Ons Doel", dat 84 woningen betreft.
Verder is binnenkort bij U de indiening te verwachten van
nog vier bouwplannen, waaromtrent reeds de noodige voor-
loopige besprekingen hebben plaats gehad, ui. van de vereeni
ging Tuinstadsvijk (204 woningen), het tweede plan van de
«Eensgezindheid" (176 woningen), het tweede plan van »de
Goede Woning" (164 woningen) en het derde plan van «Ons
Belang" 200 woningen).
Vóór den zomer van 1921 verwachten wij derhalve, dat hier
ter stede 1300 woningen meer beschikbaar zullen zijn,
terwijl niets er op wijst, dat de bestaande woningbouwver-
eenigingen dan hun arbeid zullen staken. Onder deze om
standigheden vinden wij geen enkele reden, om bovendien nog
1000 woningen van gemeentewege te doen bouwen. Hiertoe
zou alleen aanleiding zijn, als de woningbouwvereenigingen
stilzaten of hun taak verkeerd begrepen of vervulden. Het
tegendeel is echter het geval. Met lust en toewijding vervullen
de verschillende besturen hun taak. Zij geven zich alle moeite
om de voorbereiding van plannen te bespoedigen zonder dat
aan de deugdelijkheid wordt te kort gedaan en ook de exploi
tatie der reeds bestaande woningen geeft tot dusver alle aan
leiding om aan den bouw door woningbouwvereenigingen de
voorkeur te blijven geven boven gemeentelijken bouw. Het
onderhoud toch, waarnaar juist dezer dagen een plaatselijk
onderzoek werd ingesteld, laat op enkele uitzonderingen na
weinig te wenschen over.
Het thans gevolgde systeem doet groote groepen der be
volking medewerken aan de voorziening in de woningbehoefte.
Bij het maken van plannen kan reeds dadelijk rekening wor
den gehouden met de speciale behoeften en wenschen van de
betrokken groep. Tijdens den bouw werken de besturen mede
om toe te zien, dat voor het vele geld goede waar wordt ge
leverd. Staan de woningen er eenmaal, dan gaat het geheele
beheer over aan het door de bewoners zelf gekozen bestuur,
dat meestal ook in de betrokken wijk woont en daardoor van
alles op de hoogte is en de eigenlijke beheersaangelegenheden