195 men, in plaats van een wijzigingsvoorstel in te dienen, ten spoedigste de aandacht van ons College op de fout vestigt, opdat onzerzijds dadelijk stappen kunnen worden gedaan, om de fout te redresseeren. Doch indien, zooals hier, een voorstel na rijp beraad en op advies van de desbetreffende Commissie en van ons College door den Raad is aangenomen en van een fout daarin absoluut geen sprake is, dan gaat het niet aan, enkel en alleen, omdat men het voorstel liever eenigszins anders aangenomen had gezien en om welke reden ook in gebreke is gebleven op het daarvoor bestemde oogenblik en ter bestemder plaatse voor zijn denkbeeld een lans te breken, op de zaak na de afhandeling terug te komen. Dit leidt slechts tot noodeloos tijdverlies en belemmert den goeden gang van zaken. Vermits het, voorzoover wij ons kunnen herinneren, de eerste maal is, dat een dergelijke, o. i. verkeerde, handelwijze in Uwe Vergadering plaats heeft, hebben wij gemeend deze opmerking, die ook reeds met een enkel woord door de Commissie aan het slot van haar rapport wordt gemaakt, niet achterwege te mogen laten. Overigens geven wij U, gelijk gezegd, overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis in overweging het voorstel van den heer de Lange niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 18 September 1919. In handen onzer Commissie werd om advies een voorstel van den Heer De Lange gesteld, ingediend om in artikel 2 der op 28 Augustus ji opnieuw vastgestelde verordening, regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar-Slachthuis, sub. 1116, laatste lid in plaats van »Voor de eerste 500 varkens" te lezen «Voor de eerste 750 varkens". Naar aanleiding van dit voorstel, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. Bij bet ontwerpen der nieuwe tarieven is eenerzij ds zoo veel mogelijk de billijkheid tegenover de gebruikers van het Slachthuis betracht, terwijl anderzijds tevens met de belangen der gemeente is rekening gehouden. In verband hiermede zijn de rechten procentsgewijze niet alle in dezelfde mate verhoogd. Zoo zijn bijv. de weeggelden voor ie vend vee met 50 a 60°/o en die voor geslacht vee met 33 a 50% verhoogd, terwijl de weegrechten voor partijen vleesch geen verandering hebben ondergaan. Dit laatste vindt zijn oorzaak in het feit, dat bij verhooging der laatstbedoelde rechten een veel min der gebruik der weegtoestellen te verwachten is, wat niet in het belang der gemeente kan worden geacht. Op grond van dezelfde overweging is het minimum aantal dieren, bedoeld in arf. 2 sub. 1116, teruggebracht van 750 op 500, terwijl ook de verhooging van het slachtrecht voor deze dieren iets minder ver is doorgevoerd dan voor de meeste andere slachtrechten. Er zij echter aangeteekend, dat voor alle varkens, welke boven de 500 worden geslacht een zelfde maatstaf van verhooging is aangelegd als voor de overige slachtrechten. Wordt aan het verzoek van den Heer De Lange voldaan, en dus het tegen verhoogd tarief te slachten aantal varkens weder bepaald op 750, dan zal de opbrengst aan slachtgelden voor deze dieren ongetwijfeld 300.meer bedragen dan thans, doch dit wil nog geenszins zeggen, dat in totaal een hooger bedrag aan slachtgelden van de fabrikanten van ver duurzaamde levensmiddelen zal worden ontvangen dan thans. Dit toch hangt geheel af van het totaal aantal te slachten dieren. In dit verband zij erop gewezen, dat de firma Tieleman en Dros, die de eenige fabrikante van verduurzaamde levens middelen is, waarop het bovenstaande van toepassing is, niet gelijk gesteld kan worden met de gewone slagers, die hun vleesch in de gemeente in consumptie brengen. De bedoelde Firma toch slachtte voorheen jaarlijks duizenden varkens, waarvan het vleesch bestemd is om, na verwerking in hare fabriek, naar elders te worden uitgevoerd. Bovendien wordt door haar vrij veel vleesch en organen ter bewerking inge voerd. De voordeelen, welke deze fabriek daardoor aan de gemeente afwerpt, beloopen jaarlijks een zeer aanzienlijk bedrag (keurloonen. slacht-, weeg- en stalgelden), welke in komsten door het Slachthuis moeilijk zouden kunnen worden gemist. Het belang der gemeente brengt daarom mede, dat deze fabriek niet zwaarder wordt belast dan noodig is. In elk geval moet zij in staat worden gesteld met andere vleesch- warenfabrieken, die niet in een abattoir-gemeente gevestigd zijn, en daardoor geen slacht- en keurloonen te betalen heb ben, te kunnen concurreeren. Voorts zij het ons vergund er de aandacht op te vestigen, dat in de Gemeente Groningen (d. i. naast Leiden de eenige abattoir-gemeente waarbinnen worstfabrieken gevestigd zijn) de bepaling omtrent een minimum te slachten dieren, alvorens het exporttarief van toepassing is, niet bestaat. In laatstgenoemde gemeente be draagt thans (een verhooging der tarieven is in voorbereiding) het slachtgeld, voor alle varkens 0.75, onafhankelijk van het aantal. Het in Leiden gestelde minimum van 500 varkens houdt verband met het gevaar, dat eventueel zou kunnen bestaan, dat de gewone slagers zich als labrikanten van verduur zaamde levensmiddelen zouden opwerpen, ten einde van het verlaagde tarief te profiteeren. Nochtans is het plegen van fraude in dit opzicht niet zoo heel gemakkelijk, omdat, gelijk in art. 2 sub. Ill b. is omschreven, de beoordeeling of vleesch inderdaad voor verduurzaming en uitvcer naar elders be stemd is, tot de competentie van onze Commissie behoort. Ten slotte zij nog vermeld, dat, in verband met het eer lang in werking treden van de Wet op de Vleeschkeuring, de fabrikanten van vleeschwaren tot het keuren van de voor hen bestemde slachtdieren in elke gemeente de gelegenheid zullen hebben, zoodat de vrees niet denkbeeldig is, dat zij door het oprichten van eigen slachtplaatsen in omliggende gemeenten, de betaling van hooge slachtrechten voor het gebruik van het Slachthuis alhier, zullen trachten te ont komen. In vergelijking met het oude tarief zal de firma Tieleman en Dros reeds f 1450.aan slachtgeld meer moeten betalen, terwijl het bedrag voor stal- en voedergelden meer dan het dubbele zal zijn van het vroegere. Op bovenstaande gronden meenen wij aanneming van het voorstel van den heer De Lange te moeten ontraden, afgezien nog van het feit, dat het ons niet wenschelijk voorkomt eene verordening, die pas is vastgesteld, reeds thans weer te wijzigen. De Commissie van Beheer over het Openbaar-Slachthuis, W. Pera, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Ik heb de eer voor te stellen om in artikel 2 der veror dening regelende de heffing van belastingen voor het ge bruik van het Openbaar Slachthuis sub III b laaiste lid in plaats van »Voor de eerste 500 varkens..." te lezen: »Voor de eerste 750 varkens" Ter toelichting diene het volgende Volgens de mededeeling der Commissie voor het slachthuis vervat in ingekomen stuk No. 240 van 1919 was de bedoe ling der daarbij voorgestelde verhooging van de slacbttarieven, die inmiddels door den Raad is aangenomen, in het alge meen het geldende tarief met 50 te verhoogen. In het tarief art. 2, sub 111 b is echter voor de eerste 500 varkens slechts eene verhooging ad 33 °/0 toegepast, terwijl voor de volgende 250 varkens het slachttarief zelfs is verlaagd van f 1.80 tot f 1.20 per stuk. Deze afwijking van den norm der aangenomen verhooging is, dunkt mij. voor het onderhavige geval ongemotiveerd, en voor de gemeente met het oog op het exploitatie te kort niet raadzaam. Mijn voorstel beoogt de zeer matige tariefsverhooging voor de eerste groep varkens te behouden, maar dien hoogeren prijs in plaats van over 500 stuks, over het eerste 750 tal (zooals tot heden geschiedde) toe te passen. Aanneming van mijn voorste! zal tengevolge hebben dat voor de eerste 750 varkens in deze rubriek in één jaar 300. slachtloon méér zal worden ontvangen. Leiden 29 Augustus 1919. J. de Lange. Aan den Gemeenteraad. N°. 298. Leiden, 8 October 1919. Tengevolge van het aan den heer G. Kapsenberg verleend eervol ontslag uit zijne betrekking van schoolarts, zal tot de benoeming van een opvolger moeten worden overgegaan. Ingevolge het bepaalde bij art. 2 der verordening van 15 Februari 1906 (Gem.blad No. 4), regelende het genees kundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 11 April 1918 (Gem.blad No. 10), geven wij Uwe Vergadering, geheel overeenkomstig het advies van het College van Stadsgeneesheeren, in overweging tot schoolarts te benoemen den heer H. P. Veldhuyzen, arts, alhier, onder bepaling, dat de benoemde voor de eerste maal zal aftreden op 1 April 1920. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 3