198 Omtrent de aan het voorstel verbonden kosten zij het vol gende opgemerkt. Hoewel nog niet met zekerheid is vast te stellen, in welke soorten de brandstoffen, voorzooveel betreft het minimum rantsoen, zullen worden gedistribueerd, ligt het toch in de bedoeling van de Districts-Brandstoffencommissie om, zoo dit slechts eenigszins mogelijk is, de verstrekking te doen plaats hebben in de soorten, die tot 5 September j.l. op de bons beschikbaar werden gesteld. Aannemende, dat de beschikbaarstelling inderdaad aldus kan plaats hebben, worden de kosten dezerzijds geraamd op 127.000.hetgeen, daar de dekking alleen uit den hoofdelijken omslag kan geschieden, gelet op de opbrengst van het tegenwoordige kohier, die ongeveer het tienvoud van dit bedrag beloopt, bij een ongeveer gelijk belastbaar inkomen van het kohier 1919 1920 een verhooging van het vermenig- vuldigingscijfer met beteekent. Zou dit vermenigvuldigings- cijfer anders 1 kunnen zijn, dan zou het nu 1.1 moeten worden. Het hoogste percentage, dat anders 13,7% zijn zou, zou dan alleen voor dit doel stijgen tot 15.07%. Wie anders 10°/o zou moeten betalen, zou dan 11% betalen; wie 5o/0 schuldig was, zou dan 5.5 schuldig worden enz. Uit den aard der zaak zijn de thans geraamde kosten lager, dan het bedrag, genoemd in ons praeadvies van 12 Augustus j.l., aangezien in het adres der Duurte-commissie uit de Leidsche arbeidersbeweging toen een zoodanig rabat werd gevraagd, dat voor hen, die daaraan behoefte hadden, de prijzen niet hooger zouden zijn dan in den afgeloopen winter, terwijl thans feitelijk alleen wordt gevraagd den z.g. Industriebijslag voor rekening van de gemeente te nemen. Het tegen het voorstel van de heeren van der Zeeuw c.s. in het midden gebrachte, geldt m. m. natuurlijk ook tegen het verzoek van het Plaatselijk Revolutionair Socialistisch Comité. De daaraan verbonden kosten worden dezerzijds be groot op 110.000.— a 130.000.—, al naarmate 25 °/0 °f 30°/o bijslag wordt gegeven. Mocht Uwe Vergadering onverhoopt een ander principieel standpunt innemen, dan het door ons ontwikkelde en door den Raad op 21 Augustus j.l. gedeelde, dan zouden wij U toch met aandrang in overweging willen geven een anderen weg in te slaan, dan dien, door de heeren van der Zeeuw c.s. en door het Plaatselijk Revolutionair Socialistisch Comité aangewezen. Indien men toch van oordeel mocht zijn, dat tot het geven van een bijslag moet worden overgegaan, dan komt het ons voor, dat niet onze gemeente, met haren benarden financieelen toestand, doch het Rijk het aangewezen lichaam is, om in dezen de helpende hand te bieden. Door een in overleg met de Regeering door de Rijkskolendistributie getroffen maat regel is de bijslag ten bate van den huisbrand dit jaar verval len en het is daarom o. i. alleszins rationeel, dat, indien men bijslag wil geven, het Rijk daarvoor zorgt, desnoods op de wijze, als bepaald in artikel 3 der Distributiewet 1916, zoodat van den bijslag door het Rijk wordt gedragen en slechts Jg. door de gemeente. Door de gemeentebesturen van Amsterdam, Utrecht, Gro ningen, Arnhem en Dordrecht en het bestuur van de ver- eeniging van Nederlandsche gemeenten is reeds in dien geest een adres tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht, aangezien ook zij van oordeel waren, dat, indien over de gewichtige bezwaren tegen het stelsel der bijslagen werd heengestapt, door het Rijk en niet door de gemeenten maat regelen moesten worden getroffen om in den komenden win ter o. m. voor brandstoffen die prijzen te doen gelden, welke in het afgeloopen jaar van kracht waren. Hangende de beslis sing van de Regeering over dit adres zou het o. i., zelfs al wilde men over alle verdere bedenkingen heenstappen, voor Deiden zeer zeker niet verstandig zijn op het voorstel van de heeren van der Zeeuw c. s. of op het verzoek van het Plaatselijk Revolutionair Socialistisch Comité in te gaan. Wenscht men een ander standpunt in te nemen, dan door ons College is ontvouwd, laat men dan besluiten aan het zooeven genoemde, tot den Minister gerichte adres, adhaesie te betuigen. Het bovenstaande samenvattende geven wij Uwe Vergade ring mitsdien in overweging: a. niet aan te nemen het voorstel van de heeren van der Zeeuw, de la Rie en Dubbeldeman in zake het van gemeente wege verleenen van een bijslag op de brandstoffen prijzen ge durende het loopende seizoen; b. afwijzend te beschikken op het verzoek van het Plaat selijk Revolutionair Socialistisch Comité betreffende dezelfde aangelegenheid c. indien Uwe Vergadering van oordeel mocht zijn, dat ondanks de daaraan verbonden gewichtige bezwaren, toch dezen winter nog tot eene automatische ondersteuning, zooals een bijslag op de brandstoffenprijzen is, moet worden over gegaan, alsdan te besluiten adhaesie te betuigen aan het door de gemeentebesturen van Amsterdam, Utrecht, Groningen, Arnhem en Dordrecht en de vereeniging van Nederlandsche gemeenten tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gerichte adres, waarin verzocht wordt maatregelen te treffen, om in den komenden winter o. m. voor brandstoffen die prijzen te doen gelden, welke in het afgeloopen jaar van kracht waren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 September 1919. ündergeteekenden stellen voor van Gemeentewege aan inge zetenen met een inkomen van niet hooger dan 1200.per jaar een toeslag te verleenen op het minimum-brandstoffenrantsoen van ƒ1.25 per eenheid antraciet, ƒ1.20 per eenheid eierkolen, en ƒ1.00 per eenheid gascokes, en aan hen, met een inkomen tusschen 1200.—en ƒ1800.— een toeslag van respectievelijk ƒ0,621, ƒ0.60 en ƒ0.50, en zulks met terugwerkende kracht over de reeds afgenomen brandstoffen, gedurende het loopende seizoen. J. G. v. d. Zeeuw. J. P. de la Rie. M. Dubbeldeman. Aan den Gemeenteraad Leiden. Toelichting. Het geven van toeslag op de brandstoffen is. o. i. nood zakelijk, daar het voor arbeiders, en met hen gelijkgestelden, onmogelijk is de tegenwoordige prijzen te betalen. De prijzen van 1918 waren reeds zóó hoog, dat B. en W. genoodzaakt waren aan den Raad voor te stellen toeslag te geven op die prijzen. Doch sinds dien is het bedrag, benoodigd voor de aanschaffing van het brandstoffenrantsoen, nog aanzienlijk hooger geworden. De bedoeling van het voorstel is om aan bovengenoemde groepen van ingezetenen het rantsoen beschikbaar te stellen tegen de prijzen van het voorgaande jaar. Aan den Raad der Gemeente Leiden. M. H. ündergeteekenden respectievelijk Voorzitter en Secretaris van het Plaatselijk Revolutionair Socialistisch Comité, ten dezen woonplaats kiezende ten huize van laatstgenoemde, Oude Singel 42 alhier; geven te kennen: dat zij, kennis hebben genomen van de prijzen der brand stoffen van meening zijn, dat voor een groot deel der bevolking, met name der arbeidersklasse, de brandstoffen onbereikbaar zijn vanwege de buitengewone hooge prijzen; redenen, waarom zij er bij den Raad met klem op aan dringen, dat door Uw College maatregelen worden getroffen, om aan de gezinnen waarvan het hoofd en de daarmee gelijk te stellen personen, die niet boven de 2000.'sjaars ver dienen een toeslag op de prijzen der brandstoffen van 25 a 30 procent te verstrekken. Het welk doende in opdracht voor het PI. Revolutionair Socialistisch Comité: H. v. Welzen, Voorzitter. E. de Jongh, Secretaris. Leiden, 23 September 1919. N°. 303. Leiden, 9 October 1919. De huurder van het bewesten het Raamland gelegen per ceel teelland Sectie M, No. 853 met de zich daarop bevin dende schuur, de heer C. Boekee alhier, heeft ons verzocht, dit perceel, voorzoover het niet benoodigd is voor de door trekking van de Burggravenlaan, na het einde van de loopende pacht op 1 December a.s., wederom van de gemeente te mogen huren. Noch bij de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf, noch bij ons College bestaat tegen inwilliging van dit verzoek bezwaar. Weliswaar werd bij den aankoop van het land (zie raadsbesluiten van 13 Maart en 24 April j.l., Ingek. Stukken nis 58 en 111) eene regeling met den huurder getroffen, waarbij deze zich tegen eene schadeloosstelling van 7000 verbond het land ter oppervlakte van 1.43.15 H.A., het welk nog tot 1 December 1921 benevens 5 optiejaren voor den zeer lagen prijs van 397 per jaar aan hem verhuurd was, reeds op 1 December 1919 te verlaten, doch zulks ge schiedde alleen, teneinde reeds tegen het einde van dit jaar de vrije beschikking over het terrein te verkrijgen en dan in de gelegenheid te zijn om het land tegén een belangrijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6