176
Tegen de weigering der goedkeuring kan door Uwe Ver
gadering ingevolge het bepaalde in artikel 28, 3e lid der
Woningwet binnen eene maand beroep bij de Kroon worden
ingesteld.
De meerderheid van ons College acht hiertoe geen termen
aanwezig, aangezien zij de beslissing van Gedeputeerde Staten
volkomen juist acht. De minderheid daarentegen is van oor
deel, dat bij de Kroon beroep moet worden ingesteld tegen
de weigering der goedkeuring.
Als College geven wij U mitsdien in overweging in het
besluit van Gedeputeerde Staten, houdende weigering van
de goedkeuring van Uw besluit van 17 April '1919 tot ge
deeltelijke herziening van het uitbreidingsplan nabij den Hee
rensingel en het station der Hollandsche Electrische Spoor
wegmaatschappij te berusten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
De Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland,
Gezien het schrijven van Burgemeester en Wethouders der
gemeente Leiden van 22 April 1.1.n°. 8/32, daarbij ter goed
keuring inzendende een besluit van den Raad dier gemeente
van 17 April 11., tot vaststelling van de twee op de overge
legde situatieteekeningen aangegeven plannen tot gedeeltelijke
herziening van het plan van uitbreiding, als bedoeld bij art.
28 der Woningwet voor die gemeente;
Gezien de bij het Raadsbesluit behoorende situatieteekeningen
en verdere bijlagen, welke op de gemeentesecretarie voor een
ieder ter inzage hebben gelegen, een nader schrijven van
Burgemeester en Wethouders van 27 Juni 11., n°. 8/65 en de
rapporten van den Inspecteur, belast met het toezicht op de
handhaving van de wettelijke bepalingen betreffende de volks
huisvesting van 13 Mei en 2 Augustus 11., nos. 272 en 432;
Overwegende, dat de vastgestelde gedeeltelijke herzieningen
van het uitbreidingsplan van 18 April 1907 betrelfen tweëerlei,
e,n wel:
1*. het deel der gemeente, gelegen bezuiden den hoogen
Rijndijk en ten Oosten van het buiten de stad omgelegde in
dit jaar voor de scheepvaart opengestelde Rijn-Schiekanaal;
2°. het deel der gemeente, gelegen in de nabijheid van den
Heerensingel tusschen de Os- en Paardenlaan en het em
placement der Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij
Overwegende, wat het eerste plan aangaat, dat, nu de
Raad op 19 Juni 11. besloten heeft dit onveranderd te hand
haven nadat te zijner kennis was gebracht eene opmerking
van den Inspecteur der volksgezondheid, die twijfel opperde
of eene breedte van 15 Meter voor de aan de Oostzijde van
het nieuwe kanaal ontworpen straat niet te gering is wanneer
hier industrieele ondernemingen of pakhuizen zouden worden
gevestigd, hun college, terwijl er overigens tegen deze her
ziening van het uitbreidingsplan geene bezwaren rijzen, aan
dit plan goedkeuring kan verleenen;
Overwegende, wat het tweede plan betreft, dat de herziening
hierin bestaat, dat het verlengde van de 15 Meter breede,
evenwijdig aan den Heerensingel loopendeSophiastraat tusschen
de tot 12 Meter te verbreeden Os- en Paardenlaan en de
evenwijdig aan die laan geprojecteerde 12 Meter breede straat
bewesten het stationsemplacement der Hollandsche Electrische
Spoorwegmaatschappij, zal komen te vervallen;
Overwegende, dat, blijkens de toelichtende beschrijving,
deze wijziging van het uitbreidingsplan een uitvloeisel is van
het voornemen van de Directie der Leidsche Tapijt- en
Mattenfabriek om het door haar te Nijkerk geëxploiteerde
bedrijf naar Leiden over te brengen, in verband waarmede
beschikt moet kunnen worden over een voldoend groot terrein,
niet onderbroken door voor straataanleg bestemden grond;
dat toch de aan die fabriek toobehoorende terreinen volgens
het thans geldend uitbreidingsplan doorsneden worden door
het verlengde van bovenbedoelde Sophiastraat, zoodat aan
het nieuwe fabrieksgebouw slechts beperkte afmetingen zouden
kunnen worden gegeven en eene rationeele exploitatie van
het bedrijf in hooge mate bemoeilijkt zou worden
Overwegende, dat in dit deel van het uitbreidingsplan bij
Raadsbesluit van 24 Augustus 1916 onder goedkeuring van
hun college wijziging is gebracht, in dier voege, dat o. a. een
over de terreinen dezer fabriek aan de Os- en Paardenlaan
ontworpen 12 Meter breede straat kwam te vervallen, maar
dat de Raad toen bezwaar meende te moeten maken tegen
het tevens laten vervallen van de in het verlengde van de
Sophiastraat geprojecteerde 15 Meter breede straat, aangezien
deze straat leidde naar den 12 Meter breeden belangrijken
verkeersweg bewesten het stationsemplacement der Hollandsche
Electrische Spoorwegmaatschappij en deel uitmaakte van een
eventueelen hoofdverbindingsweg met het bouwplan beoosten
de Kooilaan, terwijl bovendien tengevolge van het vervallen
van die straat eene doodloopende straat zou ontstaan, hetgeen
zeer zeker niet in het belang van het verkeer zou zijn;
Overwegende, dat, nadat de directie der fabriek zich twee
jaren later andermaal tot het gemeentebestuur gewend had
met verzoek de door haar in 1916 ook gewenschte wijziging
van het uitbreidingsplan, waarop toen afwijzend beschikt w-as,
alsnog aan te brengen, Burgemeester en Wethouders bij hun
praeadvies van 28 October 1918 den Raad in overweging
hebben gegeven, met handhaving van zijn besluit van 24
Augustus 1916, op het verzoek om wijziging van het uit
breidingsplan ten behoeve van den bouw dier fabriek aan de
Os- en Paardenlaan opnieuw afwijzend te beschikken;
dat de Raad echter in diens openbare vergadering van 14
November 1918 met 22 tegen 5 stemmen zich vereenigd heeft
met de door de heeren A. Mulder en Jaeger voorgestelde
motie, waarbij werd uitgesproken, dat het verzoek der
Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek kon worden ingewilligd <^n
aan Burgemeester en Wethouders in overweging werd ge
geven aan de uitvoering van dit verzoek eene goede en juiste
richting te geven;
Overwegende, dat, ofschoon Burgemeester en Wethouders
de door de fabriek verzochte nieuwe wijziging van het uit
breidingsplan ongewenscht bleven achten, zij naar aanleiding
van bedoelde motie die wijziging, waardoor de over het fabrieks
terrein geprojecteerde straat in het verlengde van de Sophia
straat komt te vervallen, hebben ontworpen en, nadat de
Gezondheidscommissie gehoord was, ter visie doen leggen,
waarna de Raad die wijziging in zijne openbare vergadering
van 17 April 11. zonder hoofdelijke stemming heeft vast
gesteld
Overwegende, dat de Inspecteur der volksgezondheid de
bezwaren, die Burgemeester en Wethouders tegen deze ver
zochte wijziging van het uitbreidingsplan hebben aangevoerd,
ten volle deelt en er nog op wijst hoe bedenkelijk het is
alleen voor speciale particuliere belangen een uitbreidingsplan
te wijzigen, hetgeen in dit geval te meer klemt, waar het
oorspronkelijk uitbreidingsplan reeds bestond, toen de directie
der Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek deze gronden aan
kocht, zoodat zij had kunnen weten, dat ter plaatse een
hoofdverkeersweg was ontworpen
Overwegende, dat mag worden aangenomen, dat de Sophia
straat, waarvan hier sprake is, aan de doortrekking waarvan
de gemeente Leiden indertijd, mede met het oog daarop, dat
zij in oostelijke richting, eventueel met een overweg over de
spoorbaan, naar het Kooiterrein zou kunnen worden door
getrokken, veel geld ten koste heeft gelegd, bestemd is om
deel uit te maken van een op het plan van uitbreiding ont
worpen hoofdverbindingsweg;
Overwegende, dat nu ook naar het oordeel van hun college,
het doen vervallen van een deel van dien hoofdverkeersweg
ter plaatse waar men in oostelijke richting de spoorbaan
gaat naderen, niet te billijken is, daar hierdoor ten gerieve
uitsluitend van particuliere belangen het openbaar verkeers-
belang zou worden geschaad;
Overwegende, dat het tweede plan tot gedeeltelijke herziening
van het uitbreidingsplan dus niet goedgekeurd kan worden;
Besluiten:
le. het besluit van den Raad der gemeente Leiden van 17
April 11. goed te keuren alleen voorzoover daarbij de ge
deeltelijke herziening van het uitbreidingsplan betreffende
het deel der gemeente, gelegen bezuiden den hoogen Rijndijk
en ten Oosten van het nieuw gegraven Rijn-Schiekanaal
werd vastgesteld;
2e. aan dat besluit, voorzoover daarbij tevens eene ge
deeltelijke herziening van het uitbreidingsplan nabij den
Heerensingel en het station der Hollandsche Electrische Spoor
wegmaatschappij werd vastgesteld, goedkeuring te onthouden.
Dit besluit te zenden:
le. aan Burgemeester en Wethouders van Leiden ter mede-
deeling aan den Raad;
2e. aan den Inspecteur der volksgezondheid, W. van Boven
3e. aan de directie der Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek
te Leiden, Os- en Paardenlaan no. 41, ter kennisneming.
's-Gravenhage, 2/4 September 1919.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
Sweerts, Voorzitter.
De Monchy, Griffier.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.