212
DONDERDAG 28 AUGUSTUS 1919.
middelbaar technicus uitgesloten. Onlangs is mij dat nog door
een bestuurslid van dien Bond gezegd. Maar al ware dat zoo,
dat het ging om de zaak van een diploma ol niet, dan geloof
ik toch nog niet, dat het op den weg van de gemeente ligt
om door het stellen van een regel, de personen, die de scholing
hebben gekregen enkel door de praktijk, uit te sluiten van
dergelijke betrekkingen, waarbij het vooral op goed practisch
onderlegd zijn aankomt.
Ik geloof, dat als regel mag gelden, dat men de geschiktsten
moet zien te krijgen, hetzij de kennis vooral in de praktijk
is opgedaan, dan wel meer van theoretischen aard is.
Dan hebben wij nog de quaestie van den heer de Zwart,
die niet zou zijn aangesloten bij de vereeniging van architecten,
ten aanzien van welken persoon men meent, dat hij niet op
zoo'n groot werk thuis behoort.
En nu kan ik wel zeggen, dat van de architecten, die bij
de verschillende bouwvereenigingen werkzaam zijn, de heer de
Zwart, wat betreft toewijding en betrouwbaarheid dat zijn
toch voorname vereischten zeker wel tot de allerbeste
gerekend mag worden. Ik geloof dus dat het feit, dat een
dergelijk architect als de heer de Zwart in de practijk gevormd
is, in geen enkel opzicht reden mag zijn om hem te disquali-
ficeeren.
Daarom komt het mij voor, dat de Raad, wat alle deze
punten betreft, goed zal doen met het adres voor kennisgeving
aan te nemen.
Aldus wordt besloten.
2°. Adres van het Leidsche Drankweer-Gomité in zake de
sluiting van drankgelegenheden bij gelegenheid van de feest
viering op 31 Augustus en 1 September.
3°. Adhaesiebetuigingen aan dat adres van
den R. Kath. Diocesanen Vrouwenbond, afd. Leiden;
den Leidschen Christelijken Besturenbond;
de Maria-Vereeniging
de afd. Leiden en omstreken der Unie van Chr. onder
wijzers en onderwijzeressen in Nederland;
het Moderamen van den Kerkeraad der Nederl. Hervormde
gemeente;
de afd. Leiden van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij
den Secretaris van de afd. Leiden van den Yrijzinnig-
Democratischen Bond;
den Kerkeraad der Gereform. Kerk;
de Christelijk-llistorische Kiesvereeniging te Leiden.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Zooals uit het adres blijkt,
is het de bedoeling van het Leidsche Drankweer-Comité, dat
de Raad bij verordening zal bepalen dat alle vergunnings- en
verlofslocaliteiten voor alcoholhoudenden drank anderen dan
sterken drank zullen gesloten zijn op 31 Augustus en 1 Septem
ber, de beide dagen die bestemd zijn voor de viering van den ver
jaardag van H. M. de Koningin en tevens voor de herdenking van
het feit dat ons Vaderland buiten den oorlog bleef. Subsidiair ver
zoekt het Comité om te bepalen dat die inrichtingen geopend
mogen blijven, mits geen sterke drank of bier verkocht wordt.
Nu kan de door adressante bedoelde verordening niet door
Uwe Vergadering worden vastgesteld op grond van artikel 7,
2e lid, 4° der Drankwet, omdat dat artikel alleen den ver
koop van sterken drank regelt en niet den verkoop van
alcoholhoudenden drank.
Het request en de stroom van adhaesie-betuigingen zijn
echter geheel overbodig daar deze zaak reeds door Uwe Ver
gadering zelf geregeld is en wel bij de verordening van 18
Januari 1917 op Vergunnings- en Verlofslocaliteiten.
De artikelen 5, 6 en 7 dier verordening geven aan den
Burgemeester de bevoegdheid om, indien bij buitengewone
omstandigheden drankmisbruik en dientengevolge verstoring
der openbare orde is te vreezen, alle verzochte maatregelen
te nemen.
Ik geef U derhalve in overweging het adres van het
Leidsche Drankweer-Comité en ook die van de andere ver-
eenigingen te stellen in handen van den Burgemeester ter
afdoening.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou dit adres gaarne aan U
toevertrouwen, maar gezien den grooten stroom van adhaesie
betuigingen, waaruit blijkt hoezeer men met dit adres is
ingenomen, zou ik U willen vragen welke maatregelen U van
plan is die dagen te nemen.
De Voorzitter. Ik kan het aan het Bestuur van deze
Vereeniging wel vergeven, dat het, waar hier zooveel wordt
verhandeld, vergeten heeft, dat deze verordening op verzoek van
den Minister is ontworpen en door den Raad is vastgesteld;
men vraagt dus iets, wat reeds lang bestaat. Aan den Burge
meester is de macht gegeven om zelfs geheele wijken te
sluiten voor den verkoop van sterken drank. Indien de Raad
in de bestaande verordening wijzigingen wil aanbrengen, kan
dat geschieden, maar dan zal het in ieder geval niet moge
lijk zijn, dat wij nog voor den 31 Augustus het ontvangst-
bericht hierop hebben ontvangen van Gedep. Staten. Ik meen
dus geen ander antwoord te kunnen geven dan ik zooeven
gedaan heb.
De heer Sijtsma. M. d. V. Er bestaat tusschen U en mij
een misverstand evenals tusschen U en adressanten. Er wordt
geen prijs op gesteld, dat er een nieuwe verordening wordt
ontworpen, al wist men blijkbaar niet, dat er reeds eene
dergelijke verordening bestond, maar dat in die dagen geen
sterke drank in café's en koffiehuizen wordt geschonken. Nu
zou ik gaarne van U vernemen, dat U kunt antwoorden: ik
geef U de verzekering, dat die dagen geen sterke drank mag
worden geschonken.
Ik zal dan ook geheel tevreden zijn gesteld, wanneer ik
dit bevestigend antwoord van U zal mogen ontvangen en de
talrijke adressanten eveneens.
De Voorzitter. IJ vergist zich toch, want het adres luidt:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De inhoud van het adres is, dat aan den Raad wordt
verzocht eene verordening vast te stellen en nu antwoord ik:
dat kan niet, want deze verordening bestaat reeds. Indien
men wilde, wat U beweert, dat de bedoeling van adressanten
is, dan had men zich tot den Burgemeester moeten wenden,
terwijl wij hier te doen hebben met een verzoek aan den Raad.
U dwaalt af op zijpaden en vraagt, wat ik van plan ben op
die dagen te doen. Die vraag kunt U doen bij de rondvraag.
Op het oogenblik is aan de orde het adres aan den Raad
om eene verordening te ontwerpen. Bij dit punt hebben wij
ons op het oogenblik te bepalen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Dan zal ik mij hierbij neerleggen
en niet aandringen op een antwoord op mijne vraag.
De Voorzitter. Ik stel voor dit adres te stellen in handen
van den Burgemeester ter afdoening.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Dan wil ik U wel mededeelen dat het mijn
voornemen is ditmaal van mijne bevoegdheid geen gebruik
te makert. Ik acht dit ook absoluut niet noodig. Bij de
demoblisatie heeft geen drankmisbruik plaats gehad en ik
vrees het nu evenmin.
Naar mijne tneening moet een dergelijke maatregel zoolang
mogelijk achterwege blijven, omdat men met dien maatregel
weinig of niets bereikt. Immers, sluiting van dranklokalen
sluit het drinken van sterken drank niet uit. Wil men sterken
drank drinken dan is er altijd gelegenheid toe.
Het drankmisbruik is echter in deze gemeente niet groot
en ik heb bovendien te goed vertrouwen in de Leidsche
bevolking om nu reeds een maatregel te nemen, die mijns inziens
bij velen niet gunstig zal worden opgenomen, vermits hij voor
zeer velen onnoodig hinderlijk en nadeelig is en waarmede
men, naar mijne vaste overtuiging, bijzonder weinig zal bereiken.
Ik hoop, dat de vergunning- en verlofhouders' deze woorden
ter harte zullen nemen. Van hun optreden hangt toch veel
af. Mochten zij niet medewerken, zoo zoude ik voor 3 October
en wellicht de winkelweek een andere beslissing moeten nemen.
Het komt mij voor, dat het niet gewenscht. is op dit tijdstip
nu men voor het eerst weder eens van harte vlaggen kan,
omdat het vrede is, die eerste gelegenheid weder aan te
grijpen om de vrijheid te beperken, uitgaande van de vrees,
dat er misbruik van zal worden gemaakt. Mocht dat het geval
zijn, dan zal ik bij de volgende gelegenheid van feestviering,
namelijk den 3en October van mijne bevoegdheid gebruikmaken.
4°. Verzoeken van de afd. Leiden en omstreken van den
Nederl. Bond van Koffiehuis-, Restauranthouders en Slijters
en van de afd. Leiden van de R. K. Vereeniging van hande
laren in Wijnen, Likeuren en Gedistilleerd, Hotel-, Café- en
Restauranthouders »St. Jan", om op het verzoek van het
Drankweer-Comité afwijzend te beschikken.
5°. Verzoek van de Eerste Leidsche Accordeonvereeniging
«Onderling Kunstgenot" om het gebruik van het gymnastiek
lokaal der school in de Van der Werfstraat.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
ter afdoening.
6°. Adres van de R. Kath. Agenten van Politievereeniging
inzake betere regeling van de dienst en rusttijden, vergoeding
voor overuren, invoering van den 8-urigen arbeidsdag, regeling
van het straffenstelsel bij verordening en instelling van een
Commissie van advies.