206 DONDERDAG 21 AUGUSTUS 1919.
verzoek tegemoet komen, hoewel den vorigen keer Uw verzoek
eigenlijk wel wat al te voetstoots is ingewilligd, want het geeft
een massa werk, waarmede de gemeente zoo goed als niet is
gebaat. Ik zal echter zien, wat ik doen kan, al zijn de amb
tenaren overladen met werkzaamheden, terwijl ik bovendien
de noodzakelijkheid ervan ook niet zoozeer inzie.
De heer de Lange. Ik hoop dan, dat de Raad in het alge
meen wat nieuwsgieriger zal worden en mij zal steunen in
mijne poging om dergelijke inlichtingen te verkrijgen, want
ik zwicht niet voor Uwe argumenten.
Het is het recht van den Gemeenteraad, dat wij weten op
welke wijze de gelden besteed worden en ik heb niets geen
bijzondere waardeering voor de moeite, die het verschaffen
van die inlichtingen kost, want dat zijn moeiten, die men
zich moet getroosten. De ambtenaren zijn er om de zaken
van de gemeente behoorlijk te administreeren en de moeite
die dat kost, moet dat dan maar kosten.
De Voorzitter. Dat ben ik niet geheel met U eens. Men
kan tenslotte alles wel gaan eischeri van de ambtenaren, maar
het gevolg zal zijn, dat men er toe moet overgaan om een
paar extra ambtenaren aan te stellen, en wanneer dit geschiedt,
alleen omdat er allerlei details en inlichtingen worden gevraagd,
dan betwijfel ik zeer of het geld van de gemeente op die
manier wel nuttig wordt besteed.
De heer de Lange. Dat is de zaak niet. Men zou nog
verder van het goede pad af kunnen wijken en, bij wijze van
voorbeeld gesproken, Commissarissen van de Lichtfabrieken
zouden te eeniger tijd kunnen denken: wij behoeven niet
meer mede te deelen, hoeveel Ms. gas er is verbruikt en
hoeveel kolen wij hebben gehad, als de Raad maar weet
hoe groot het nadeelig ot voordeelig saldo is, dan is het
voldoende.
Neen, de Raad moet niet alleen weten, of er een voor
deelig of nadeelig saldo is, maar ook over welke artikelen
dat geleden is en over welke hoeveelheden; dat is het recht
van den Raad en daarvoor kom ik op.
De Voorzitter. Hier is een uitvoerig verslag bij gegeven,
dus wordt er niet maar alleen medegedeeld of er een nadeelig
of voordeelig saldo is, zooals U het doet voorkomen.
Ik herhaal nog eens: wanneer de Raad over alles uitvoerige
en minutieuse inlichtingen wil hebben, goed, maar dan moet
hij de gevolgen daarvan ook aanvaarden.
De heer de Lange. Die kosten moeten worden betaald uit
de gemeentekas.
De heer Fokker. Dan zouden wij daarvoor weer meer
belasting moeten betalen, ik zou U danken!
De Voorzitter. U wenscht een statistiek, waar niemand
eenig nut van heeft en die aan de gemeente heel wat geld
zou moeten kosten, omdat hiervoor expres een ambtenaar aan
het werk zou moeten worden gesteld. Ik zou de heeren hier
wel op attent willen maken.
De heer de Lange. Ik ben het volstrekt niet met U eens.
Mag ik ook een antwoord op mijn tweede vraag?
De Voorzitter. Wat Uw tweede vraag betreft, kan ik rnede-
deelen, dat die varkens, natuurlijk tegen den prijs, voor een
groot deel zijn afgestaan aan instellingen van weldadigheid,
daar dat kleine aantal varkens voor de distributie absoluut
geen beteekenis had. Daarom zijn die 55 varkens niet gedis
tribueerd, maar verkocht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank U voor Uwe inlichtingen,
al moet ik bekennen door U niet geheel en al overtuigd te
zijn geworden. U noemt een bedrag van f 18000.— een kleine
som, maar zooals U zelf zegt is het maar het Vio van het
geheele verlies, dat dus bedraagt 180000.— en dat is mijns
inziens wel een groot bedrag. Wanneer in het verslag had gestaan
wat de heer de Lange vraagt, n.l. hoeveel vleesch is gedis
tribueerd geworden, dan zouden wij een beteren kijk hebben
op deze zaak. Ik sta in dit opzicht aan de zijde van den heer
de Lange. Nu weet ik niet, of men voor het verschaffen van
meerdere gegevens een ambtenaar meer noodig zal hebben,
maar ik zou in ieder geval ook die gegevens wenschen, waar
door wij in staat zijn de zaken precies te beoordeelen.
Ik zou, nu ik toch het woord heb, nog eene enkele vraag
willen doen. Wij hebben indertijd een groot quantum stok-
visch aangekocht. Nu is mij medegedeeld, dat er nog eene
groote partij van gelegen is in het Slachthuis en dat deze
partij zich in een niet al te besten staat bevindt. Is dat zoo?
Wanneer dat zoo is, was er dan dezen winter geen gelegen
heid om de stokvisch te distribueeren? Nu is het daarvoor
te laat geworden.
De Voorzitter. Voorzoover ik weet (de heer Stuurman is
op het oogenblik met verlof) is er van de stokvisch nog maar
een zekere hoeveelheid over, die echter absoluut niet is be
dorven, maar integendeel in goeden toestand verkeert. Men
kan die natuurlijk nu niet distribueeren, maar zal er mede
wachten tot van den winter. Die stokvisch was eene extra
distributie, waarmede men veel menschen genoegen heeft
gedaan. Dat er van wat nog over is, iets zou zijn bedorven,
daarvan is mij, zooals ik zeg, in het geheel niets bekend.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming tot goedkeuring der stukken besloten.
X. Voorstel tot toekenning van een bijdrage in de kosten
van een door de Leidsche Zwemclub te organiseeren Volks
zwemfeest.
(Zie Ing. St. No. 217.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Lange. M. d. V. Op grond van hetgeen door mij
verleden jaar hieromtrent is gezegd en wat ik thans niet wil
herhalen, heb ik bezwaar tegen dit voorstel en verzoek ik
hoofdelijke stemming. Ik wil er bijvoegen, dat het nu en in
het vervolg veel gemakkelijker zal zijn den Zondag niet te
besteden voor dergelijke sportfeesten, omdat wij nu den
vrijen Zaterdagmiddag hebben.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burge
meester en Wethouders, daarop in stemming gebracht, aan
genomen met 16 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: van Hamel, van Romburgh,
Sijtsma, Oostdam, Reimeringer, van Gruting, Fokker, Planjer,
Heemskerk, Bots, van der Pot, Zwiers, van Tol, Jaeger, van
der Lip en de Boer.
Tegen stemmen de heeren: de Lange, A. Mulder, Pera,
Huurman en Wilmer.
XI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van den 23sten Mei 1918 (Gem. Blad No. 15), regelende de
verdeeling der gemeente Leiden in stemdistricten voor de
verkiezing van leden van den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. No. 218.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig
artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld;
XII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van den 23sten Mei 1918 (Gem. Blad No 16), houdende aan
wijzing van de stemlokalen voor de stemdistricten, waarin de
gemeente Leiden is verdeeld voor de verkiezing van leden
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale
Staten en den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. No. 218.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig
artikel en daarmede de gansche verordening wordt zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XIII. Praeadvies op het verzoek van de N.V. A. W. Seg-
boer's Uitgevers-Maatschappij om hare 5 kiosken door de
gemeente te doen overnemen.
(Zie Ing. St. No. 227.)
Wordt zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XIV. Voorstel tot nadere vaststelling van de bezoldigingen
van den Directeur van het tijdelijk Levensmiddelenbedrijf,
van dien van het tijdelijk Distributiebedrijf voor vleesch en
visch en van den adjunct-Directeur van dat bedrijf.
(Zie Ing. St. No. 220.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Heemskerk. M. d. V. Het is mij niet duidelijk,
of wij niet tegelijk met de regeling van de salarissen van de
beide functionarissen zouden kunnen overgaan om de trakte
menten van den Directeur en den Adjunct-Directeur tijdelijk
te schorsen, want ik kan niet begrijpen wat de werkzaam
heden zijn aan het Distributiebedrijf van vleesch en visch.
Wij hopen, dat dat binnenkort geheel zal ophouden, maar op
het oogenblik kunnen die werkzaamheden niet anders zijn
dan eenige kleine bezigheden, die misschien een gevolg zijn
van de distributie. Daarom, hoewel ik wel medega met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van
den Directeur van het Levensmiddelenbedrijf. dat nog altijd